“Wanneer u een Hebreeuwse slaaf koopt, moet hij zes jaar dienen, maar in het zevende mag hij zonder te betalen als vrij man vertrekken”.
Dit is indrukwekkend maar ook ernstig, want de Hebreeuwse knecht was een voorafschaduwing van onze gezegende Heer. Hij was ook een verachte Hebreeër, van de stam van Juda, Die beleed: “Ik ben geen profeet. Ik ben een man die het land bewerkt, omdat iemand mij daarvoor heeft geworven vanaf mijn jeugd” (Zach. 13:5). Toen legden zij in het midden van Israël beslag op Hem en Hij diende hen trouw door mee te lijden in hun droefheid en hun lijden te dragen, maar er kwam van hen helaas geen antwoord die daarmee overeenstemde. Na het dienen van hen gedurende zes jaren – “zes” is de vastgestelde tijd van de mens hier op aarde – klaagde Hij: “Voor niets heb Ik Mij vermoeid, nutteloos en tevergeefs heb Ik Mijn kracht verbruikt. Voorwaar, Mijn recht is bij de HEERE, en Mijn arbeidsloon is bij Mijn God” (Jes. 49:4).
Israël, de ongelovige bruid van de Heer, is terzijde gesteld en God zorgde voor een bruid voor Zijn Zoon, de gemeente. En Hij had de gemeente lief en gaf Zichzelf voor haar doordat Hij Zich aan het vloekhout liet nagelen. Hij hield teveel van haar om alleen vrijuit te vertrekken en verbond Zichzelf om voor eeuwig een Dienaar te zijn. Maar hoewel Hij de gemeente als Zijn bruid verworven heeft, is Zijn zorg voor Israël niet minder geworden door in “haar voedsel” en “haar kleding” voortdurend onverminderd te voorzien.
Alleen op deze wijze moeten zij tot berouw en bekering komen. Zij zullen treuren als ze de wonden in Zijn handen herkennen – wonden die Hij kreeg in het huis van Zijn vrienden (zie Zach. 13:6). Maar de grootste zegen van Israël kan niet vergeleken worden met het erfdeel van de gemeente, want de gemeente is het lichaam van Christus alsmede Zijn bruid. Zulk een intimiteit is alleen voor haar gereserveerd. Wanneer Hij getoond zal worden aan een zich verwonderende wereld met de gemeente aan Zijn zijde, en Israël gezegend, zal Hij inderdaad de arbeid van Zijn ziel zien en voldaan zijn (Jes. 53:11).
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW