2 jaar geleden

Zeven punten in de dienst van Petrus

In Handelingen 9 vers 32-43 zien we Petrus, de vroegere visser, kenmerken vertonen van iemand die een effectieve dienaar van God is. Er zijn zeven dingen die eruit springen als lessen voor elke volgeling van Jezus Christus. 

Mens georiënteerd (vs. 32-33)

“Het gebeurde nu, toen Petrus overal rondreisde, dat hij ook bij de heiligen kwam die in Lydda woonden. En hij vond daar een man, genaamd Aenéas, die sinds acht jaar op bed lag en die verlamd was.”

Petrus nam, net als zijn Meester, tijd voor mensen. Een kenmerk van een ware dienaar van God is een oprechte zorg voor de schapen. Soms is het gemakkelijk om zo betrokken te raken bij de dienst van de Heer, dat we degenen die we moeten dienen uit het oog verliezen. Dienaren door de eeuwen heen geven ons een goed voorbeeld. Mannen als Mozes, die zichzelf bijna uitputte in het dienen van het volk van God, daarom stelde zijn schoonvader voor om een deel van zijn dienst aan anderen over te dragen. Stéfanus werd eerst gekozen om de arme heiligen te dienen. Paulus was bereid alles ten koste te leggen en ten koste gelegd te worden voor de heiligen (2 Kor. 12:15). Natuurlijk is de Heer Jezus het grootste Voorbeeld van een Dienaar die ‘mens georiënteerd’ was. Hij kwam niet om gediend te worden, maar om te dienen (Mark. 10:45). Hij was de volmaakte Dienstknecht van God! Vele malen, zelfs als Hij moe was, stelde Hij anderen boven Zijn eigen behoeften (Joh. 4; Matth. 9:19-22).

We zien Petrus betrokken bij het leven van zowel zondaars als heiligen. Hij ging naar de heiligen, maar zag een zekere man in grote nood. Deze term “een man” staat wel in contrast met “een discipelin” in vers 36. Tabitha wordt beschreven als een discipelin, een volgeling van Jezus Christus, maar deze man wordt gewoon “een man” genoemd, wat aangeeft dat hij geen gelovige was. Petrus nam de tijd om in zijn behoefte te voorzien! Als dienaren van Jezus Christus moeten wij oog hebben voor de noden van de mensen om ons heen. We kunnen misschien niet in elke behoefte voorzien, maar we zijn “geschapen in Christus Jezus tot goede werken” (Ef. 2:10). We worden niet gered door goede werken, maar goede werken zijn het bewijs dat we gered zijn. Jakobus schrijft: “Reine en onbesmette godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen te bezoeken in hun verdrukking [en] zichzelf onbesmet van de wereld te bewaren” (Jak. 1:27). De apostel Johannes voegt hieraan toe: “Wie nu aardse goederen1 heeft, en zijn broeder gebrek ziet lijden en zijn hart voor hem sluit, hoe blijft de liefde van God in hem?” (1 Joh. 3:17).

Petrus was zeer betrokken bij het leven van anderen. Hij nam de tijd om bij de heiligen te zijn én bij hen die zowel fysieke als geestelijke hulp nodig hadden.

Verkondigde Christus en zette zichzelf buiten beeld (vs. 34-35)

“En Petrus zei tot hem: “Aenéas, Jezus Christus maakt u gezond; sta op en maak zelf uw bed op. En hij stond onmiddellijk op. En allen die in Lydda en Saron woonden, zagen hem en zij bekeerden zich tot de Heer.”

Petrus verheerlijkte Christus, niet Petrus! Hij begreep zijn rol als ‘onder-herder’ die rekenschap moet afleggen aan de overste Herder (1 Petr. 5:1-5). Petrus wist, dat hij slechts een mens was (Hand. 10:25-26) en dat hij slechts een kanaal was waardoor de kracht, de liefde en het werk van Christus konden stromen. Hij had de woorden van Jezus gehoord: “Blijft in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u helemaal niets doen” (Joh. 15:4-5). Petrus wist, dat hij slechts een spreekbuis van de Heer was, zoals hij schreef in 1 Petrus 4 vers 11: “Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God; als iemand dient, laat het zijn als uit sterkte die God verleent, opdat in alles God verheerlijkt wordt door Jezus Christus, aan Wie de heerlijkheid en de kracht is tot in alle eeuwigheid! Amen.”

Petrus zag de verlamde man en wist, dat hij niet de macht had om deze man te genezen of zijn leven te veranderen. Hij verklaarde: “Aenéas, Jezus Christus maakt u gezond; sta op en maak zelf uw bed op” (vs. 34).

De les voor ons is, dat wanneer we de Heer dienen er geen plaats is voor trots! Jakobus herinnert ons eraan: “ …’God weerstaat hoogmoedigen, maar nederigen geeft Hij genade’. Onderwerpt u dan aan God … Vernedert u voor [de] Heer en Hij zal u verhogen” (Jak. 4:6-10). Petrus herhaalt deze woorden in 1 Petrus 5 vers 5-6: “Evenzo u jongeren, weest aan [de] oudsten2 onderdanig. En weest allen tegenover elkaar met nederigheid omgord; want ‘God weerstaat [de] hoogmoedigen, maar [de] nederigen geeft Hij genade’. Vernedert u dus onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoogt op Zijn tijd.”

Persoonlijk beschikbaar (vs. 36-39)

“Nu was er in Joppe een discipelin, genaamd Tabitha, wat vertaald wil zeggen: Dorkas. Deze was overvloedig in goede werken en weldaden die zij deed. Het gebeurde nu in die dagen, dat zij ziek werd en stierf; en nadat zij haar hadden gewassen, legden zij haar in een bovenzaal. Daar nu Lydda dicht bij Joppe lag, zonden de discipelen, toen zij hoorden dat Petrus daar was, twee mannen tot hem om hem aan te sporen: Kom zonder dralen naar ons toe. En Petrus stond op en ging met hen mee; en toen hij was aangekomen, brachten zij hem naar de bovenzaal. En al de weduwen stonden wenend bij hem en toonden de onderklederen en mantels die Dorkas had gemaakt toen zij bij hen was.”

Terwijl Petrus in Lydda was, werd een vrouw genaamd Tabitha ziek en stierf ongeveer tien mijl3 verderop. Tabitha was bekend onder haar Griekse naam Dorkas. Beide namen betekenen “gazel,” en als een gazel overvloedig in goede werken en liefdadigheid. Deze vrouw was een ‘discipelin,’ een volgelinge van de Heer Jezus. Dit is de enige keer, dat het woord voor discipel in de vrouwelijke vorm wordt gebruikt. Zij was een vrouw die wandelde op een wijze “de Heer waardig” (Kol. 1:10), wat betekent dat haar leven de Heer welgevallig was. Toen zij stierf, lieten zij Petrus komen, die zich beschikbaar stelde om naar hen toe te komen. Ze hadden haar lichaam gewassen en haar in een bovenzaal gelegd, wat een Joodse traditie was.

Biddend afhankelijk (vs. 40-41)

“Petrus echter dreef allen naar buiten, knielde neer en bad. En hij keerde zich om naar het lichaam en zei: Tabitha, sta op. En zij opende haar ogen, zag Petrus en ging overeind zitten. En hij gaf haar [de] hand en richtte haar op; en na de heiligen en de weduwen geroepen te hebben stelde hij haar levend voor hen.”

Toen Petrus aankwam, trof hij de rouwende weduwen aan. Ze brachten veel van de goederen die Dorkas had gemaakt en lieten die aan hem zien. Petrus zette toen iedereen de kamer uit. Hij was niet op zoek naar een show of een vertoning! Hij knielde neer en bad! Hoewel Petrus vaak de kracht van God had ervaren, nam hij het niet als vanzelfsprekend aan. Hij besefte dat de kracht niet in hemzelf lag, maar in Hem die hij diende. Volledig vertrouwend op de Heer zei hij: “Tabitha, sta op.” Ze opende haar ogen en ging zitten! Petrus gaf haar de hand en richtte haar op. Het is ontroerend om het medeleven van Petrus met de rouwende heiligen te zien. Hij riep hen binnen en stelde haar aan hen voor.

Productief (vs. 42)

“En dit werd bekend door heel Joppe en velen kwamen tot geloof in de Heer.”

Het nieuws van dit wonder verspreidde zich door het gebied, en velen geloofden. Petrus ervoer de waarheid van Johannes 15. Toen hij in de Heer bleef, kon hij vrucht dragen in de genezing van Aenéas. Toen hij bleef, droeg hij nog meer vrucht! Petrus zou veel vrucht gaan dragen in Handelingen 10, allemaal omdat hij in de Wijnstok bleef.

Vrij van vooroordelen (vs. 43)

“Het gebeurde nu, dat hij vele dagen in Joppe bleef bij een zekere Simon, een leerlooier.”

De laatste les die Petrus hier voor ons illustreert, is dat er in de dienst van de Heer geen plaats is voor vooroordelen. Dit vers dient als een inleiding tot het volgende hoofdstuk, waarin het onderwerp vooroordelen sterk aan bod komt. Volgens Leviticus 11 vers 35-40 werden leerlooiers als onrein beschouwd, maar de Heer liet Petrus langzamerhand zien, dat een dienaar van de Heer helemaal geen bevooroordeeld hart mag hebben! In Handelingen 10 leren we, dat er bij God geen aanzien des persoons is (vs. 34). Een bevooroordeelde geest is funest voor het werk van Christus in de gemeente toen en nu. Voor onverdraagzaamheid is er geen plaats onder het volk van God! De apostel Paulus leerde dit ook en kon schrijven: “Want terwijl ik vrij ben van allen, heb ik mij allen tot slaaf gemaakt om er zoveel mogelijk te winnen. En ik ben de Joden geworden als een Jood, om [de] Joden te winnen; hun die onder [de] wet zijn, als onder [de] wet, (hoewel ik zelf niet onder [de] wet ben), om hen die onder [de] wet zijn te winnen; hun die zonder wet zijn, als zonder wet (hoewel ik niet zonder wet voor God ben, maar aan Christus wettelijk onderworpen), om hen die zonder wet zijn te winnen; ik ben de zwakken een zwakke geworden, de zwakken te winnen; allen ben ik alles geworden, om in elk geval enigen te behouden” (1 Kor. 9:19-22).

 

NOOT:
1. Letterlijk ‘het [levensonderhoud] van de wereld.’
2. Of ‘ouderen.’
2. Tien mijl is ongeveer 16 km.

 

Tim Hadley; © The Christian Explorer

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW