Wereld: Systeem van satan of voorwerp van de liefde van God?
Hoe vaak spreken wij als Christenen niet over de wereld. Maar hebben wij ons wel eens afgevraagd wat wij met dit begrip precies bedoelen? Meestal verbinden we daarmee nogal negatieve voorstellingen. Wij denken aan een systeem, dat onder de macht van satan staat en de mensheid beheerst. Dat is ook de overheersende gedachte in de Bijbel. Satan wordt de vorst van deze wereld genoemd (Johannes 12:33) en ons wordt opgedragen: “Hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is” (1 Johannes 2:15).
Wanneer we echter nog twee andere plaatsen erbij nemen, stellen we vast dat ook in een heel andere zin van de wereld sprake is. Zo bijvoorbeeld in het bekende vers Johannes 3:16: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft”. Op het eerste gezicht zou men kunnen denken, dat zich hier een tegenspraak voordoet. Hoe kan God de wereld liefhebben en ons gelijktijdig opdragen haar niet lief te hebben? Het raadsel lost zich op wanneer we rekening houden met het feit dat het woord”wereld” in de Bijbel in verschillende betekenissen gebruikt wordt. We willen ons hier bezighouden met het verklaren van de verschillen van deze betekenissen, waarbij we eerst de plaatsen bekijken, waar het begrip op neutrale of positieve wijze gebruikt wordt.
1) De wereld als schepping
“De God, die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is …” (Handelingen 17:24, zie ook Hebreeën 1:2).
In de wereld als schepping moeten we ons verheugen en van haar genieten. Wanneer we haar schoonheid bekijken, zal ook de waardering van onze God toenemen, omdat de schepping Zijn heerlijkheid toont en het werk van Zijn handen is (Psalm 19:2). Natuurlijk behoort ons de wereld niet toe en wij zouden ons altijd bewust moeten zijn, dat zij vergankelijk is en wij haar met verantwoordelijksgevoel hebben te beheren: “… die de wereld gebruiken, als hadden ze die niet als hun eigendom …” (1 Korinthe 7:31).
2) De wereld van de mensen
“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft …” (Johannes 3:16).
Het begrip wereld duidt ook onder andere de mensheid op aarde aan. In deze zin is de wereld in hoofdzaak niet een teken van de kracht van God (zoals in het beeld van de schepping), maar een voorwerp van Zijn liefde. Het brengt ons tot aanbidding wanneer we erover nadenken, dat God juist de mensen zo liefheeft die Zijn Zoon veracht en Hem tenslotte gekruisigd hebben. En dat deze liefde het motief was, Zijn Zoon in deze wereld te zenden. Ook wij moeten door liefde gedreven zijn om het evangelie aan een verloren mensheid door te geven. Daarmee is de wereld ook het arbeidsterrein van onze verkondiging: “Gaat heen in de hele wereld en predikt het evangelie …” (Markus 16:15).
3) De wereld als systeem van satan
“… Nu zal de overste van deze wereld buiten geworpen worden” (Johannes 12:31); “Hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is” (1 Johannes 2:15).
In deze zeer gebruikelijke toepassing van het begrip wereld, worden de voorstellingen van de waarden en principes aangeduid, die kenmerkend zijn voor de mensheid onder de leiding van satan. Het gaat hier dus niet eenvoudig om materiele aspecten van deze wereld en om zichtbare dingen, maar bovenal om de geest die onze maatschappij beinvloed. Doordat de mens God afwijst, krijgt satan macht over hem en zijn gezindheid en wordt zo”overste van deze wereld” . Tenslotte ontstaat een systeem dat door het zoeken naar eer voor mensen en het uitleven van begeerten gekenmerkt wordt, wat de apostel Johannes als volgt beschrijft: “Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, …” (1 Johannes 2:16). Iemand heeft eens treffend gezegd dat de mens van deze wereld beheerst wordt door trots op dat, wat hij heeft (“hoogmoed van het leven”) en de begeerte naar dat wat hij (nog) niet heeft (“begeerte van de ogen”, “de begeerte van het vlees”).
Ook wij moeten ons altijd weer afvragen of onze doelen, motieven en prioriteiten zich niet aan de geest van deze wereld aanpassen, want “wij hebben niet ontvangen de geest van de wereld …” (1 Korinthe 2:12), en: “… weet gij niet dat vriendschap met de wereld vijandschap is tegen God?” (Jakobus 4:4).
3) De wereld als tijdsbestek
“En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld” (Romeinen 12:2); “Want Demas heeft mij verlaten, daar hij de tegenwoordige eeuw lief gekregen” (2 Timotheüs 4:10).
Terwijl de eerste drie betekenissen van het begrip wereld op het Griekse woord “kosmos” berusten, is de vierde betekenis een vertaling van “aion” [Grieks woord – vertaler] en wordt vaak ook met loop des tijds of tijdperk (periode) weergegeven. De betekenis van de wereld als tijdperk is zeer nauw aan de wereld als systeem van satan verwant. Zo wordt satan ook de “God van deze eeuw ( aion)” (2 Korinthe 4:4) genoemd. Nu ligt bij het begrip tijdperk de klemtoon meer op een tijdsperiode, waarin zich het systeem van satan respectievelijk de geest van deze wereld uit door bepaalde filisofieen, meningen, ideeen of trends. Voorbeelden voor zulke uitingen in onze huidige maatschappij zijn bijvoorbeeld de emancipatiebewegingen, de accentuatie op zelfverwerkelijking, maar ook de behoefte aan representatief bezit of bepaalde modetrends. Wij Christenen worden daardoor ertoe opgeroepen, voortdurend ons gedrag hierin te onderzoeken, of het door die oogmerken en motieven bestaande of nieuw opgekomen stromingen beinvloed wordt. Alleen daardoor kunnen we de aanpassing en de wereldgelijkvormigheid met deze eeuw afwijzen en “veranderd worden door de vernieuwing van ons gemoed” (Romeinen 12:2). Daarbij onderwijst ons de genade van God opdat wij “met verzaking van de goddeloosheid en de wereldse begeerten, ingetogen, rechtvaardig en godvruchtig leven in deze tegenwoordige eeuw” (Titus 2:12).
Wordt D.V. vervolgd.
Olaf Muller, © Folge mir nach