Exodus 26 vers 15-30
De planken van de tabernakel
Het is altijd Gods verlangen geweest om onder Zijn volk te wonen. Tot nu toe hadden we in de tabernakel Christus Persoonlijk als onze Middelaar, en Zijn werk stond in beeld voor ons. “Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, [de] mens Christus Jezus, die Zichzelf gegeven heeft tot een losprijs voor allen, [volgens] het getuigenis op zijn eigen tijd” (1 Tim. 2:5-6).
“Want ook Christus heeft eenmaal voor [de] zonden geleden, [de] Rechtvaardige voor [de] onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen” (1 Petr. 3:18).
We hebben de Maagd Maria, de paus of een priester, rooms-katholiek of anglicaans, niet nodig om voor ons een middelaar te zijn. De gelovige wordt tot God gebracht en heeft vrijmoedigheid om het heiligdom binnen te gaan door het bloed van Jezus.
We zullen zien, zoals de les van de planken ons in beeld leert, hoe gelovigen tot God worden gebracht en worden opgebouwd tot een woonplaats van God in de Geest (verg. Ef. 2:22).
Als de lezer naar de plank kijkt als iets dat hemzelf voorstelt, en hij de details van wat er met de plank gebeurde volgt als een illustratie van wat er met hem gebeurde toen hij zich bekeerde, zal hij veel leren over hoe wij als gelovigen gezegend worden.
De rechtopstaande planken
De planken waren gemaakt van acaciahout en stonden rechtop. Acaciahout is een beeld van de mensheid. In het geval van de hooggeprezen Heer was Zijn mensheid vlekkeloos en zondeloos, anders had Hij onze plaats aan het kruis niet kunnen innemen. Maar wat ons betreft, wij zijn gevallen en zondig. Hoe kan de plank dan rechtop staan in ons geval? Met andere woorden: Hoe kan een schuldige zondaar voor een heilige God staan?
De planken waren 10 el hoog en 1½ el breed, dat is 5,00 meter lang en ongeveer 0,75 meter breed. Ze waren gemaakt van acaciahout, het ruwe, onverwoestbare hout van de woestijn, dat heel weinig waard is maar extreem zwaar. Hoe moesten de planken rechtop blijven staan op het zachte zand? Helaas! Hoeveel zondaars proberen rechtop te staan voor God, en dat op het meegevende zand van goede werken en zelfverbetering, alsof de mens zijn eigen redder kan zijn!
De planken waren 10 el lang. Vijf is het getal van menselijke verantwoordelijkheid; tien (2 x 5) versterkt de gedachte van verantwoordelijkheid tegenover God, verantwoordelijkheid tegenover de medemens. Tegenwoordig houden mensen niet van deze gedachte, maar het is er, ongeacht wat mensen denken. “Dus zal <dan> ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God” ( Rom. 14:12).
De zilveren voetstukken
Als de lezer zich wendt tot de passage in Exodus 30 vers 11-16, dan zal hij ontdekken, dat toen Israël geteld was, het noodzakelijk was om verzoening te doen voor hun zielen. Als ze dat niet deden, zou hen een of andere plaag overkomen.
Koning David telde het volk ook eens, maar er staat niets over het geven van verzoeningsgeld. Het verslag schrijft: “Toen gaf de HEERE een uitbraak van de pest in Israël, vanaf de morgen tot op de vastgestelde tijd. En er stierven van het volk, van Dan tot Berseba, zeventigduizend mannen” (2 Sam. 24:15). God kan niet met zondige mensen in het vlees omgaan behalve met oordeel. Als de mens in genade voor God moet zijn, kan dit alleen gebeuren door middel van een aangenomen verzoening.
Alle mannen in Israël van 20 jaar en ouder moesten een halve sikkel zilver meebrengen. Deze bevatte 10 gera’s in gewicht, als om te symboliseren dat de verzoening voor het overtreden van de tien geboden was, “want wie de hele wet houdt, maar in één [gebod] struikelt, is schuldig geworden aan alle” (Jak. 2:10). ½ sikkel zilver was ongeveer €0,30 waard. Hoe rijk een Israëliet ook was, hij mocht niet meer geven; hoe arm hij ook was, hij mocht niet minder geven (Ex. 30:15). Geeft dit niet de waarheid weer, dat er maar één weg naar zegen is voor rijk en arm, edel en verachtelijk, en dat is door het verzoenende werk van Christus aan het kruis?
Maar we denken, dat iemand zou kunnen zeggen: “Als een halve sikkel zilver ‘verzoeningsgeld’ wordt genoemd, is dat dan niet hetzelfde als betalen voor verlossing? In het Nieuwe Testament wordt ons geleerd, dat eeuwig leven de gave van God is en dat we gered worden door geloof en dat het de gave van God is.”
Het is volkomen waar, dat behoudenis niet gekocht kan worden door geld of enige inspanning van de kant van de zondaar. Het is werkelijk tot stand gekomen door de verzoening van Christus, die Hij volbracht aan het kruis, en “niet op grond van werken, opdat niemand roemt” (Ef. 2:9).
Behoudenis kon niet worden bereikt door een schamele inzameling van een bedrag van iets meer dan 30 cent. Dit kleine bedrag was eenvoudigweg van de kant van degene die het aanbood, een erkenning van hoe hij in Gods tegenwoordigheid stond, namelijk als iemand die genade en vergeving nodig had.
Een voorbeeld kan ons helpen. Een paar jaar geleden waren we op zoek naar een stuk land dat we konden huren om een evangelietent op te zetten. Er werd ons een geschikte plek aangeboden. Bij navraag kregen we te horen, dat het eigendom van de stad was. We gingen naar het gemeentehuis en waren zelfs bereid om 30 DM per week te betalen voor het gebruik van het terrein. We vonden de ambtenaren erg sympathiek en na een beetje overleg zeiden ze: “We zijn bereid om jullie het terrein 6 weken gratis te laten gebruiken, maar omdat we iets over deze zaak moeten vermelden, moeten we jullie om het bedrag van 1 DM vragen.” We waren blij met ons geluk, maar het kwam niet bij ons op om aan te nemen, dat we huur betaalden; voor ons was het gewoon een ontvangstbewijs. Zo was het was ook met de kinderen van Israël.
Deze armzalige halve sikkels groeiden uit tot een aanzienlijke hoeveelheid zilver als elke mannelijke Israëliet van 20 jaar en ouder deze heffing betaalde. Exodus 38 vers 25-28 vertelt ons, dat de totale opbrengst 100 talenten en 1775 sikkels was. De 100 talenten leverden 100 zilveren voetstukken op, terwijl de 1775 het zilver leverden voor de haken van de pilaren van het voorhof.
Bij elke plank hoorden twee zilveren voeten, vijftig planken in totaal. Eén talent zilver woog 43,65 kg, wat een waarde van €1904 betekende, dus de twee voetjes voor elke plank zouden zilver ter waarde van €3808 betekenen. De 100 voetjes voor de vijftig planken bedroegen in totaal ongeveer €190.400.
Was er ooit een duurdere fundering in verhouding tot zijn grootte? Ja, inderdaad, als het beeld al heel kostbaar was, dan verbleekt het bij het verlossingswerk van onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God, Die aan het kruis van schande voor ons stierf, het rechtvaardige fundament voor de positie en zegening van de gelovige voor God. Het is geen wonder dat we lezen: “… daar u weet dat u niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost bent van uw onvruchtbare1, door de vaderen overgeleverde wandel, maar door kostbaar bloed, als van een vlekkeloos en onbesmet lam, [het bloed] van Christus” (1 Petr. 1:18-19).
Het beeld was verbazingwekkend kostbaar, het echte tegenbeeld nog oneindig veel kostbaarder. Alle planken van de tabernakel stonden op kostbare zilveren voeten; de gelovige staat op de bodem van verlossing.
De betekenis van de twee pinnen
We lezen: “Elke plank moet twee pinnen hebben, zodat ze met elkaar verbonden kunnen worden” (Ex. 26:17). Is dit niet een beeld van de ‘hand van het geloof,’ die de zegeningen aangrijpt? Benadrukt dit niet, dat behoudenis niet door werken is, maar door geloof in het zoenoffer van Christus? We zien de handen aan het werk in Hebreeën 6 vers 18, waar gesproken wordt over hen die “de toevlucht hebben genomen om de voorgestelde hoop aan te grijpen.”
Er waren ook twee pinnen of handen die twee zilveren voetstukken moesten vasthouden, de pin en het pengat van de timmerman. Eén pin en één voet zouden niet zo stabiel zijn geweest als twee pinnen op één plank met twee voeten, die voor gelijke spanning zorgen en dus stabiliteit en duurzaamheid bieden. In het verzoeningswerk van Christus worden ons dus twee grote fundamentele waarheden voorgesteld om aan te nemen:
- Het volbrachte werk van Christus aan het kruis;
- Zijn glorieuze opstanding, die bewijst dat God Zijn verlossingswerk heeft aangenomen.
Het geloof kan triomfantelijk en vreugdevol zeggen: Christus “Die overgegeven is voor onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging […]. Wij dan, gerechtvaardigd op grond van geloof, hebben vrede met2 God door onze Heer Jezus Christus” (Rom. 4:25; 5:1).
De opstanding bewijst, dat de verzoening tot Gods volle tevredenheid was volbracht. Het is de Goddelijke goedkeuring van het verlossingswerk, dat aan het kruis was volbracht. Wat een fundament voor de gelovige: Het volbrachte werk van Christus! Een opgestane, triomferende, levende Verlosser!
Het is geen wonder, dat met zulke stevige fundamenten de grote zware planken van de tabernakel stevig stonden op de dubbele zilveren voetstukken. Geen wonder, dat de gelovige voor God kan staan vanwege het werk en de kracht van het werk van onze Heer aan het kruis, bevestigd door de triomf van de opstanding.
Er waren ook twee hoekplanken, die verbonden waren met een ring. Ze rustten op 4 zilveren poten, twee voor elke plank, waardoor de stevigheid werd benadrukt.
Een voorbeeld uit de Schrift kan ons helpen om de betekenis van de twee voeten te begrijpen. Twee discipelen liepen terug van Jeruzalem naar Emmaüs. Ze hadden hun hoop op Christus gevestigd en nu was Hij gekruisigd, gestorven en dit was de derde dag sinds Hij begraven was. Er waren geruchten, dat Hij was opgestaan, maar er was geen overtuigend bewijs dat dit het geval was, en deze twee discipelen waren alleen met hun droevige twijfels en verdriet.
Onze Heer, opgestaan uit de dood, voegde Zich bij hen, hun ogen werden ervan weerhouden Hem te herkennen. Hij vroeg hen naar de reden van hun verdriet. In hun twijfel en verdriet antwoordden ze: “Wij echter hoopten dat Hij degene was die Israël zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd” (Luk 24:21). Toen volgde een wonderbaarlijke uitleg van de Schrift uit de mond van de onbekende Vreemdeling, toen Hij de vraag stelde: “Moest de Christus dit niet lijden, en [zo] in Zijn heerlijkheid binnengaan?” (Luk. 24:26), wat hun harten in vuur en vlam zette en hen ertoe bracht bij Hem aan te dringen, zeggende: “Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is al gedaald” (Luk. 24:29).
Hij voldeed genadig aan hun wensen, en zie! – ze ontdekten tot hun grote vreugde dat de Vreemdeling Die hen had betoverd met Zijn onovertroffen uitleg van de Schrift niemand anders was dan de opgestane Heiland, de Overwinnaar van zonde, dood en hel. De schellen vielen van hun ogen toen ze naar de opgestane Christus keken Die voor hen stond. Zagen ze de tekenen van de nagels in Zijn geprezen handen toen Hij het brood brak tijdens dat heilige avondmaal? Misschien wel.
Bedenk nu eens hoe ongegrond deze discipelen waren toen ze alleen maar wisten van de dood van Christus. Er was de opgestane Christus voor nodig om hen te overtuigen van de waarde van dat wonderbaarlijke werk aan het kruis. Zijn dood kreeg een veel hogere en vollere betekenis in het licht van Zijn opstanding, toen ze in Zijn nabijheid stonden met verrukking en verbazingwekkende vreugde.
Het ene ogenblik stond Hij geopenbaard voor hen, het volgende was Hij uit hun ogen verdwenen. Maar nu was er geen twijfel meer. De planken stonden vast met de twee zilveren voetstukken voor elke plank. De handen van het geloof grepen, net als de twee pinnen, het grote fundament stevig vast. Dit is hoe God onze arme, ongelovige harten wilde versterken.
De planken die volledig aan elkaar verbonden liggen
Tot nu toe hebben we elke plank als afzonderlijk bekeken. Maar we zullen niet goed begrijpen wat God wilde als we niet zien, dat de plank een deel van de hele tabernakel moet zijn. Het mocht nooit een enkele, “rechtopstaande” plank blijven. Het moest verbonden worden met de andere planken: 20 planken aan de zuidkant, 20 aan de noordkant, 2 planken voor de hoeken van de tabernakel, 6 planken naar het westen gericht (Ex. 26:22-25) en 4 pilaren op 4 voetstukken om het gordijn tussen het heilige en het heilige der heiligen te plaatsen. Dat maakt een totaal van 100 voet, die nodig waren als fundering.
In het Nieuwe Testament vinden we de tegenpool hiervan. De planken werden volledig samengevoegd. We lezen: “Dus u bent geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf de hoeksteen is” (Ef. 2:19-20). Opnieuw: “… in Wie ook u mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in [de] Geest” (Ef. 2:22) Opnieuw: “en u wordt ook zelf als levende stenen gebouwd, als een geestelijk huis tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden te offeren, die voor God aangenaam zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 2:5).
God heeft hier op aarde een huis dat is samengesteld of opgebouwd uit Zijn Eigen verloste volk onder wie Hij wil wonen. Hoe goed is het, dat gelovigen niet verlost zijn om individuen te blijven, maar dat er een prachtige christelijke gemeenschap is die lijkt op een gebouw, dat door de Heilige Geest is opgebouwd. Wat zouden we zo’n gemeenschap moeten prijzen! Het is echt een bron van kracht en bemoediging als Gods volk zich door de Heilige Geest tot God verzamelt. Dit is wat we lezen over de oorspronkelijke gemeente: “Zij nu bleven volharden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in de breking van het brood en in de gebeden” (Hand. 2:42).
De vijf dwarsbalken
Toen de planken werden geplaatst, werden er vijf horizontale dwarsbalken aan elke kant van de tabernakel geplaatst. Er waren twee dwarsbalken aan de onderkant van de planken en twee dwarsbalken aan de bovenkant, terwijl de middelste dwarsbalk enigszins ongebruikelijk was. We lezen: “Dan moet de middelste dwarsbalk in het midden van de planken van het ene einde naar het andere lopen” (Ex. 26:28), dat wil zeggen, dat hij van buitenaf niet zichtbaar was. Niets had de dwarsbalken dichter bij elkaar kunnen brengen en ze aan elkaar vast kunnen maken. Dit zorgde voor een stevig bouwwerk.
Wat symboliseren de vier zichtbare balken? Wij geloven dat ze de gaven voorstellen die de naar de hemel opgevaren Heer aan Zijn gemeente gaf. Wat stellen de twee dwarsbalken onderaan de planken in het bijzonder voor? Wij geloven dat het antwoord is, dat de gemeente “opgebouwd is op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf de hoeksteen is” (Ef. 2:20). We leren in symbolische taal: “En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop [de] twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam” (Openb. 21:14). Hoe dankbaar zijn we de apostelen en profeten voor de invoering van het christendom in deze wereld, voor hun inspanningen om gemeenten te vormen en voor hun door de Geest geïnspireerde geschriften.
De apostel Johannes schreef, en daarbij sloot hij zich aan bij de andere apostelen: “Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook u met ons gemeenschap hebt. En onze gemeenschap nu is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij <u>, opdat onze blijdschap volkomen3 is” (1 Joh. 1:3-4).
Hoe wonderbaar was die gemeenschap, eerst al hun vertrouwelijke omgang met Christus, die de ene apostel naar de andere duwde, en dan de overgang daarvan naar ons, waarbij gelovigen aangetrokken worden tot Christus en tot hun medegelovigen.
We moeten in gedachten houden, dat deze profeten nieuwtestamentische profeten waren en dat zij de uitzonderlijke positie hadden om de wil van God aan Christenen te openbaren in de tijd van de vroege gemeente. Dit wordt duidelijk gemaakt in het gedenkwaardige hoofdstuk over de oprichting of opbouw van de gemeente in 1 Korinthe 14 vers 29-31.
Wat was de betekenis van de twee bovenste dwarsbalken? Wij geloven, dat ze die wonderbaarlijke gaven aan de gemeente voorstellen, namelijk herders en leraars. Deze werden gegeven “om de heiligen te volmaken, tot [het] werk van [de] bediening, tot [de] opbouwing van het lichaam van Christus” (Ef. 4:12).
De evangelist als zodanig wordt hier niet genoemd. Zijn gave is gericht op de wijde wereld en op zondaars, en zijn bediening op deze manier is zeer gezegend. Maar zij die door hem tot bekering zijn gekomen, moeten door de herder in de leringen van de Heer geweid worden.
Dan komt de leraar, die de diepe gedachten van het Woord van God moet openbaren.
De herder is als een voedster. Schreef de apostel Paulus niet: “Maar wij waren vriendelijk in uw midden, zoals een voedende moeder haar eigen kinderen koestert” (1 Thess. 2:7). De leraar lijkt meer op de schoolmeester.
Maar wat is de betekenis van de middelste dwarsbalk, die in het midden van de planken dwars doorliep van het ene tot het andere einde?
Wat is de symbolische betekenis van deze balk? We twijfelen er niet aan dat deze balk een beeld is van de Heilige Geest van God in Zijn onzichtbare macht en invloed. Zonder de invloed van Gods Heilige Geest, Die actief aan het werk is onder de gelovigen, zou er geen verbinding zijn, geen samenhorigheid. Waar die kracht en invloed zwak of helemaal niet aanwezig is, zal er onenigheid, verdeeldheid, partijen en sekten zijn. Maar waar de Geest van God in kracht aanwezig is, zal men merken dat Gods volk in vrede en eenheid wandelt. Het lichaam van Christus werd gevormd op de Pinksterdag toen de Heilige Geest neerdaalde om in elke gelovige te wonen. Hij verbond hen voor het eerst op aarde als leden van één lichaam. Er is “… één lichaam en één Geest” en wij zijn geroepen om ons te beijveren “de eenheid van de Geest te bewaren in de band4 van de vrede” (Ef. 4:3-4).
De met goud overtrokken planken
Tenslotte worden er instructies gegeven om de planken met goud te overtrekken, om gouden ringen voor de dwarsbalken te maken en om de dwarsbalken met goud te overtrekken (Ex. 26:29).
Omdat de planken de gelovigen symboliseren, kan het goud niet het beeld van de Godheid zijn. Het stelt de Goddelijke gerechtigheid voor waarin de gelovige voor God staat. Dat dit geen willekeurige en grillige interpretatie is, blijkt uit het feit, dat acaciahout en zuiver goud staan voor de Mensheid en de Godheid van onze Heer, terwijl in dit geval, waar het symbool verwijst naar gelovigen, het spreekt over acaciahout en over goud, maar zonder het bijvoeglijk naamwoord ‘zuiver.’ Bovendien, in het geval van het acaciahout en het zuivere goud in verband met de ark en de tafel van de toonbroden, volgen de instructies voor het bedekken van het acaciahout met zuiver goud onmiddellijk. Daarentegen beginnen in dit geval de instructies voor het maken van de planken van acaciahout in Exodus 26 vers 15. En pas in vers 29 volgen de instructies om de planken met goud te bedekken. Tussen deze twee passages – in totaal 14 verzen lang – worden de instructies voor de voeten van zilver (verzoening) gegeven.
Weerspiegelt dit niet de gedachte, dat de gelovige eerst de kennis van de vergeving van zonden (zilver) ontvangt en dat hij de gerechtigheid (goud), waarmee de rechtvaardiging zo duidelijk verbonden is, pas ontvangt wanneer hij de volledige betekenis van de dood van Christus begrijpt? Tegelijkertijd – dit moet duidelijk worden gemaakt – ontvangt de zondaar, op het moment dat hij gelooft, de vergeving van zonden, rechtvaardiging en de gerechtigheid van God in Hem, in één en hetzelfde moment, wanneer hij zijn geloof richt op de Heer Jezus als Heiland. Maar zelfs als dit het geval is, hebben we nog wat tijd nodig om deze dingen te begrijpen en te waarderen.
U die nog niet gelovig bent, kijk naar de rechtopstaande planken en zie voor u wat God graag wil, dat u het weet en u daarin verblijdt. Ze staan 10 el hoog. Dit spreekt van verantwoordelijkheid tegenover God. Maar ze staan op voeten van zilver (verzoening), de twee pinnen of handen grijpen bijna het fundament – met andere woorden, de verzoening geschiedt alleen door geloof: ze zijn bedekt met goud (Goddelijke gerechtigheid, het antwoord op de zoendood van onze Heer). Dit staat voor de rechtvaardiging die de gelovige ontvangt op het moment, dat hij met kinderlijk geloof in de Heer Jezus Christus gelooft als zijn Heiland en Heer. Zo lezen we over “gerechtigheid van God door geloof in Jezus Christus tot <allen, en over> allen die geloven” (Rom. 3:22); dit wordt door de met goud bedekte planken uitgebeeld.
“Christus Jezus, Die ons geworden is … gerechtigheid” (1 Kor. 1:30).
We herinneren ons het geval van een Engelse edelman die bekeerd was. Hij las met grote ijver het Woord van God. Op een winterdag, midden in de sneeuw van Canada, toen hij aan het hoofd van zijn troepen reed, schoot hem het volgende vers te binnen: “Uw gerechtigheid, o God, reikt tot in de hoogte; want u hebt grote dingen gedaan. O God, wie is aan U gelijk?” (Ps. 71:19). Dit Schriftwoord greep zijn ziel met grote kracht. Hij zei met grote vreugde tegen zichzelf: “Dan ben ik net zo hoog als de gerechtigheid van God reikt.”
Als Christus onze gerechtigheid is als gelovigen, kunnen we dat dan verbeteren? Nee, de pasbekeerde is net zo rechtvaardig in Gods ogen als de apostel Paulus in heerlijkheid was. De jongste gelovige heeft deze gave in al haar volheid, en de beste heilige kan haar niet in grotere mate hebben. Verblijd u, u die net bekeerd bent. Gods gerechtigheid rust op u op grond van het verlossingswerk, dat Christus aan het kruis heeft volbracht.
Het is onmogelijk voor menselijke rechtbanken om, in de juiste rechtspraak, de schuldigen te rechtvaardigen. Maar dat is de kracht van het werk van Christus aan het kruis: Hij heeft daar zo volledig onze plaats in het oordeel ingenomen, dat God nu in staat is om de goddeloze te rechtvaardigen. We lezen: “Maar hem die niet werkt, maar gelooft in Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid” (Rom. 4:5).
Het feit dat Gods gerechtigheid op de gelovige zondaar rust, wordt geïllustreerd in de taal van de gelijkenis in Lukas 15, waar we lezen dat toen de verloren zoon in zijn lompen en ellende bij de vader terugkeerde, de vader in de vreugde van zijn hart uitriep: “Haalt vlug het beste kleed tevoorschijn en trekt het hem aan, en doet een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten, en haalt het gemeste kalf, slacht het en laten wij eten en vrolijk zijn” (Luk. 15:22-23). De gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus is voor alle gelovigen zeker “het beste kleed.”
Rechtvaardiging betekent, dat de gelovige vlekkeloos gezien wordt in de tegenwoordigheid van God, alsof hij nooit gezondigd heeft. Lezer, verblijdt u zich in deze wonderbaarlijke dingen? Niets minder dan dit is passend voor Gods tegenwoordigheid en voor Zijn welbehagen.
A.J. Pollock; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 19.08.2007.
[Duitse eerste publicatie! Oorspronkelijke titel: The Tabernacle’s Typical Teaching]. Vrij vertaald naar het Nederlands.
[Ingezonden door Stephan Keune}
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW