Buiten de rei dansen
Misschien verwonder je je over deze titel. Wat moet dat betekenen: Opvallen gewenst? Moeten we dan zo ongeveer bij elke gelegenheid “buiten de rei dansen” en ons zo gedragen, dat anderen met de vinger naar ons wijzen? Moeten wij ons dan ongeveer zo kleden, dat de mensen op straat zich hoofdschuddend naar ons omdraaien, of misschien medelijdend over ons lachen, wanneer zij ons ontmoeten?
Nee, zo is dat natuurlijk niet bedoeld. Opvallen betekent niet “eruit flippen”. Bedoeld is iets heel anders. Het gaat erom dat wij als Christen in deze wereld opvallen; een wereld die zich weliswaar Christelijk [tenminste een deel – vertaler] noemt, maar die van Jezus Christus zo goed als niets weten wil (afgezien van Kerstdagen, Pasen en andere bijzondere dagen). Paulus herinnert ons eraan dat wij als lichten in de wereld moeten schijnen (Filippi 2:15). Een licht dat in het donker schijnt, wordt gezien. Het valt op. Men hoeft het zelfs niet eerst snel heen en weer te bewegen. Het valt daarom op, omdat het licht totaal anders is als de duisternis, waarin het schijnt. In deze zin willen wij dus deze titel eens bekijken.
Twee voorbeelden
Het eerste voorbeeld is het uit het Oude Testament genomen en gaat over de profeet Elia (zie 2 Koningen 4:8-10). De Bijbeltekst maakt ons duidelijk dat Elisa een “man Gods” was. Wie heeft dat gemerkt, hoe is Elisa opgevallen? Dat wordt ons niet verteld, maar wij denken dat het wel in eerste instantie zijn gedrag was, dat hem “verried” (van woorden is tot op dit ogenblik geen sprake). Misschien denk je nu wel stilletjes: “Dat is wel prachtig en goed, maar Elisa was ook een opvallende persoonlijkheid. Daarom was het ook gemakkelijk voor hem om op te vallen”. Zeker, stond Elisa als profeet in een bijzondere relatie met God. Maar laten we wel bedenken dat de vrouw hem niet als “profeet” herkende maar als “man Gods”. Zijn ook wij niet mannen en vrouwen van God, ja, zijn wij niet zelfs kinderen van God, en wel onafhankelijk daarvan, hoe oud wij zijn?
Het tweede voorbeeld is uit het Nieuwe Testament en betreft Johannes en Petrus (zie Handelingen 4:13-14). Of deze beiden in deze situatie niet liever onbekend gebleven waren? Dat geloof ik nauwelijks. Hoewel hun toestand kritisch was, maakten zij er toch geen geheim van, aan Wie zij toebehoorden. De Hoge Raad in Jeruzalem herkende hen als zulken, die met Jezus geweest waren. Beiden bekenden kleur, en kwamen er onverschrokken voor uit te behoren bij Hem, die door dezelfde Hoge Raad pas enkele weken daarvoor ter dood veroordeeld was. En wat was het hier waardoor deze beiden opvielen? Was het hun dialekt? Nee, het waren hun woorden (zie vers 8-12). Zij legden een eenduidig en helder getuigenis af, en schaamden zich daarbij niet de Naam van hun Heer te noemen.
Dat spreekt ons allen aan. Wij zijn ook niet alleen kinderen van God, maar ook discipelen, dat wil zeggen volgelingen van de Heer Jezus. Wij horen bij Hem. Hij heeft ons gered en verwacht nu van ons dat wij Hem volgen en duidelijk te kennen geven, dat wij nauw met Hem verbonden zijn.
Een heleboel vragen
Laten wij ons nu eens concreet afvragen: Merk men door de week wie wij zijn? Vallen wij op? Belijden wij onze medemensen dat wij kinderen van God en discipelen van de Heer Jezus zijn? Staan wij consequent aan Zijn zijde? Als samensteller van dit artikel stel ik deze vragen allereerst aan mijzelf en weet, hoe vaak ik al met nee antwoorden moest. Het gaat niet aan om met de vinger naar anderen te wijzen, maar het gaat om ieder persoonlijk. Hoe staat het in het dagelijkse leven, in de school, in het beroep, bij het winkelen, bij de sport, tijdens de vakantie, enzovoorts? Misschien valt het ons gemakkelijk om in de kring van de gelovigen over de Heer Jezus te spreken. Maar het gaat niet om de zondag, maar om de maandag, de dinsdag en de andere dagen van de week. Hoe ziet het er uit wanneer wij op onszelf zijn aangewezen (hoewel er immers altijd Iemand bij ons is)? Schamen wij ons niet vaak, of is het voor ons zelfs niet pijnlijk, wanneer wij op ons geloof aangesproken worden? Hoe vaak letten wij er niet zorgvuldig op om maar niet op te vallen, waar wij eigenlijk wel opvallen moesten.
Wij willen elkaar bemoedigen met vreugde uit te komen voor wat wij zijn. De Heer kent onze natuurlijke aanleg. De een is van nature schuchter, de ander heeft een gezond zelfbewustzijn. De een is slagvaardig en kan goed praten, de andere is gemakkelijk in verlegenheid te brengen. Ondanks dat mogen deze dingen ons niet als welkome verontschuldiging dienen. Wij allen mogen als lichten in deze wereld schijnen en opvallen.
Hoe vallen wij nu op? De een plakt een vis of een Christelijke tekst op zijn auto, een ander draagt een Jezus-teken op de borst, en weer een ander schrijft met grote letters een Bijbeltekst op zijn T-shirt. Ik verheug mij over ieder medemens die zich op dit soort manieren als Christen onderscheidt. Maar is dat alleen voldoende? (Het is pijnlijk wanneer een automobilist met een Bijbeltekst op de achterruit wegens te hoge snelheid door de politie wordt aangehouden, of een Christen met een Bijbelse spreuk op zijn T-shirt plotseling begint te schelden of ruzie gaat maken). De beide voorbeelden uit de Bijbel (zie boven) maken ons duidelijk hoe wij opvallen, namelijk door ons gedrag en door onze woorden.
Een blik in het dagelijks leven
Laten wij nog eens een kijkje nemen in de praktijk van het dagelijks leven:
- Een gelovige scholier valt op omdat hij niet aan elke onzin meedoet, niet lanterfant op school en niet recalcitrant tegen de leraar is. Integendeel valt hij bijvoorbeeld op omdat hij ijverig (daarom hoef je nog lang geen streber te zijn) en stipt is omdat hij zijn huiswerk maakt, omdat hij hoffelijk, vriendelijk en hulpvaardig is.
- Een gelovig kind valt bijvoorbeeld op omdat het niet in de tuin van de buurman fruit gapt en ook niet oude mensen uitlacht. Integendeel, het valt op omdat het in de bus voor een oude dame opstaat of omdat het in de uiterlijke verschijning te kennen geeft, dat het naar de Bijbel leven wil.
- Een gelovige teenager valt bijvoorbeeld op omdat hij niet in de voetgangerstunnel rondhangt, met een bierflesje in de hand op de hoek staat of meent een vriendin (respectievelijk als meisje een vriend) te moeten hebben zoals in de wereld. Integendeel, hij valt bijvoorbeeld op omdat hij voor de maaltijden aan de studententafel of in de kantine zijn God dankt en op zondag de Christelijke samenkomst bezoekt en dan daarvoor uit te komen.
- Een gelovige volwassene valt bijvoorbeeld op omdat hij niet in onfatsoenlijke tijdschriften bladert en niet om vieze moppen lacht. Integendeel, hij valt bijvoorbeeld op omdat hij zijn belastingaangifte naar eer en geweten invult of zich tijd neemt om eens andere mensen te helpen.
Woorden en daden
De voorbeelden kunnen gemakkelijk voortgezet worden. Is het duidelijk geworden wat “opvallen” is? Bovendien: Wanneer wij door ons gedrag niet opvallen, dan kunnen wij ons de woorden sparen. Een mondelinge getuigenis volgt op het gedrag en wordt daardoor geloofwaardig. Wanneer ik niet voorleef, wat ik zeg, hoe zullen dan mijn medemensen mijn woorden aannemen? Toen Lot zijn schoonzonen opdroeg om Sodom te verlaten, meenden zij dat hij een grap maakte. Zij onderkenden de ernst van de toestand niet. Zijn gedrag maakte zijn woorden in hun ogen belachelijk.
Getuigen voor onze Heer te zijn, voor Hem “op te vallen”, is een prachtige uitdaging voor ons allen. Wij doen het door ons gedrag, maar wij doen het ook door onze woorden. Wij mogen voor Hem, onze Heiland en Heer, uitkomen, Zijn Naam voor anderen uitspreken, ook wanneer het eens moeilijk valt. De Heer geve dat wij allen Zijn getuigen zijn, en Hij is die ons door Zijn Geest de kracht daartoe geeft. Zijn laatste woorden tot Zijn discipelen luidden: “Maar u zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en u zult Mijn getuigen zijn” (Handelingen 1:8). Aan deze opdracht willen wij ons niet onttrekken, en in de dagelijkse gang van ons leven duidelijk tonen, Wie wij toebehoren. Iets beters dan Hem toe te behoren, is er tenslotte niet.
“Toen overtrof deze Daniel die vorsten en die stadhouders, omdat een voortreffelijker geest in hem was; en de koning dacht hem te stellen over het gehele koninkrijk ” (Daniël 6:4).
Ernst-August Bremischer, © Folge mir nach
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW