Gevolgen en waarschuwingen
Hoofdstuk 14 vers 1-12
Tijdens de gebeurtenissen in hoofdstuk 12 en 13 handelt God als het ware achter de schermen. De tijd om Zichzelf aan Israël te openbaren is nog niet gekomen, ook al staat dit volk weer in het middelpunt van Zijn raadsbesluiten en is het het voorwerp van Zijn zorg geworden. We hebben nu een onderbreking. De geschiedenis van het conflict tussen God en de tegenstanders van Zijn volk wordt opgeschort totdat andere voorbereidende oordelen in beeld komen. In één daarvan zullen het beest en zijn bondgenoten een belangrijke rol spelen. In dit hoofdstuk wordt ten eerste de zegen van het gelovige overblijfsel getoond en ten tweede worden de dreigingen en beloften van God in deze korte maar bewogen tijd voorgesteld. De zegen voor het gelovige overblijfsel van de Joden op aarde is niet het onderwerp van Openbaring. Het wordt als het ware tussen haakjes genoemd om de harten op te heffen en het geloof te versterken van de heiligen die door onvergelijkbaar lijden moeten gaan.
Het gelovige Joodse overblijfsel
“En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, die Zijn Naam en de Naam van Zijn Vader hadden, geschreven op hun voorhoofden. En ik hoorde een stem uit de hemel als een stem van vele wateren en als een stem van een zware donderslag. En de stem die ik hoorde was als van harpspelers die op hun harpen spelen. En zij zingen <als> een nieuw lied vóór de troon en vóór de vier levende wezens en de oudsten; en niemand kon het lied leren dan de honderd vier en veertig duizend die van de aarde gekocht waren. Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook heengaat. Dezen zijn uit de mensen gekocht als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden, <want> zij zijn onberispelijk” (vs. 1-5).
Net als het visioen van de menigte die palmtakken draagt (Openb. 7:9), kijkt dit tafereel naar de toekomst. De Heilige Geest geeft zo inzicht in de zegening van het Duizendjarig Rijk en de heerlijkheid voor het trouwe overblijfsel, dat we hebben zien lijden onder de vervolging van de heerser van het Romeinse Rijk en zijn sluwe bondgenoot. We hebben gekeken naar de misleide volgelingen van het valse lam, de antichrist. Nu staan de trouwe volgelingen van het ware Lam voor ons. God zal de opstand van de mensen bespotten en hen verschrikken in Zijn toorn. Dan zal Hij Zijn Koning zalven op Zijn heilige berg Sion (Ps. 2). Daar zal de Gezalfde van God gezien worden met een menigte van Zijn volk om Hem heen verzameld. Het wordt gesymboliseerd door het getal 144.000. 12 maal 12 spreekt van de hoogste graad van bestuurlijke volmaaktheid.
Terwijl de volgelingen van de antichrist een merkteken op hun voorhoofd hebben gekregen, hebben deze volgelingen van de ware Christus Zijn naam en de Naam van Zijn Vader op hun voorhoofd geschreven. De naam op hun voorhoofd geeft aan, dat ze de morele kwaliteiten dragen van Degene Wiens heerschappij ze hebben erkend en onder Wie ze zich hebben geplaatst. Zij die de “mens van de aarde” volgen, dragen zijn beeld. Zij die Christus volgen, dragen Zijn beeld.
Vreugde in de hemel
De hemel verheugt zich over de bevrijding en zegen van deze getrouwen, net zoals het zich verheugde toen satan uit de hemel werd geworpen. De gelovigen die in de hemel zijn, zullen de martelaren herkennen als hun “broeders” en danken, dat hun aanklager uit de hemel is geworpen (Openb. 12:10,11). Zij delen ook in de vreugde van hen die op aarde over satan hebben gezegevierd (Openb. 14:2).
Een nieuw lied, dat alleen zij kunnen leren, stijgt op van deze overwinnaars naar Gods troon, die omringd wordt door de vier levende wezens en de oudsten. Dit zal een speciale vreugde zijn voor hen die door de oven van verdrukking moeten gaan. Verschillende bijbelpassages geven aan, dat de 10 verstrooide stammen van Israël pas zullen terugkeren na de bevrijding van Jeruzalem, terwijl de Joden die Christus hebben verworpen al van tevoren verzameld zullen worden en door de volle hitte van de grote verdrukking zullen gaan. Deze verdrukking zal ongetwijfeld de hele wereld in meer of mindere mate treffen. Haar verzengende stralen zullen echter voornamelijk op de Joden vallen. Het is duidelijk, dat de menigte die hier genoemd wordt uit geredde Joden bestaat.
Martelaren en de bewaarden
Het gelovige deel van de Joden wordt in twee groepen verdeeld: de martelaren, die de dood moeten ondergaan, en het overblijfsel, dat kan vluchten of door God in Jeruzalem wordt bewaard. Het zegenrijke lot van de martelaren wordt later onthuld. Hier zien we de triomf en vreugde van hen die zullen overleven. Anderen zullen ook deel hebben aan de zegeningen van het Duizendjarig Rijk. Maar niemand zal het volle genot van die zegeningen genieten zoals zij die de bittere beker van de voorgaande ontberingen hebben leeggedronken. Niemand anders zal zo dicht bij de troon kunnen staan als zij die Gods kracht en trouw hebben ervaren in de uren van de grootste nood.
Zij leefden te midden van hen “die op de aarde wonen.” Maar ze werden “verlost van de aarde” en weten nu hoe gezegend het is om “het Lam te volgen waar Het ook heengaat.” Net als Hij in Zijn leven op aarde hebben zij zich ook afgezonderd van het kwaad. Ze worden beschreven als maagden die zich hebben afgezonderd van de onreinheden van de wereld. Nu zijn zij de eerstelingen van deze nieuwe oogst die voortkomt uit Zijn verlossingswerk. Zij hebben vastgehouden aan de waarheid en er ook naar geleefd, want “in hun mond is geen leugen gevonden,” terwijl de hele wereld de leugen van het beest heeft gevolgd. Zij zijn ook onberispelijk, terwijl de hele wereld ongerechtigheid liefheeft en erin leeft. Dit gaat over hun gedrag, dat geen reden tot afkeuring geeft. Dit zou ook het geval moeten zijn met ons gelovigen in de genadetijd, in tegenstelling tot de goddeloosheid en het verderf van onze ongelovige medemensen!
De drie engelen
Na deze korte bemoedigende blik op de heerlijkheden die het trouwe overblijfsel te wachten staan wanneer het Lam op de berg Sion verschijnt, gaan de volgende visioenen opnieuw over de moeilijkheden en verschrikkingen van de grote verdrukking. In de twee voorgaande hoofdstukken hebben we gezien hoe zichtbare werktuigen hun werk doen. Maar hoewel Gods hand nog niet zichtbaar is, stuurt Hij in stilte alle omstandigheden tot Zijn eer en de redding van Zijn volk. Hij zorgt ervoor dat de toorn van mensen en zelfs de slechtheid van satan tot Zijn glorie zullen worden gekeerd. Omdat er nog geen erkende band met Zijn volk is, spreekt Hij door engelen. Zo waarschuwt Hij hen voor de oordelen die over deze wereld zullen komen.
Eerste engel (14:6-7)
“En ik zag een andere engel vliegen in [het] midden van de hemel, die [het]1 eeuwige Evangelie had, om het te verkondigen2 aan hen die op de aarde wonen3 en aan elke natie en geslacht en taal en volk, en hij zei met luider stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want het uur van Zijn oordeel is gekomen; en aanbidt Hem Die hemel en de aarde en [de] zee en [de] waterbronnen heeft gemaakt” (vs. 6,7).
Zo spreekt de eerste engel. Wanneer de goddeloosheid van de mens zijn hoogtepunt bereikt, roept God op tot bekering. Terwijl de mens zich tot afgoden wendt en het schepsel meer aanbidt dan de Schepper, maakt God tegenover Zijn schepselen aanspraak op aanbidding als Schepper. Dit is niet het Evangelie van genade, maar het “eeuwige Evangelie,” dat deze aanspraak van God als Schepper op de mensheid uitdrukt. Deze boodschap is onafhankelijk van de afzonderlijke tijdperken van verlossing.
Maar noch wij, noch de gelovigen van het Duizendjarig Rijk aanbidden God op deze basis. Wij aanbidden Hem als een hemels volk, dat door genade gered is. De getrouwe Israëlieten in het Duizendjarig Rijk zullen Hem aanbidden als een aards volk, dat eveneens door genade gered is. Het getrouwe overblijfsel in de tijd van verdrukking zal Hem aanbidden als de God van de beloften, van Wie zij bevrijding en zegen verwachten. Maar deze boodschap gaat hier naar de bewoners van de aarde wier harten zich tot afgoden hebben gewend. God maakt een dubbele aanspraak op hen, die Paulus ook naar voren bracht in zijn prediking aan de Atheners. Het gaat om Zijn aanspraak als Schepper en Rechter. Hij eist aanbidding van de afvallige, afgodische mensen en waarschuwt hen voor het uur van het oordeel dat op handen is.
Tweede engel (14:8)
“En een andere, een tweede engel volgde en zei: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij alle naties heeft laten drinken” (vs. 8).
Wanneer het oordeel van God over de hele aarde komt, zullen twee systemen in het bijzonder getroffen worden. In de brief aan de gemeente in Thyatira worden de “diepten van de satan” genoemd in verband met de belijdende christenheid. Daar wordt ook het lot beschreven, dat degenen zal treffen die zich inlaten met de vrouw Izébel. Zolang de Heilige Geest op aarde blijft, wordt het kwaad min of meer tegengehouden. Gedurende deze tijd zal geen enkel religieus systeem “Babylon” genoemd worden. Zodra de Heilige Geest zich heeft teruggetrokken, zal de lege christelijke belijdenis zich in al zijn valsheid en verdorvenheid openbaren. Dan zal het Christendom niet langer op smaak gebracht worden met het zout van ware gelovigen. De verdorven massa zal als Babylon worden bestempeld. Dan zal het oordeel van God over dit valse systeem worden uitgevoerd. Hier hebben we de waarschuwing. De details en de instrumenten van dit oordeel zullen in latere hoofdstukken te vinden zijn.
Derde engel (14:9-12)
“En een andere, een derde engel volgde hen en zei met luider stem: Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt en op zijn voorhoofd of op zijn hand [het] merkteken ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods grimmigheid, die ongemengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van [de] heilige engelen en het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid; en zij hebben dag en nacht geen rust, zij die het beest en zijn beeld aanbidden, en ieder die het merkteken van zijn naam ontvangt. Hier is de volharding van de heiligen die de geboden van God en het geloof in Jezus bewaren” (vs. 9-12).
Naast Babylon is er nog iets heel boosaardigs voor God. De afgoderij en godslastering van het beest, de directe vertegenwoordiger van satan, is het hoogtepunt van de menselijke afvalligheid van God en de opstand tegen Hem. Het oordeel dat volgt, is ook verschrikkelijk. Is dit slechts een fantasiebeeld? Nee, en het wijst niet naar een verre toekomst. Deze oordelen zijn aanstaande!
We worden opgeroepen om te wachten op de komst van de Heer voor de Opname van de gelovigen. Dan zal de deur worden gesloten. Dit kan elk moment plaatsvinden, en dan? De macht van satan in het kwaad zal verdubbeld worden. De Heilige Geest en Zijn kracht tegen het kwaad zullen niet meer op aarde zijn. Dan zal de mens aan zijn eigen wil worden overgelaten. Bovendien zal God degenen die de waarheid hebben afgewezen, een grote misleiding sturen die hun ogen zal verblinden. Allen die de bedrieger volgen zullen voor eeuwig verloren zijn. Moge dit duistere beeld de volharding ondersteunen van hen die Gods geboden houden en het geloof van Jezus bewaren! Zij zullen waarschijnlijk veel lijden omdat ze het beest en zijn beeld niet aanbidden. Maar wat is dit lijden vergeleken met de eeuwige kwelling van hen die deelnemen aan godslasterlijke afgoderij? Omdat ze luisteren naar de stem die hen een rustig leven belooft, zullen ze dag en nacht geen rust hebben in hun kwelling.
Er is een duidelijk verband tussen de stemmen van de drie engelen. De wereld zal dan verdeeld zijn in twee grote invloedssferen. Aan de ene kant zal dit de christenheid zijn, die alleen belijders zal omvatten zonder leven van God en die zich zal tonen in een levenloze oppervlakkigheid, een vorm zonder kracht en een naam zonder geest. Aan de andere kant zal er een verschrikkelijke, godslasterlijke vorm van aanbidding van het schepsel zijn, opgebouwd door satan en zijn werktuigen. God treedt eerst op tegen de perverse aanbidding van het schepsel door mensen op te roepen om Hem als Schepper te aanbidden. Als Schepper van de mens heeft Hij recht op deze aanbidding, en als Rechter van de mensheid zal Hij de aarde spoedig treffen.
Vervolgens waarschuwt Hij de mensen voor de twee gebieden die het meest getroffen zullen worden door de bliksemschichten van Zijn oordeel. Dit zijn de twee vormen van kwaad: de christenheid en de aanbidding van het beest. De val van Babylon – waarmee de verdorven christenheid wordt bedoeld na de Opname van alle ware gelovigen – wordt als eerste aangekondigd. Dan volgt het vreselijke lot van hen die bezwijken voor de misleidingen van de antichrist en aanbidders worden van het beest en zijn beeld.
Thomas B. Baines; © www.haltefest.ch
Jaargang 2011 – Bladzijde: 179.
Geplaatst in: Christendom, Toekomst
© Frisse Wateren, FW