“… Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht!”
“… Ik denk aan u … toen u achter Mij aanging in de woestijn …” (Jer. 2:2).
“En Henoch wandelde met God” (Gen. 5:22,24).
Een wandel voor Gods aangezicht houdt de ziel in voortdurende oefening en waakzaamheid. Het bewustzijn dat Gods oog op ons gericht is, doet ons voorzichtig wandelen en onze weg in overeenstemming brengen met Zijn wil. God ziet al onze stappen en neemt kennis van iedere afwijking van de ‘wegen van het recht’. Dit bewustzijn zal ons dagelijks doen zuchten: “… maak mij bekend de weg, die ik te gaan heb … laat Uw goede Geest mij leiden in een geëffend land” (Ps. 143:8,10).
Een wandel achter de Heer vereist gehoorzaamheid en onderworpenheid. De woestijn waarin wij ons bevinden is een woestenij waarin wij echter Zijn voetsporen vinden, die Hij ons in Zijn Woord heeft nagelaten en die wij alleen maar hebben te volgen om niet verkeerd te gaan. “Zijn voetstappen druipen van vettigheid” en zijn vol van zegen voor ons. Daarom “laten wij in hetzelfde spoor verder wandelen”! (Fil. 3:16).
Maar het heerlijkste deel is toch een wandel met Hem dat in volledige overeenstemming met Zijn gedachten en plannen is. Wanneer we met Hem wandelen, moeten wij gelijke tred met Hem houden; we kunnen ons daarbij met Hem onderhouden en Hij kan tot ons spreken en ons Zijn gedachten meedelen. Zo was het bij Henoch. Hij was in volle gemeenschap met God, zodat Hij hem grote geheimenissen kon openbaren (Judas 14 en 15). Wat een kostbaar deel! Mogen wij toch ook allen dit deel kennen en bezitten!
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW