Een van de meest populaire verzen vandaag is Mattheüs 7 vers 1: “Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld.” Zowel christenen als ongelovigen zullen dit vers aanhalen, vooral als je zegt, dat iets wat zij doen verkeerd is. Dit is vooral waar in onze tijd van tolerantie, maar het is niet zozeer tolerantie waar ze naar op zoek zijn, als wel aanvaarding. Ze willen dat wij hun manier van leven of hun leer of wat dan ook accepteren. Trek het niet in twijfel of noem het “zonde.” Als je dat doet, veroordeel je het!
Moeten christenen oordelen? Moeten christenen andere christenen oordelen? Het woord “rechter” in zijn verschillende vormen (oordelen, vonnis, rechters, enz.) wordt meer dan 700 keer in Gods Woord gevonden. Een heel boek van de Bijbel is getiteld “Richteren”, omdat het geschreven is in een tijd dat God richters opriep om Zijn volk te leiden. Wat leert de Bijbel over het oordelen van anderen?
Het gezag om te oordelen
De Bijbel maakt heel duidelijk dat er één allerhoogste Rechter is over allen, dat is God Zelf en Hij alleen heeft het gezag om te bepalen wat goede en verkeerde motieven en gedragingen zijn. Er zijn vele verzen in het Oude Testament die erop wijzen dat God Rechter is:
- “God is een rechtvaardige Rechter, een God Die iedere dag toornt” (Ps. 7:12).
- “Hij Zelf zal de wereld oordelen in gerechtigheid en over de volken op billijke wijze rechtspreken” (Ps. 9:9).
- “De hemel verkondigt Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela” (Ps. 50:6).
“De HEERE is immers onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Híj zal ons verlossen” (Jes. 33:22).
Wanneer wij bij het Nieuwe Testament komen, vinden wij dat de Vader macht en oordeel aan de Zoon heeft opgedragen. Jezus sprak over dit gezag, voordat Hij opsteeg naar de hemel na de opstanding (Matth. 28:18). Andere Schriftplaatsen maken duidelijk dat de Heer Jezus Degene is, Die alle dingen zal oordelen!
“Want de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven” (Joh. 5:22).
“Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft. En als iemand Mijn woorden hoort en niet bewaart, oordeel Ik hem niet; want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt en Mijn woorden niet aanneemt, heeft dat wat hem oordeelt: het woord dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen op de laatste dag” (Joh.12:46-48).
“… omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen door een Man die Hij [daartoe] heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit [de] doden op te wekken” (Hand. 17:31).
Wij zien dus, dat onze Heer Jezus Christus terecht heel deze wereld zal oordelen op grond van ieders geloof in of afwijzing van de Zoon van God. De Bijbel heeft een uitspraak gedaan over de behoudenis: “En in niemand anders is de behoudenis; want er is onder de hemel geen andere naam onder de mensen gegeven waardoor wij behouden moeten worden” (Hand. 4:12).
Hoe oordelen zich verhoudt tot de niet-geredden
Wat zegt de Bijbel over het oordeel van de niet-geredden? De niet-geredden moeten Christus leren kennen en met Hem verzoend worden. Wanneer we het evangelie aan ongelovigen presenteren, wordt er een oordeel geveld over hun positie met God. De Bijbel verklaart duidelijk dat “allen gezondigd hebben en komen te kort aan de heerlijkheid van God” (Rom.3:23). De Bijbel leert duidelijk: “het loon van de zonde is [de] dood; maar de genadegave van God is [het] eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer” (Rom. 6:23). We moeten het evangelie altijd op een liefdevolle en genadevolle manier presenteren, maar we moeten ook altijd de volledige waarheid van het evangelie delen. Er moet altijd genade en waarheid zijn bij de presentatie van Christus, omdat deze twee dingen van Jezus Christus zijn gekomen (Joh. 1:17).
Velen vinden dat christenen niet mogen oordelen over zaken als abortus, overspel, homoseksualiteit of het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht. Als we dat wel doen, horen we vaak:
“Wie ben jij om te oordelen over twee mensen die van elkaar houden?” “Wie denk je wel dat je bent om iemand te vertellen van wie hij wel en niet mag houden? “Jij bent ook een zondaar!” “Iemands privé-leven gaat je niets aan. Oordeel niet over hen.” Sommigen zullen zelfs Mattheüs 7 vers 1 aanhalen, waar Christus tijdens de bergrede zei: “Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld.”
Maar laten we eens nader kijken naar wat Mattheüs 7 vers 1 werkelijk leert. “Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld. Want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u worden geoordeeld, en met de maat waarmee u meet, zal u worden gemeten. En wat ziet u de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog merkt u niet? Of hoe zult u tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, en zie, de balk is in uw oog? Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult u helder zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen” (Matth. 7:1-5)
De Heer Jezus waarschuwt tegen het oordelen over iemand op een hypocriete of veroordelende manier. Dat soort oordelen werd karakteristiek geassocieerd met de farizeeën. Het is religieuze hypocrisie, maar velen die hier “oordeelt niet” citeren, gaan voorbij aan het gebod om te oordelen in dezelfde passage: “dan zult u helder zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen” (Matth. 7:5). Het punt hier is, dat ik eerst mezelf moet beoordelen voordat ik over jou oordeel. Dezelfde passage gaat verder met te spreken over de noodzaak van onderscheidingsvermogen en oordeel als het gaat om valse leer en valse profeten. Zij kunnen er oprecht uitzien, maar hun doel is de kudde op een dwaalspoor te brengen (Matth.7:15-20).
Als christen moet ik voor het aangezicht van de Heer leven, een kort overzicht van mijn zonden bijhouden en alle bekende zonden belijden. Dit wordt een leven van heiliging genoemd en het is een levenslang proces om elke dag veranderd te worden naar het beeld van Christus. Zonder dit, heb ik geen plaats om een andere broeder of zuster te helpen of het evangelie te presenteren aan een niet gered persoon. Er is gezegd: “Het hart dat Gods genade en vergeving heeft geproefd, zal altijd terughoudend zijn in zijn oordeel over anderen.” Maar de Bijbel zegt ons wel het evangelie te verkondigen, en een deel van de boodschap van het evangelie is, dat mensen zondaars zijn die een Redder nodig hebben.
Hoe oordelen betrekking heeft op gelovigen
Gelovigen moeten groeien in Christus en met elkaar verzoend worden. Sommige christenen vinden, dat wij geen oordeel mogen vellen over andere gelovigen, vooral niet als het gaat om verkeerde leringen. Zij zeggen ons, dat wij elkaar eenvoudigweg moeten liefhebben, ernaar moeten streven de eenheid van het lichaam te bewaren, en niet moeten oordelen. Maar is dit mogelijk als de waarheid van Gods woord wordt opgegeven? Is het werkelijk liefde bewijzen, als wij toestaan dat een andere christen blijft dwalen en zelfs anderen misleidt? Anderen liefhebben vereist, dat wij hen genadig corrigeren wanneer zij in dwaling vervallen (Matth. 18; 1 Kor. 1:11; Gal. 6:1). Ons wordt opgedragen “in liefde de waarheid vast te houden” (Ef. 4:15). Sommigen weten misschien niet, dat zij een valse leer volgen en het is belangrijk om hen genadig te corrigeren. Het is de verantwoordelijkheid van hen die onderwijzen om de gezonde leer te onderwijzen en de valse leer te corrigeren (2 Tim. 2:25; 3:16; Titus 2:1).
De Bijbelse vorm van oordelen
Er is een verschil tussen iemand beoordelen en kritisch zijn met betrekking tot zijn karakter of leer. Veel mensen citeren Mattheüs 7 vers 1 over het niet oordelen van anderen, maar ze verzuimen vers 6 te lezen, waar Jezus zegt: “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw parels niet voor de varkens.” Om dit vers te gehoorzamen, moet je een aantal onderscheidende beslissingen nemen over het karakter van de persoon!
Later in Mattheüs 7 vers 15 zegt Jezus: “Past op voor de valse profeten, die tot u komen in schapenvachten, maar van binnen zijn zij roofzuchtige wolven.” Er is een scherpzinnig schaap voor nodig om te herkennen: “Dat is geen echt schaap! Dat is een wolf verkleed als een schaap!” Het vereist, dat je de leer beoordeelt en bepaalt of het waar of vals is.
Romeinen 16 vers 17-18 spoort ons aan “acht te geven op hen die tweedracht en aanleidingen tot vallen verwekken tegen de leer die u geleerd hebt, en onttrekt u aan hen. Want zulke [mensen] dienen niet onze Heer Christus, maar hun eigen buik; en door vleitaal en lofspraak bedriegen zij de harten van de argelozen.”
Sommigen zouden zeggen dat het in orde is om de valse leer in algemene termen aan de kaak te stellen, maar dat je nooit specifiek een valse leraar mag noemen. Maar in 1 Timotheüs 1 vers 19-20 vermeldt Paulus dat sommigen het geloof en een goed geweten van zich hebben gestoten, “waardoor zij aangaande het geloof schipbreuk hebben geleden. Onder hen zijn Hymenéus en Alexander, die ik aan de satan heb overgegeven, opdat hun het lasteren wordt afgeleerd”. In 2 Timotheüs 2 vers 17 noemt hij Hymenéus en Filétus, en voegt eraan toe (2 vers 18): “die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat <de> opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen.”
In 2 Timotheüs 4 vers 10 zegt Paulus tegen Timotheüs: “Demas heeft mij verlaten, daar hij de tegenwoordige eeuw heeft liefgekregen.” In vers 14 waarschuwt hij Timotheüs voor “Alexander de kopersmid” die Paulus veel kwaad heeft gedaan. In 3 Johannes 9-10 waarschuwt de apostel van de liefde de kudde voor “Diótrefes, die graag de eerste onder hen wil zijn”, maar “die met boze woorden tegen ons zwetst”. Paulus noemt twee zusters die met elkaar in onmin verkeerden, Euódia en Syntyche, en spoort hen aan “eensgezind te zijn in de Heer” (Fil. 4:2). Hij instrueert de gemeente te Kolosse: “Zegt aan Archippus: :Let erop dat u uw bediening die u van [de] Heer hebt ontvangen, ook vervult’” (Kol. 4:17).
Toen ze namen noemden, oordeelden de apostelen in geen van deze gevallen ten onrechte over anderen. We moeten dus concluderen, dat het niet gelijk is aan iemand te veroordelen om onderscheidingsvermogen aan de dag te leggen met betrekking tot goddeloos gedrag of valse leerstellingen. In Jakobus 5 vers 19-20 lezen we: “Mijn broeders, als iemand onder u van de waarheid afdwaalt en iemand brengt hem terug1, laat hij dan weten dat wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, <zijn> ziel van [de] dood redden en een menigte van zonden bedekken zal.”
Paulus leerde, dat het de verantwoordelijkheid is van elke geestelijke gelovige om een gelovige die in zonde gevallen is, terecht te brengen (Gal. 6:1). Het moet privé beginnen, tenzij de zonde om te beginnen openbaar is (Gal. 2:11-14; 1 Kor. 5:1-13). De Heer Jezus onderwees dit soort ‘terechtbrengen’ in Mattheüs 18 vers 15-18.
Het is niet iemand veroordelen om zijn geestelijke volwassenheid, of leerstellige opvattingen voor een bediening te beoordelen. Om wijze beslissingen te nemen en de kudde te hoeden, moet je oordelen over iemands karakter en leerstellige opvattingen. Met betrekking tot de bediening van het Woord van God, instrueerde Paulus de Korinthiërs: “Laat twee of drie profeten spreken en laat de anderen het beoordelen” (1 Kor. 14:29). Ons wordt duidelijk gezegd, dat we moeten nagaan of de leer al dan niet opbouwend is voor het volk van God. Veel gemeenten lijden omdat dit niet goed gedaan wordt!
De verkeerde vorm van oordelen
Wanneer we iemand bekritiseren uit jaloezie, bitterheid, zelfzuchtige ambitie, of een andere zonde, dan is dit de verkeerde vorm van oordelen. Jakobus daagt onze motieven om te oordelen uit: “Spreek geen laster tegen elkaar” (Jak.4:11). Laster betekent over iemand kwaadspreken, om zijn reputatie te schaden.
Als wij een voorbarige conclusie trekken of slechts naar één kant van het verhaal luisteren, is het gemakkelijk iemand ten onrechte te veroordelen. Spreuken waarschuwt ons: “Wie antwoordt voordat hij geluisterd heeft, het is hem tot dwaasheid en schande,” want “wie de eerste is in zijn rechtszaak, lijkt rechtvaardig te zijn, maar dan komt zijn naaste en doorgrondt hem” (Spr. 18:13,17).
Het is ook gemakkelijk iemand ten onrechte te veroordelen, wanneer we de tradities van mensen als maatstaf nemen, in plaats van het Woord van God. Paulus wijdt twee hoofdstukken aan dit probleem. In Romeinen 14 waren er mensen, wier geweten hen niet toestond vlees te eten en zij oordeelden over hen die zich vrij voelden om vlees te eten. Er waren er die bepaalde dagen heilig beschouwden en degenen beoordeelden die dat niet deden. In 1 Korinthe 8 was het probleem het eten van vlees, dat aan afgoden was geofferd. Op gebieden waar de Bijbel geen definitieve geboden geeft, is het verkeerd om mijn persoonlijke overtuigingen op zulke gebieden als maatstaf te nemen en te oordelen over hen, die mijn overtuigingen niet delen. Dit is wat de farizeeën deden toen zij vele door mensen gemaakte regels toevoegden aan de wet van God en vervolgens iedereen veroordeelden die zich niet aan hun regels hield. Zij legden zich toe op minder belangrijke zaken en concentreerden zich op uiterlijkheden, maar hun harten waren ver van God. Zij verwaarloosden Gods geboden en hielden zich in plaats daarvan aan de tradities van mensen (Math. 23).
We oordelen onterecht over iemand wanneer je vertrouwelijke of persoonlijke informatie deelt met de verkeerde bedoeling. Het is gemakkelijk om geestelijk te klinken door te zeggen: “Ik wil dit met je delen voor gebed.” Maar het gevaar is om dit te doen met de verkeerde bedoelingen zoals roddel, laster of om mijzelf belangrijk te laten klinken.
Uit Mattheüs 7 vers 1-6 blijkt duidelijk, dat wij de motieven van iemand niet mogen beoordelen, wij kunnen niet in hun hart kijken. Wij moeten niet zoeken naar de fouten in een ander. Er zijn echter momenten, dat wij de vruchten en daden van een andere gelovige, die niet recht voor de Heer leeft, hebben beoordeeld. We mogen nooit veroordelen, maar we moeten onderscheidingsvermogen hebben om te zien of het leven al dan niet overeenstemt met de belijdenis!
Waarom? Wat staat er echt op het spel? Wat zou ons werkelijk moeten bezighouden? De heerlijkheid van God! Het is absoluut waar dat God liefde is, maar hetzelfde bijbelboek, waaruit dit vaak wordt geciteerd (1 Joh. 4:8-10), vertelt ook dat “God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is” (1 Joh. 1:5). Dit hoofdstuk vertelt ons verder, dat ons leven in overeenstemming moet zijn met onze belijdenis: “Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en wij wandelen in de duisternis, dan liegen wij en doen de waarheid niet” (1 Joh. 1:5). Het is onverenigbaar om te zeggen, dat ik een christen ben en dan te praktiseren of te leven op een manier, die in strijd is met het Woord van God.
Als christen zou ik mij bezig moeten houden met de heerlijkheid van God en met Zijn rechten! Er wordt tegenwoordig zoveel over de rechten van mensen gesproken, maar hoe zit het met de rechten van God? Hoe zit het met de rechten van de Heer Jezus? Paulus maakt in 2 Korinthe 4 vers 3-6 duidelijk, dat Satan de ogen van mensen wil verblinden om te voorkomen, dat zij het licht van het evangelie van de heerlijkheid van Christus zien! Als volgeling van Christus heeft dat licht in ons geschenen en zou het uit ons moeten schijnen (2 Kor. 4:6-7, Fil. 2:9). Ons leven zou niet alleen de liefde van God moeten tonen, maar ook de heiligheid van God (1 Petr.1:15-16).
Tim Hadley Sr.; © www.anchorsforlife.org
18 maart 2021
Geplaatst in: Christendom, Zonde
© Frisse Wateren, FW