20 jaar geleden

Wonder- en bijgeloof vandaag (III)

Tante Sonja is nog steeds aan het voorlezen … zie vorig artikel.

Hebben we de vorige keer meer over de algemene gevaren van de New-Age-beweging gesproken, dan komen we nu concreet bij het bijgeloof. Bekijken we eerst het begrip, dan zou begrijpelijker moeten worden, wat concreet onder ‘bijgeloof’ moet worden verstaan. Het voorvoegsel ‘bij’ betekent onder andere ‘afwijkend’ of ‘verkeerd’. Vanuit de Bijbel gezien, gaat het dus om een verkeerd geloof. Waaruit dit bestaat, zal nu geprobeerd worden aan te tonen.

Bijgeloof

Principieel moeten we vasthouden, dat bij het bijgeloof aan alles op de een of andere manier opmerkelijke of ongewone door het noodlot gewilde betekenis toegeschreven wordt, men het dus als teken met een bepaalde boodschap verklaart. Zo gelooft men, dat vallende schilderijen onheil zouden voorspellen, bij het aanschouwen van een vallende ster mag men iets wensen, of wanneer ’s morgens een bepaald iets gebeurt (men ziet een zwarte kat of een schoorsteenveger), zou men daardoor de hele dag beïnvloed worden.

De voorstellingen en praktijken van het bijgeloof strekken zich tot elk gebied van het menselijk leven uit: naar geboorte, liefde, huwelijk, ziekte en dood. Daar waar gevaar dreigt, grijpt de mens dikwijls naar magische praktijken. Door een groot aantal bijgelovige gebruiken moet het onheil afgewend, de schadelijke machten verdreven en leven, geluk en gezondheid verzekerd worden.

De ontwikkelingsgeschiedenis van het bijgeloof toont, dat de oorspronkelijke opvattingen wezenlijk altijd dezelfde gebleven zijn. Een groot deel van de voorstellingen en handelingen zijn dus eindeloos. Enkele trekken van het huidige bijgeloof laten zich onder omstandigheden al in precies dezelfde vormen voor de Griekse en Romeinse oudheid bewijzen. Modern bijgeloof heeft zijn diepere wortels onder andere in de angst voor een onbestemde toekomst. Dit wordt zichtbaar in het toenemende sterrengeloof (astrologie en horoscopen) en in het raadplegen van orakels, koffiedik of waarzeggers.

Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Johannes 14 vers 6

Dat de mensen vandaag daadwerkelijk in horoscopen, amuletten of talismannen geloven, kan men op veelvoudige wijze zien. De geluksbrenger in de auto of bij voetbal is meer dan een onschuldige scherts, wat – om een voorbeeld te geven – bij de Europese voetbalkampioenschap in 1996 duidelijk werd: Bijna iedere Duitse speler van het nationale elftal had een eigen mascotte en kwam openlijk uit voor de zogenaamde werking ervan. De hang naar deze praktijken vindt men bijzonder in beroepen, waarbij het gelukken sterk van onvoorziene en niet te beïnvloedden factoren afhankelijk is.

Formules die van oorsprong uit het bijgeloof stammen, kan men op verschillende levensterreinen zien. In de sport wenst men zich ‘hals- en beenbreuk’, drukt de duimen tegen elkaar of gebruikt de formule ’toi, toi, toi’, die een afweerbetovering is, om ongeluk af te weren. Bij de fatsoensregels is het volgende te noemen: Wanneer iemand bijvoorbeeld die een neusverkoudheid heeft en niezen moet, ‘gezondheid’ wenst, of wanneer iemand toegedronken wordt, waarbij men dan ‘proost’ of ‘prosi’ zegt, zijn dat in principe overblijfsels van een magische handeling. Zelfs schijnbaar onschuldige kinderrijmpjes ‘heil, heil en zegen, drie dagen regen’ zijn terug te voeren naar toverspreuken. Tenslotte moet nog genoemd worden, dat het bijgeloof zich vandaag op een steeds breder front meester maakt van de techniek. Men gelooft in raadselachtige verschijningen op het beeldscherm, in vliegende schotels en groene marsmannetjes.

Handelingen van bijgeloof vinden we echter ook aan het begin van het jaar, wanneer mortierschoten afgevuurd worden of vuurwerk ontstoken wordt. Evenzo ook bij de huwelijksvoltrekking – dat begint al met de voorbereidingen voor de bruiloft: het brengt, naar het heet, ongeluk wanneer de bruid haar bruidskleed zelf naait; zweepknallen, schieten, stukslaan van porselein en ander lawaai op de avond voor de bruiloft moesten oorspronkelijk al het demonische afweren. Een soortgelijke functie heeft de champagnefles, die bij het van stapel lopen van een schip tegen de boeg geworpen wordt en daarbij uiteen moet springen, of het feit dat bij het leggen van de eerste steen van een gebouw vaak allerlei documenten in de eerste steen ingemetseld worden. Dit is tenslotte alleen de herinnering aan dingen, die in de vorm van een bouwoffer in oude tijden de houdbaarheid van het fundament moesten garanderen. Hier gaat het om officiële manifestaties waarbij bijgelovige handelingen voltrokken worden.

We stellen dus vast, dat altijd dan, wanneer het om geluk of ongeluk, om dood of leven gaat, de mensen proberen de ‘normale’ gang van zaken te beïnvloeden. Dan is ook de zogenaamde moderne mens in veel gevallen werkzaam als tovenaar, om met de onzekerheid en de daaruit voortvloeiende psychische spanningen klaar te kunnen komen.

Wat blijft?

Zo, dat moet genoeg zijn! Zijn jullie tevreden, of heeft noch iemand ergens vragen over?”

“Ik zou graag willen weten hoe men bij zo veel verwarring nog het goede onderkennen kan”, legde Wolf in het midden.

“Dat is helemaal niet zo eenvoudig”, antwoordde oom Hanno. “Nu schiet mij juist 1 Johannes 4 te binnen. Ik zou graag de plaats kort voorlezen: “Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent u de Geest van God: iedere geest die Jezus Christus als in het vlees gekomen belijdt, is uit God; en iedere geest die niet Jezus als in het vlees gekomen belijdt, is niet uit God; en dit is de [geest] van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en hij is nu al in de wereld” (vers 1-4).

We zien dus, dat het de geest van de antichrist is die probeert om verwarring te stichten. Daarom ben ik ook blij, dat wij ons vanavond met zo veel hebben bezig gehouden, wat jullie in het dagelijkse leven tegenkomen; want als de Bijbel hier voor het vele verkeerde waarschuwt, wat in de wereld is, zo moeten wij steeds weer de actuele problemen waarmee wij geconfronteerd worden, aan de hand van de Bijbel taxeren. Wanneer we dan de gevaren herkend hebben, moeten we een andere tekst toepassen. Ik lees haar voor: “Overigens, sterkt u in [de] Heer en in de kracht van Zijn sterkte. Doet de hele wapenrusting van God aan, om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. Want onze strijd is niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]. Neemt daarom de hele wapenrusting van God op, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, na alles volbracht te hebben, stand te kunnen houden” (Efeze 6:10-13). Dit weerstaan gelukt echter alleen, wanneer ons handelen door die punten worden gekenmerkt, die in het verdere verloop van dit hoofdstuk genoemd worden: waarheid, gerechtigheid, geloof, lezen en toepassen van het Woord van God en aanhoudend gebed.

Hoezeer God de afgodendienst alsook de toverij en waarzeggerij veroordeeld, zien we ook in Deuteronomium 13 en 18:9-14.

In Openbaring 21:8 wordt duidelijk, welk einde de mensen zullen hebben, die de Heer Jezus niet aangenomen hebben en andere goden zijn nagelopen: “Maar voor de bangen, de ongelovigen, verfoeilijken1, moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt; dit is de tweede dood”. Wij voor ons moeten dat, wat in Jakobus 4:7-8 staat, vasthouden: “Onderwerpt u dan aan God. Weerstaat echter de duivel en hij zal van u vluchten. Nadert tot God en Hij zal tot u naderen”.

Na deze uiteenzettingen van oom Hanno viel er een pauze in het gesprek, tot Sebastian plotseling opmerkte: “Mensen, het is al 11 uur! Maar de tijd ging snel om. Kunnen we niet, voordat we naar huis gaan, nog eens heel kort herhalen, wat wij vanavond besproken hebben?”

“Wie wil het dan eens proberen?”, vroeg oom Hanno. Misschien lag het daaraan dat het gesprek tamelijk inspannend was geweest, in ieder geval meldde er zich niemand vrijwillig aan.

“Vertrouw je dat jezelf niet toe?”, vroeg tante Sonja aan Sebastian.

“Nou, goed dan, ik zal het proberen. Maar dat gaat niet zo snel, omdat ik wil meeschrijven”.

Aan het eind stond dan op papier:

Veel mensen geloven heden tendage niet meer in de wonderen van de Bijbel. Deze tendens begon, over de gehele samenleving gezien, in de tijd van de verlichting . Toen kwam het verstand van de mens op de plaats van het geloof. Het werd ook (bijvoorbeeld bij de Bijbelkritiek) tot maatstaf voor de beoordeling van de openbaring van God verheven.

In deze traditie zoeken de mensen (in het tijdperk van het postmodernisme) naast de Bijbel naar een weg tot heil. Daarbij wendde men zich (zoals Lessing en Goethe) vandaag steeds meer naar oosterse religies.

Door de afkeer van het Christelijk geloof neemt in verband met het New-Age denken het bijgeloof alsook het occultisme gestaag toe. Het noodlot van de mens bestaat daarbij ook daaruit, dat hij (evenals Adam en Eva) een boven Gods wil uitgaande mate van erkenning en macht nastreeft.

Nadat Sebastian de rest van zijn water gedronken had, stond hij op en nam afscheid, niet zonder voor de gastvrijheid alsook voor het goede gesprek te bedanken.

Toen hij op de terugweg naar huis over de avond nadacht, schoot hem nog iets te binnen: “Het grote wonder is toch, dat de Heer Jezus uit de hemel gekomen, gestorven en opgestaan is, om ons te verlossen. Het belangrijke echter is: Zonder dat men daarin gelooft, heeft het voor niemand zin”. Toen keek hij naar de hemel, zag de sterren boven zich en dacht aan een vers, dat hij kort geleden nog gelezen had: “HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, Uw Naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan; Uw raadslagen van verre zijn waarheid en vastheid” (Jesaja 25:1).

Jochen Klein, © Folge mir nach

NOOT:
1. Verfoeilijken: of gruwelbedrijvers
Literatuuropgave: verkrijgbaar bij Frisse Wateren (frissewateren@ctmax.nl).

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW