Zonder geld en zonder prijs
Een vriend van de armen bestelde meermalen een zak kolen (je weet wel, brandstof voor de kachel van vroeger) voor mensen, van wie hij wist, dat zij in behoeftige omstandigheden verkeerden. Het was in die winter zeer koud; de sneeuw lag dik, en de vriendelijke gever verheugde zich bij de gedachte, dat zijn geschenk in vele huizen en harten warmte en gezelligheid zou brengen.
De kolenwagen hield stil voor de verzakte deur van een vervallen huisje; de kolenman klopte aan, en zei tegen de oude man daarbinnen, dat hij een mud kolen voor hem had.
“Van wie?””Ik weet het niet,” zei de man “maar ik moest ze hierheen brengen. Daar zijn ze dus.”
“Het is een vergissing; ze zijn niet voor mij,” antwoordde de oude. “Zo”n gelukje zou mij niet te beurt vallen. Ik heb geen vrienden, die mij kolen voor niets geven.”
“Maar ze zijn voor de man, die onderaan de dijk woont. Bent u dat dan niet?”
“Ja, dat wel. Maar – het moet toch een vergissing zijn. Misschien is het een andere dijk.”
“Onzin, man; neem de kolen en wees dankbaar. Ik kan hier niet de hele dag blijven praten!”
“Neem ze maar weer mee. Ze zijn niet voor mij, en ik wil er verder niets mee te maken hebben.”
En hij sloot zijn deur en keerde naar zijn koude haard terug.
De wagen rolde weg, met zich mee voerende het geschenk, dat voor de oude man bedoeld was.
De volgende dag hield dezelfde wagen stil bij een armzalig hofje in de stad, en dezelfde kolensjouwer, met een zak kolen op zijn nek, klopte aan een van de deurtjes.
“Ik breng hier kolen voor u. Waar kan ik ze laten?”
“Ze kunnen niet voor mij zijn,” antwoordde de man aan de deur, “het moet een vergissing wezen.”
“Het is geen vergissing,” zei de kolenman. “Kijk, hier is het adres: No. 24 – een mud kolen. Is het duidelijk of niet?”
“Het is mijn adres, dat is zeker, “hernam de ander, “maar deze kolen zijn niet voor mij, en ik neem ze niet aan. Ze zijn vast voor een ander.”
“Het is wat moois,” zei de kolenman, terwijl hij zich nadenkend achter het oor krabde. “Wat bezorgen die kolen mij een moeite. Het lijkt wel of ik jullie vergif breng. Hier komt nu een heerlijk mud kolen, en je weigert ze aan te nemen. Maar laten doe ik ze toch; want gisteren nam ik ze van een ander huis weer mee terug op mijn wagen, en kreeg er een standje voor. Dus, als je je kolenhok niet opent, dan stort ik de zak hier in het portaaltje uit.”
Dat hielp. De man opende de deur van zijn kolenhok, eraan toevoegende: “je zult gauw genoeg terug zijn om ze weer weg te halen; daarom zal ik er mij nog maar niet over verheugen. Maar als ze echt voor mij waren, zou ik er dankbaar voor zijn.”
Nog een huis bezocht de kolensjouwer met zijn vrachtje, klopte aan en zei tot het oude vrouwtje, dat aan de deur verscheen: “Hier zijn kolen voor u!”
“Voor mij? hoe kan dat? Ze zullen zeker voor iemand anders zijn!”
“Neen, moedertje, hier staat duidelijk uw naam en huisnummer: No. 8 – een mud kolen.”
“Echt waar! Wel, wel, dan denk ik dat God ze mij gestuurd heeft, want niemand anders zou weten, dat mijn laatste schepje kolen op de kachel ligt. Breng ze maar binnen. Ik ga er God voor danken!”
“U hebt groot gelijk,” zei de man alleen, maar in zichzelf voegde hij eraan toe: “Zij is de enige, die verstandig is. De anderen zijn dwazen!”
Ja, hoeveel zulke dwazen zijn er wel in de wereld!
Gods geschenk is zo groot. Hij gaf Zijn eigen Zoon voor arme zondaren; maar hoe weinigen zijn er die Hem willen aannemen.
De kolen waren al betaald door de gever. Zo werd ook voor de behoudenis van zondaren de prijs betaald, namelijk het kostbare bloed van Gods Zoon, die “Zichzelf gegeven heeft tot een losprijs voor allen”1.
Toch, hoewel God aan allen het eeuwige leven aanbiedt als een vrije gift, ontvangen alleen zij het, die deze gift waarderen. “Want de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen”2.
Die “velen” zijn zij die niet doen als die oude man, maar gelijk het oude vrouwtje.
“Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden”3.
Uit: Reisgids voor het leven
Geplaatst in: Verhalen
© Frisse Wateren, FW