Wat ik lees, laat zien wat ik ben
Inhoud
Een alarmerend teken
Lezen is eten
Ben ik geestelijk gegroeid?
Mag ik dan niets anders meer lezen?
Het gevolg van verkeerd eten
Een normale geestelijke toestand
Enkele vragen
Moeten we alleen nog de Bijbel lezen?
We hebben elkaar nodig
Is de Bijbel dan niet genoeg?
“Wat lees ik?” – “Wat moet ik eigenlijk lezen?” – Dit zijn belangrijke vragen voor elke gelovige. Er ligt meer in deze vragen dan we willen toegeven. Ieder van ons moet deze vragen eerlijk beantwoorden. Een bekend gezegde luidt: laat mij je vrienden zien en ik zal je vertellen wat je bent. We zouden net zo goed kunnen zeggen: toon mij je boekenplank en ik zal je vertellen waar je staat. Met andere woorden, laat me zien welke boeken, kranten en tijdschriften je leest, en ik zal je vertellen hoe het met je geestelijk leven gesteld is.
Een alarmerend teken
Vooral jonge christenen voelen vaak een innerlijke terughoudendheid tegen gezonde christelijk lectuur (trouwens, dit is ook het geval bij oudere christenen!). Goede christelijke lectuur blijft onopgemerkt op de boekenplank, terwijl kranten, tijdschriften en romans letterlijk worden verslonden, wat bewijst dat het geestelijke leven op een zeer laag niveau staat. Hoe zit het met mijn geestelijk leven als ik nauwelijks een moment kan hebben om de Bijbel te lezen, maar urenlang andere lectuur lees? Wanneer ik zeg, dat ik de Heer Jezus liefheb maar Zijn woord niet liefheb, dan is er iets mis met mij.
Lezen is eten
Wat ik lees, toont mijn morele, mentale en geestelijke toestand; aan de andere kant geeft een boek, dat ik lees, mij voedsel. Door het lezen wordt mijn innerlijke mens gevoed. Daarom zijn deze vragen zo belangrijk voor elke christen: wat ben ik aan het lezen? Waarmee wordt mijn innerlijke mens gevoed? Geef ik voedsel aan de oude natuur of de nieuwe natuur?
Ben ik geestelijk gegroeid?
“Verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat u daardoor opgroeit tot behoudenis …” (1 Petr. 2:2). Net zoals het normaal is voor een kind om lichamelijk te groeien, is het ook normaal dat een gelovige geestelijk groeit. Als een gelovige niet geestelijk groeit, is het slecht met hem. Natuurlijk zijn er veel oorzaken voor. Maar een van de oorzaken is ongetwijfeld het feit, dat zo’n persoon (als een pasgeboren kind) niet verlangt naar de goede, onvervalste melk van het Woord van God. Het resultaat: hij heeft weinig kennis van de waarheden van de Bijbel. Laten we onszelf persoonlijk eens afvragen: hoe kan ik geestelijk groeien als ik het lezen in de Bijbel veronachtzaam, maar andere boeken, tijdschriften, kranten gewoonweg verslind?
Mag ik dan niets anders meer lezen?
Als ik mijn nieuwe natuur wil voeden, dan kan ik geen tijdschriften [1] en oppervlakkige lectuur lezen. Natuurlijk kan het nodig zijn dat ik een krant, een specifiek tijdschrift of bepaalde boeken lees voor mijn opleiding, mijn beroep of in verband met officiële verplichtingen. Maar de vraag is, of ik werkelijk genoegen, welgevallen, vreugde en ontspanning in zulke lectuur vind. Word ik geestelijk versterkt door dergelijke lectuur? Ik zal “het verborgen manna” of “het koren van het land Kanaän” in zulke lectuur niet vinden (verg. Openb. 2:17, Joz. 5:11).
Het gevolg van verkeerd eten
Waarom is ons geestelijk leven vaak op zo’n laag niveau? De oorzaak kan daarin liggen, dat we onszelf verkeerd voedsel geven. We lezen te weinig in de Bijbel en verdiepen ons te veel in waardeloze lectuur! Hoe kan mijn ziel gezond zijn (mijn gevoelens, mijn emoties, mijn verlangens, mijn wensen) als het goddelijke leven niet in mij groeit, als ik de Bijbel of boeken die de Bijbel uitleggen, niet liefheb? Ik kan me niet echt voorstellen, dat een christen die zich in een goede geestelijke toestand bevindt, liever oppervlakkige lectuur leest, dan bijvoorbeeld een boek dat zijn geestelijk leven kan opbouwen.
Een normale geestelijke toestand
Ik ben ervan overtuigd dat een oprechte christen iemand is die Christus liefheeft; iemand die wil groeien in de goddelijke dingen; iemand die naar de hemel en de hemelse dingen verlangt; iemand die de Schriften ijverig bestudeert; iemand die dankbaar gebruik maakt van goede boeken. Hij wil “wijs jegens het goede, maar rein jegens het kwade” zijn (Rom. 16:19b). Hij weet dat hij zich moet “onthouden van elke vorm van kwaad” (1 Thess. 5:22). Deze dingen zijn van het grootste belang voor elke gelovige. Ik voel dat ik over dit onderwerp moet schrijven, vooral met betrekking tot de rechterstoel van Christus, waarvoor we allemaal eens gesteld zullen worden. Beste lezer, vermijd alsjeblieft lichtvaardige, oppervlakkige lectuur; blijf uit de buurt van dergelijke lectuur!
Enkele vragen
Als ik een boek, een krant of een tijdschrift wil ophalen, moet ik me eerst afvragen:
- Wil ik dat de Heer dit in mijn handen vindt, wanneer Hij terugkeert?
- Kan ik deze lezing in de tegenwoordigheid van God brengen?
- Kan ik Hem ervoor danken?
- Kan ik Hem om Zijn zegen vragen als ik dit boek lees? Kan ik deze lectuur lezen om de naam van de Heer Jezus te verheerlijken?
Als ik deze vragen niet met ja kan beantwoorden, dan zou ik er beter aan doen om deze lectuur opzij te leggen en het Woord van God of een goed geestelijk boek gaan bestuderen. Dan zal mijn ziel voedsel ontvangen, dan zal ik groeien in genade, en mijn kennis, mijn liefde voor mijn Heer en Verlosser, Jezus Christus, zal toenemen en de vruchten van gerechtigheid in mijn leven zullen groeien – tot verheerlijking van God.
Moeten we alleen nog de Bijbel lezen?
Nu zijn er ook gelovigen die alleen de Bijbel willen lezen en elke andere lectuur verwerpen. Ze geloven dat ze alles wat ze nodig hebben kunnen vinden in het unieke boek van God; dat de Heilige Geest hen in de hele waarheid wil leiden, en dat menselijke geschriften eerder een belemmering dan een hulp zijn. Iedereen moet dat voor zichzelf beoordelen. Persoonlijk ben ik deze mening niet toegedaan. Iemand die zo onafhankelijk wil zijn, maakt een grote fout. Ik dank de Heer elke dag voor de middelen die Hij ons heeft gegeven door de geschriften van Zijn dienaren. Als iemand weigert de geschriften van geloofsgenoten te lezen, dan zou hij eigenlijk ook moeten weigeren om naar deze geloofsgenoten te luisteren als zij met het Woord dienen!
Natuurlijk mogen we niet naar de andere kant doorslaan en de fout maken om te denken dat we de Bijbel niet meer hoeven te lezen, wanneer we alleen trouw naar de samenkomsten gaan, lezingen bijwonen en geestelijke boeken bestuderen. Dat is natuurlijk eveneens verkeerd. De Bijbel zelf moet altijd nummer één zijn. We moeten de Bijbel kennen als een gids in ons leven en als een wapen tegen de aanvallen van de vijand. We moeten zijn zoals de gelovigen in Berea en dagelijks de Schriften onderzoeken om te zien of deze dingen zo zijn (Hand. 17:11).
We hebben elkaar nodig
We hebben elkaar nodig, we moeten elkaar helpen. We zijn samengevoegd en verbonden “door elk gewricht dat de ondersteuning [verleent] naar [de] werking die elk deel is toegemeten” (Ef. 4:16). God heeft herders en leraars aan de gemeente gegeven. Ze wijzen ons op de overeenstemming van de afzonderlijke bijbelboeken, ze leggen moeilijke teksten uit aan ons, ze hoeden en voeden ons door de Heilige Schrift. Op deze manier kunnen gelovigen nog steeds tot ons spreken, zelfs als ze al zijn gestorven. Veel gelovigen zullen God in de eeuwigheid loven en danken voor de zegen die ze door boeken en traktaten hebben ontvangen. Sommigen hebben nooit geestelijke diensten ontvangen, behalve wat door boeken en geschriften tot hen kwam.
Is de Bijbel dan niet genoeg?
Natuurlijk is de Bijbel alleen voldoende. Maar niet iedereen is zo geleerd en gevormd om de diepten van de Bijbel te doorvorsen of de morele heerlijkheden te begrijpen. De Geest van God zal ons naar de groene weiden van de Heilige Schrift leiden, wanneer we geen predikingen horen en geen geestelijke geschriften lezen kunnen. Maar niemand zal ontkennen dat de Heilige Geest de geschriften van de dienaren van God gebruikt om de kinderen van God op te bouwen in hun geloof. De Heilige Geest gebruikt de mondelinge en geschreven bediening van Zijn dienaren om mensen te zegenen en de waarheid te verspreiden. Ik geloof dat iemand een ernstige fout begaat door geschreven dienst te verachten. Ik heb vaak gemerkt dat iemand bekrompen, beperkt, onrijp in geloof en erg eenzijdig wordt, wanneer hij de hulp die hij van menselijke geschriften kan ontvangen, verwerpt. We hoeven ons hier niet over te verwonderen, omdat zo iemand niet opmerkt dat de schriftelijke dienst een methode van God is, waarmee hij Zijn kinderen wil onderwijzen. We willen ook elkaar hierin helpen en ondersteunen.
C.H. Mackintosh
NOOT VERTALER:
1. Ongetwijfeld gaat het de schrijver om tijdschriften die afbreuk doen aan het geloof, waardeloze lectuur. Schrijver heeft het in dit artikel daarom ook over ‘lichtvaardige, oppervlakkige lectuur’.
* * *
Naschrift*
In ’t jaar 1820 werd CHARLES HENRY MACKINTOSH in een stad in Ierland geboren als zoon van een aldaar gestationeerd officier van de Hooglanders. Door brieven, die hij van een zuster ontving kort na haar bekering geschreven, vond bij Charles Henry een geestelijke ommekeer plaats. Het leven van God was in een dode zondaarsziel geboren. Een nauwgezette lezing van J.N. Darby’s: “Het werk van de Heilige Geest”, deed de ontwaakte, doch nog naar rust smachtende ziel, vrede vinden voor het gemoed. Daartoe dienden hem in het bijzonder de volgende woorden uit Darby’s geschrift: “Het is Christus’ werk vóór ons, niet Zijn werk in ons, dat vrede aanbrengt”.
Mackintosh had een werkkring gevonden in een zaak te Limerick. Maar zijn op studie aangelegde geest maakte, dat hij al zijn beschikbare tijd tot lezen en onderzoeken aanwendde. En al spoedig zou blijken, dat NIET een handelsloopbaan voor deze jongen man was weggelegd.
In 1844 kwam de eerste grote wending in zijn levensloop. Hij opende in dat jaar een school te Westport. Die arbeid van opvoedkundige aard strookte meer met zijn aanleg en ambitie, en met grote toewijding legde hij zich op zijn nieuwe taak toe. Reeds een jaar tevoren had hij zijn eerste traktaat geschreven en het licht doen zien, symptoom van een geestelijke groei, die in deze levensperiode valt waar te nemen. Het hoogste levensdoel: Christus, was zijn doelwit geworden. Maar als de jaren voortgingen, voelde hij in zijn onderwijswerk eerder een rem dan een hulp om zich geheel op dat hoogste doel te richten. Zo besloot Mackintosh in 1853 om zijn school op te geven, ten einde zich voortaan geheel aan geestelijke arbeid in het koninkrijk van God te wijden.
Reeds ten tijde van zijn schoolperiode had Mackintosh een aanvang gemaakt met het schrijven van Aantekeningen op de eerste vijf boeken van de Bijbel, de z.g. boeken van Mozes. Achtereenvolgens zagen het licht zijn Aantekeningen op Genesis, Exodus, Leviticus enz., werken van een zeer speciaal karakter, zodat wij ze niet in de gewone zin als commentaren hebben te bezien.
Spoedig vonden deze werken hun weg in steeds ruimer kring, niet alleen in Engeland en Amerika, doch ook, in vertaalde uitgaven, in Duitsland, Nederland en Frankrijk. Zij zijn zó overbekend, dat het overbodig mag heten hier veel er over te zeggen. Anderzijds mag niet worden nagelaten hier met dank aan God, Die de schrijver ertoe bekwaamde, te getuigen van de grote zegen, aan talloos velen er door geschonken. Leerrijk, opbouwend en stichtend, de fundamentele waarheden van het Oude Testament ons gevend, bestraald door het volle licht van het Nieuwe.
De aandachtige lezers ervan zullen nu en dan in gedachten komen de bekende regels van Nicolaas Beets:
“In het OUDE de onthulling –
in het NIEUWE de vervulling;
In het OUDE een steun en een staf
op de moeilijke weg naar het graf;
In het NIEUWE het heerlijkste licht –
en een open deur in het zicht!”
Het was zijn vriend: ANDREW MILLER, de bekende schrijver van een beschouwing over het Hooglied, die juist in déze arbeid Mackintosh heeft aangemoedigd en – óók financieel – hem bij de verzorging van de eerste uitgave zijn volle steun heeft gegeven.
Bij die editie schreef Miller een Voorwoord, waarin hij opmerkte, “dat de schrijver het VOLKOMEN VERDERF van de mens door de ZONDE, doch daarbij Gods VOLMAAKTE REDDING en VOLLE HEIL in Christus ons zo in alle delen klaar en dikwijls op treffende wijze voorstelt”. Speciaal in zijn wijze van uitleg had Mackintosh een eigen, heldere wijze van voorstelling, waardoor hij zijn gedachten zo scherp en krachtig kon uitdrukken.
Nadat Mackintosh zijn onderwijsarbeid had opgegeven, was hij te Dublin gaan wonen. Aldaar was hij een reeks van jaren als moedig prediker en strijder voor de waarheid van God werkzaam. En duidelijk gaf zijn hemelse Meester blijk, hier een getuige en instrument voor Zijn Naam en eer te hebben gesteld.
Toen in de jaren 1859-1860 de grote Opwekking over heel Ierland een ongekende werking van de Geest deed gaan, was, naar wij licht zullen begrijpen, Mackintosh meer dan ooit actief. Van zijn werkzaamheid in die dagen is een en ander te vinden in de eerste bundels van de “THINGS OLD AND NEW”.1 Mackintosh was een man van groot geloof: een geloof, dat God niet heeft beschaamd. Want hij kon getuigen – en deed dat ook graag – dat God hem wél meermalen op de proef had gesteld, doch wat de stoffelijke behoeften aangaat het hem NIMMER aan iets had doen ontbreken gedurende ál die jaren, waarin hij als dienstknecht van het Evangelie generlei inkomsten uit bedrijf of betrekking had kunnen genieten.
De laatste levensjaren werden in Cheltenham doorgebracht. Lichamelijke zwakheid liet niet meer toe, veel in het openbaar te spreken; zijn schriftelijke arbeid werd echter nog voortgezet. Tot zijn laatste geschriften behoort een serie, getiteld: “Handfuls of Pastures”.2
Merkwaardig: zijn eerste traktaat, hierboven vermeld, droeg tot titel “De vrede van God”; zijn laatste, in zijn sterfjaar (1896) voltooid geschrift was getiteld: “De God van de vrede”. Het meest bekend en gelezen van al de geschriften van Mackintosh, die gebundeld zes delen vullen, blijven evenwel de “Aantekeningen op Genesis, enz.”. Reeds bij zijn leven gaven lezers uit alle delen van de wereld de schrijver blijk van waardering voor zijn arbeid, getuigende hoezeer zij daardoor waren gediend.
Schoon is de levensweg van een zó werkzaam Christen, die, met de vrede van God in het hart de weg hier beneden heeft afgelegd, om aan het einde daarvan de God van de vrede als zijn God en Vader in Christus te ontmoeten.
* Uit: Bode des Heils in Christus”, jaargang 81 (1938)
Dit naschrift heeft zeker niet de bedoeling om broeders in de Heer te verheerlijken of ‘over het paard te tillen’. Nee, het is bedoeld om hun gaven te leren waarderen en uit Gods hand aan te nemen. Deze broeder en andere broeders uit het verleden hebben de Heer met hun gaven mogen dienen. Echter óók zij waren ‘mensen’ als u en ik met hun zwakheden en tekortkomingen. Maar daar gaat het hier niet om. Het gaat om datgene wat zij uit Gods Woord ons mogen en kunnen leren. Dat geldt voor de broeders van weleer als ook voor de broeders van vandaag. Maar óók zijn er zusters die de Heer bepaalde gaven gegeven heeft, en óók deze mogen we uit de hand van de Heer aannemen en Hem daarvoor danken! Doen we dat ook?
Er zou over dit onderwerp nog veel meer gezegd kunnen worden, maar dit is bedoeld ter verklaring van deze publicatie van de dienst van broeder Mackintosh.
Redactie Frisse Wateren
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW