6 jaar geleden

Een rivier kwam voort uit Eden …

Genesis 2:

10. Een rivier kwam voort uit Eden om de hof te bevochtigen. En vandaar splitste hij zich en vormde vier hoofdstromen.
11. De naam van de eerste rivier is Pison; die is het die rond heel het land van Havila stroomt, waar het goud is.
12. En het goud van dit land is goed; ook is er balsemhars en de edelsteen onyx.
13. En de naam van de tweede rivier is Gihon; die is het die rond heel het land Cusj stroomt.
14. En de naam van de derde rivier is Tigris; die loopt ten oosten van Assur. En de vierde rivier is de Eufraat.

Onze Goddelijke Leider, de Heilige Geest, laat in Genesis als het ware in de kiemtoestand de waarheden aan onze ogen voorbijgaan, die tot hun volledige ontwikkeling ontvouwd worden in de rest van het Woord, en tot glorieuze resultaten hebben geleid.

In het eerste hoofdstuk vertelt Hij ons in enkele woorden de geschiedenis van de schepping van de hemel en de aarde. Tegelijkertijd toont Hij ons de grote lijnen van het plan van de nieuwe schepping van God, waarheden die door het hele boek te vinden zijn: de duisternis en het licht, de dag en de nacht, de zon en de maan, de aardse wezens en de hemelse wezens, man en zijn vrouw, het werk van God en de rust van God – om maar een paar van de bekendste waarheden te noemen.

Hierna lijkt Hij Zich in het tweede hoofdstuk te haasten, om ons te laten weten wat God tot geluk van de mens heeft uitgedacht en ons naar een plaats van geluk leidt: naar het paradijs. De wil van God is dat de mens gelukkig is, Hij heeft Zichzelf dat vanaf het begin voorgenomen, en niets kan de vervulling van Gods raadsbesluiten verhinderen. Noch de dwaasheid van de mens, noch zijn zonden, noch de kracht en sluwheid van de tegenstander kunnen iets daaraan veranderen.

Nadat we door Zijn Woord in Zijn wegen zijn geïntroduceerd, vinden we het paradijs op de laatste pagina van Zijn heilig boek. Maar daar is het niet langer meer het aardse, maar het hemelse paradijs. Ook daar is een rivier en een boom van het leven, maar op wat een wonderbare manier is die zegen verheven! Nu is het de stroom van genade waarvan de wateren leven schenken, ze kunnen niet verontreinigd worden, want deze wateren zijn, om zo te zeggen, tot een volmaakte zuiverheid, blinkend als kristal. Hun bron kan nooit opdrogen, want ze komen voort uit de troon van God en van het Lam (zie Openb. 22:1-2). De boom van het leven, in al zijn heerlijkheid, voedt de gelukkige bewoners van deze heilige plaats met zijn vruchten, en de altijd groenblijvende bladeren helen hen van al het kwaad dat de zonde in de wereld heeft gebracht. Hoe zou het ons niet tot aanbidding brengen, als we deze laatste woorden van God lezen! Daar zijn geen stormachtige zee, geen nacht, geen tranen meer!

Maar laten we naar ons tweede hoofdstuk in Genesis terugkeren. Daar komt de rivier, die vruchtbaarheid brengt en de hof bevochtigt, voort uit de Hof van Eden, de plaats van geluk van God: dáár is de bron. Hij is het indrukwekkende beeld van een nog kostbaarder bron, die voor ons uit het heiligdom ontspringt, uit de hemel zelf uitgaat en waarvan het levende water overal genade, leven en zegen verbreidt; het zijn wateren die alle plaatsen waar ze komen, vruchtbaar maken. Deze rivier bevochtigt eerst de tuin, maar zijn zegen is niet alleen beperkt tot het hemelse paradijs, zij breidt zich uit tot alle plaatsen op aarde. De rivier van Eden kwam voort uit de hof en van daaruit verdeelde hij zich en werd tot vier rivieren. Als we ons tot het Nieuwe Testament wenden, vinden we de rivier als het ware weer terug. Hier is een rivier, waarvan het water uit het heiligdom komt en op de aarde stroomt om een uitgedroogde aarde te bewateren en het vruchtbaar te maken. Hoe vaak hebben de pelgrims die naar de hemel wandelen, zich aan de oever van de rivier gezet en met lange teugen uit de wateren van genade gedronken, die ons de vier evangeliën brengen! Zijn het niet de vier rivieren van de Rivier die de hemelen zelf verblijdt? Zijn water raakt nooit op: Ze breiden zich over de hele aarde uit, en uiteindelijk verliezen ze zich in de oceaan van een liefde, waarvan de oevers en hun diepten ons onbekend zijn.

Eerste rivier
De eerste rivier aan het begin van de Bijbel heet Pison (vs. 11), deze is het die stroomt rond het hele land van Havila, waar het goud is. Wat zegt het woord “rond … stroomt” toch veel! Herinnert dit ons niet aan de genade van God die ons voor eeuwige tijden in Christus Jezus gegeven is, en die gekomen is om zich rond de mens te omgeven, toen hij in ellende verkeerde, om hem leven en geluk te brengen? Welke rijkdommen zijn er in deze rivier! Er is goud te vinden. Het goud vertegenwoordigt altijd de goddelijke gerechtigheid. Het tijdelijke goud van deze wereld heeft weinig tot geen waarde in vergelijking met deze gerechtigheid, die God de schuldige ‘om niet’ geeft, zonder enige betaling. Ja, het goud van dit land is goed! Er is ook de Bdellion1 en de edelsteen Onyx. De Bdellion wordt alleen hier genoemd en in Numeri 11 vers 7, waar ons wordt verteld dat het manna de kleur van de Bdellion had. Genade brengt ons in het Woord niet alleen het leven, de gerechtigheid en het water dat onze zielen stilt, maar ook het Brood van de hemel dat het voedt. Christus die uit de hemel is neergedaald, is het Brood van het leven, dat beter dan het manna, de wandelaars die door de woestijn reizen, verzadigt.

Ten slotte werden twee onyxstenen, gevat in gouden kassen, op de schouderstukken van de hogepriester bevestigd, en op deze twee stenen werden de namen van de twaalf zonen van Israël gegraveerd (Ex. 28:9-12). Een beeld van Christus die op Zijn sterke schouders zulke arme, zwakke en vaak zo vermoeide wezens zoals wij zijn, in de tegenwoordigheid van God brengt. Dit zijn kostbare waarheden die hun volledige vervulling in de persoon van Jezus, de Messias vinden, Wiens komst het Evangelie van Matteüs aan ons presenteert. Ze zijn om zo te zeggen de eerste rivier van de grote stroom van genade. In Hem wordt de volledige vervulling gevonden van de beloften, waarover Mozes en de profeten spraken.

Tweede rivier
De tweede rivier is de Gihon (vs. 13); hij stroomt ook rond. Hij maakt het land Cusj vruchtbaar. Cusj of Ethiopië is het beeld van de wereld in zijn duisternis, in zijn ellende. Het woord van genade is op zo’n plaats gekomen om Jezus, de heilige Knecht van God, bekend te maken, Die alles heeft vervuld wat de Vader Hem tot redding van de mens te doen heeft gegeven. Het was de genade van God, die hem op deze wijze in zijn ellende omringde om hem redding, eeuwig leven, vergeving, vreugde, vrede te brengen. De wateren van deze prachtige rivier hebben overal de zegeningen verspreid, die voortvloeien uit het werk van de Heiland.

Derde rivier
De naam van de derde rivier is Tigris2, het is deze die ten oosten langs Assyrië stroomt, net zoals de wonderbare genade van God naar de naties uitgaat, naar een vijandige, slechte en wrede wereld, om de Heilige Mens bekend te maken, die voor de gruwelen van de gelovige stierf en tot zijn rechtvaardiging opgestaan is. Het is het evangelie dat zich ver uitstrekt naar degenen die geen beloften hadden, het evangelie waarvan de machtige stem doordringt tot in de oren van alle mensen, tot aan het einde van de aarde.

Vierde rivier
De vierde rivier is de Phrath (of Eufraat). Er wordt niets anders over hem gezegd, maar elders wordt getuigd dat het de grote rivier is (Joz. 1:4). Is het laatste evangelie niet vergelijkbaar met deze grote rivier? Vullen zijn wateren de aarde niet met hun zegeningen? We vinden daarin overal het woord: de wereld. Alle mensen worden daarin op dezelfde bodem geplaatst, de genade stroomt in alle richtingen heen. “Als iemand dorst, laat hij bij Mij komen en drinken! Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Joh. 7:37-38). “Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst hebben; maar ieder die drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst hebben; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een bron van water dat springt tot in [het] eeuwige leven” (Joh. 4:13,14).

Pison en Gihon zijn verdwenen, niemand weet wat er van hen is geworden, de wateren van de Eufraat zullen spoedig opdrogen, maar de wateren van de rivier die uit het heiligdom stroomt, kunnen niet opdrogen, ze stromen voor eeuwig. Het zijn wonderbare wateren: nadat ze op de aarde zijn gekomen en hen vruchtbaar hebben gemaakt, stijgen ze weer op naar de hemel, naar de bron waaruit zij voortkwamen.

NOTEN VERTALER:
1. Bedolach is het Hebreeuwse woord voor ‘Balsemhars’, een doorzichtige welriekende hars.
2. Tigris of Hiddekel.

 

Jaargang: 1971 – Bladzijde: 129

Alfred Guignard; © www.haltefest.ch

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW