20 jaar geleden

Gaven van de Geest of dweperij? (4)

4. De zogenoemde “voorspellingen” en “openbaringen”

“Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is”, zegt God tegen de profeet Hoséa (Hos. 4:6). Helaas is er ook tegenwoordig een beklagenswaardig gebrek aan kennis van de gedachten van God bij veel Christenen vast te stellen. Hoevele gelovigen zijn in staat uit te leggen, wat de Heilige Schrift, in bijzonder het Nieuwe Testament, met “voorspellingen” bedoelt? Dat is immers de belangrijkste voorwaarde, om de vele valse voorstellingen en uitingen op de juiste manier tegemoet te treden! Hoevele gelovigen komen door de beweringen van de charismaten over zogenoemde voorspellingen of openbaringen onder de indruk en zelfs meegesleurd! Nuchterheid blijkt noodzakelijk te zijn en het voorbeeld van de Bereeers is vandaag ook voor ons nog toonaangevend. Toen de grote apostel Paulus hen het evangelie verkondigde, namen zij het Woord met alle bereidwilligheid aan. Maar gelijktijdig onderzochten zij dagelijks de Schriften, “of deze dingen zo waren” (Hand. 17:11).

Voorspellingen

Laten we eerst nagaan, wat het Nieuwe Testament zegt over profeten (Gr. prophetes), profetieën of voorspellingen (Gr. propheteia) en profeteren (Gr. propheteuos). Alle deze woorden horen in Grieks tot dezelfde stam. De gangbare, maar verkeerde mening is, dat een profeet iemand zou zijn, die toekomstige dingen vantevoren vertelt. Wanneer we echter bijvoorbeeld de Oud-testamentische boeken van de profeten Jona en Haggaï lezen, stellen we vast, dat ze of helemaal geen of slechts weinig toekomstvoorzeggingen uitgesproken hebben. Jona had de taak, in opdracht van God, de inwoners van Nineve tot bekering op te roepen. Hij was als het ware een “evangelist”.

En Haggaï werd door God de opdracht gegeven, het krachteloze en wereldgelijkvormig geworden overblijfsel van Israël tot omkeer op te roepen. Alleen de laatste van zijn vier uitspraken aan het volk houdt een vooruitblik in met betrekking tot de eindtijd en de Messias (Hag. 2:21-23).

Weliswaar hebben de meeste van de Oud-testamentische profeten zoals Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël toekomstige dingen voorzegd, maar dat is niet het hoofdkenmerk van de profeten. Een Elia en een Elisa hebben in de eerste plaats het geweten van het volk aangesproken. Elia zegt aan het begin van zijn dienst: “Zowaar de Heere, de God van Israel leeft,voor Wiens aangezicht ik sta, … (1 Kon. 17:1). Dat is het kenmerk van een profeet, dat hij in de onmiddellijke nabijheid van God, in praktische gemeenschap met Hem staat. Vanuit deze gemeenschap met God kan hij zeggen, wat Gods gedachten zijn, die de toestand op dat moment van de ontvangers van de boodschap in het Goddelijk licht stellen. Zo gebiedt Petrus de gelovigen: “Als iemand spreekt, [laat het zijn] als uitspraken van God” (1 Petr. 4:11), dat betekent woorden die hij uit de praktische gemeenschap met God heeft ontvangen en die zodanig aangepast zijn aan de toestand van de toehoorders op dat moment, dat ze het geweten bereiken. Het Griekse woord logia, dat hier wordt vertaald met “uitspraken”, duidt ook de het orakel van de heidense Griekse goden aan.

De dienst van een leraar is nuttig voor diegenen, die geestelijk gezind zijn en interesse hebben in de dingen van de Heer. De dienst van de profeten echter bereikt ook de geweten van degenen, die ongeestelijk en onverschillig zijn geworden! “Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of een onkundige binnen, dan wordt hij door allen overtuigd, door allen beoordeeld; het verborgene van zijn hart wordt openbaar; en hij zal, terwijl hij op zijn aangezicht neervalt, God aanbidden en verkondigen dat God waarlijk onder u is” (1 Kor. 14:24-25).

Na deze korte verklaring kunnen we hetgeen gezegd is over de profetie in het veertiende hoofdstuk van de eerste brief aan de Korinthe goed begrijpen. In dit gedeelte waarschuwt de apostel de Korinthiërs voor de overwaardering van de gave van het spreken in talen en beveelt hen, ernaar te streven om te profeteren. “Streeft naar de liefde en streeft naar de geestelijke [gaven], maar vooral, dat gij moogt profeteren” (1 Kor. 14:1). De voorspelling of profetie is een genadegave van God. Naar deze dienst moesten de Korinthiers in eerste instantie streven. Hij stelt echter voorop, dat degene, die profeteert, in nauwe gemeenschap met de Heer staat. Wie zo de dienst van de profetie uitoefent, “spreekt voor mensen tot stichting en vermaning en vertroosting … maar wie profeteert, sticht de gemeente” (1 Kor. 14:3-4). “En dat twee of drie profeten spreken en dat de anderen oordelen … want gij kunt allen, een voor een, profeteren, opdat allen leren en allen getroost worden” (1 Kor. 14:29, 30). Deze dienst heeft meer dan elke andere de praktische steun van het geloofsleven van de gemeente tot doel. We begrijpen daardoor goed, dat de apostel aan de Korinthiërs schrijft: “En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt” (1 Kor. 14:5). Maar ook deze dienst is, evenals elke andere, onderworpen aan het beoordeling van de overige gelovigen.

Na het getuigenis van het Nieuwe Testament werd deze profetische dienst ook door zusters uitgeoefend (Hand. 21:9; 1 Kor. 11:4, 5), maar alleen buiten de samenkomsten van de gelovigen, omdat het de vrouwen volgens Gods Woord betaamt in de samenkomsten te zwijgen (1 Kor. 14:34-35).

Openbaringen

De gave van de profeten nam in de begintijd toen de gemeente van God op aarde gevestigd werd, een bijzondere plaats in en dat leek op die van de apostelen. In 1 Korinthe 12:28, 29 worden de profeten in de volgorde van de gaven op de tweede plaats, na die van het apostelschap, genoemd: “En God heeft sommigen in de gemeente gesteld: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars” (verg. Ef. 4:11). In Efeze 2:20 worden apostelen en profeten als fundament van het Goddelijke bouwwerk beschreven: “Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus zelf de hoeksteen is, in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in [de] Heer; in wie ook gij mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in de Geest”. De verklaring voor deze bijzondere plaats, die de profeten met de apostelen gezamenlijk innamen, vinden we in Efeze 3:5. Daar is sprake van de verborgenheid van Christus, “die in andere geslachten de zonen van de mensen niet bekend gemaakt is, zoals zij nu in de Geest geopenbaard is aan zijn heilige apostelen en profeten”.

Deze profeten van het Nieuwe Testament ontvingen openbaringen van de kant van God, die voor de bouw en het onderwijs van de gemeente nodig waren. De dingen die door de profeten en apostelen geopenbaard werden, waren tot dan toe in God verborgenverborgenheden . Daarin werd de wijsheid van God voor de gelovigen van de tegenwoordige tijd ontvouwd (1 Kor. 2:7) en omvat de gehele rijkdom van de heerlijkheid van God (Kol. 1:26). Er wordt gesproken over de verborgenheid van het evangelie (Ef. 6:19) en over de verborgenheid van Christus (Ef. 3:4; Kol. 4:3). Deze verborgenheid behelst de heerlijkheid van Christus, de Zoon des mensen aan de rechterhand van God en de vereniging van de gelovigen die tot Zijn lichaam behoren, met Hem Die als hoofd over alle dingen aan de gemeente gegeven is.

Alle waarheden die met deze heerlijke verborgenheid verbonden zijn, worden aan de profeten van het Nieuwe Testament door de Geest van God geopenbaard. Het gebeurde niet in een keer, maar in de loop van de eerste jaren van het Christendom. Paulus was een bijzonder werktuig, een uitverkozen vat, dat God tot dit doel had toebereid. Overeenkomstig het bestuur van de genade van God was hem door openbaringen deze verborgenheidmeegedeeld (Ef. 3:2), God had hem een bijzonder inzicht gegeven in de verborgenheid van Christus geschonken (Ef. 3:4), en tenslotte was hem de genade gegeven, onder de natien de onnaspeurlijke rijkdom van Christus teverkondigen en voor allen in het licht te stellen wat het rentmeesterschap van deze verborgenheid is (Ef. 3:8-9).

Door de mededeling van deze verborgenheid in verband met Christus en Zijn gemeente werd de cirkel van de openbaringen van God gesloten. Als dienstknecht van de gemeente was Paulus tot het rentmeesterschap van God geroepen om het woord van God tevoleindigen (Kol. 1:25). Hij bracht de tot dan toe onbekende verborgenheden van God aan het licht. Hij was wel niet de laatste schrijver van het Nieuwe Testament, maar na hem werden geen grondleggende nieuwe dingen meer geopenbaard.

In de tijd, toen het Nieuwe Testament nog niet was voleindigd, werden dus nog nieuwe openbaringen gegeven. Daarvan is sprake in 1 Korinthe 14. Paulus schrijft: “En nu, broeders, als ik tot u kom … welk nut zal ik u doen, als ik niet tot u spreek, of inopenbaring , of in kennis, of in profetie, of in leer?” (vs. 6). Het onderwijzen van de gelovigen wordt hier in vier verschillende delen verdeeld. Openbaring is de mededeling van nieuwe, tot dan toe onbekende waarheden. Kennis is het begrijpen van de Goddelijke gedachten (verg. 1 Kor. 12:8). Profetie kan zoals openbaring de mededeling van nieuwe, toekomstige dingen inhouden, maar er kan ook het in het licht stellen van de gewetens van de toehoorders zijn bedoeld, zoals we hebben gezien. Openbaring en profetie is dus niet hetzelfde! Onderricht tenslotte is het onderwijs in de gedachten van God, in bijzonder de uitleg van de Heilige Schrift.

In de eerste tijd van de voleindiging van het Nieuwe Testament kwamen in de mondelinge dienst van de gelovigen vrij vaak openbaringen voor. “Wanneer gij samenkomt, een ieder van u heeft een psalm, heeft een leer, heeft een taal, heeft een openbaring, heeft een uitlegging: laat alle dingen gebeuren tot stichting … En als aan een ander die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat de eerste zwijgen” (1 Kor. 14:26, 30). Sinds de cirkel van de Goddelijke openbaringen en mededelingen door de schrijver van het Nieuwe Testament gesloten is, zijn er geen nieuwe openbaringen meer. Paulus was het werktuig, waardoor het Woord van God is voleindigd. In het laatste boek van de Bijbel staat nadrukkelijk: “Ik betuig aan een ieder die de woorden der profetie van dit boek hoort: Als iemand aan deze dingen toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen die in dit boek beschreven zijn; en als iemand van de woorden van het boek van deze profetie afneemt, God zal zijn deel afnemen van de boom des levens en van de heilige stad, die in dit boek beschreven zijn” (Openb. 22:18-19).

We vatten het in het Nieuwe Testament over openbaringen en voorspellingen gezegde tot slot nog eenmaal kort samen.

a) Openbaring betekent de mededeling van nieuwe, tot dusverre onbekende gedachten van God. Sinds de voleindiging van het Nieuwe Testament zijn er geen nieuwe openbaringen meer met betrekking tot de waarheid van het Christendom.

b) Profetie of profetische dienst is een door de Heilige Geest bewerkt spreken uit de onmiddellijke gemeenschap met God, om de harten en gewetens van de toehoorders te bereiken en ze op te bouwen. In zoverre het daarbij ging om mededelingen van nieuwe waarheden in de tijd van het ontstaan van het Nieuwe Testament, leek deze dienst op die van de openbaring en daarvoor geldt dan ook het onder a) gezegde. Voor zover het hier echter gaat om “uitspraken van God” (1 Petr. 4:11), dat betekent, dat het woord van God aan de harten en gewetens wordt gericht om ze in Zijn licht te stellen, geloven wij, dat deze dienst ook tegenwoordig nog kan gebeuren.

Het grote aantal van de niet uitgekomen zogenoemde “profetieen” of “openbaringen” van moderne Christelijke profeten zou iedere Christen die naar deze dingen lonkt, tot bezinning moeten brengen. Wel zijn er ook vele profetieën en beloften van God in de Heilige Schrift, die nog op vervulling wachten. Daarvan zegt de apostel Petrus echter: “En [zo] hebben wij het profetische woord [des te] vaster, en gij doet wel, daarop acht te geven, als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Weet dit voor alles, dat geen profetie van de Schrift een eigen uitlegging toelaat. Want de profetie werd vroeger niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen Gods hebben, door de Heilige Geest gedreven, gesproken” (2 Petr. 1:19-21).

Wordt vervolgd D.V.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW