15 jaar geleden

De waarheid van het uitgekozen vat

De Meester keek rond naar een pot of een kruik

een vat dat geschikt was voor Eigen gebruik.

“Neem mij”, riep de gouden, “ik pas toch het best,

Mijn koninklijke waarde stijgt uit boven de rest”.

De Meester ging langs hem en sprak toch geen woord

en toen werd de stem van een ander gehoord.

Een zilveren vaas had het woord, lang en slank:

“Mijn meester, ik pas toch het best voor uw drank

Zet mij op Uw tafel, gevuld met de wijn,

een waardige aanblik moet dit voor U zijn”.

De Meester ging achteloos aan hem ook voorbij.

Een koperen schaal schreeuwde luid: Hier, neem mij!

Een blikvanger ben ik, mijn vurige gloed

is iets dat het vast op Uw tafel wel doet”.

“Zie mij”, sprak een held’re bokaal van kristal,

want ik toen mijn inhoud het beste van al.

Ik weet dat ik niet sterk ben, maar ach, met zijn pracht,

zou ik vreugdevol fonk’len waar U mij ook bracht”.

En toen zag de Meester een bakje van hout,

geschuurd en gebeeldhouwd, solide gebouwd.

“Gebruik mij maar Meester”, zo sprak het ding groot,

“maar het liefst toch voor vruchten en niet maar voor brood”.

Toen zag de Meester neer op de plaats waar Hij stond

een aardewerk vat lag stuk op de grond.

Het had geen pretenties, geen hoop en dacht:

“Wat kan er van mij nog worden verwacht?”

Toen sprak de Meester:

“Ja dit is het vat waar Ik naar heb uitgezien,

Ik maak en gebruik het opdat het Mij dien’,

Mijn dienst vraagt geen vat, waard naar eigen besef,

of één die zich boven en de and’ren verheft.

Niet één die luidruchtig zijn kunnen aanprijst,

noch één die nadrukkelijk zijn inhoud bewijst.

Ook niet de volmaakte, de perfectionist,

maar dit aarden vat dat dit alles juist mist”.

Toen tilde Hij tot Zich dat voorwerp van klei,

Hij maakte het, reinigde het en vulde het blij.

En vriendelijk sprak Hij: “Wat Ik jou toevertrouw

is: schenk uit aan and’ren, wat Ik schenk aan jou”.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW