Trouw
Spreuken 31 vers 11:
“Op haar vertrouwt het hart van haar echtgenoot, en bezit zal hem niet ontbreken.”
De trouw van deze vrouw wordt beloond door het vertrouwen van haar man. Hij kon vol vertrouwen het hele huishouden aan haar overlaten en erop vertrouwen dat zij alles naar zijn smaak zou regelen.
Zijn de “aan ons toevertrouwde goederen” – de kostbare waarheden van het Woord van God – en de ons toevertrouwde taken in het werk van de Heer niet ook een bewijs van het vertrouwen, dat de Heer in ons stelt? Hij vertrouwt ons Zijn dingen toe, ook al hebben wij dat vertrouwen niet altijd waargemaakt. Wat een vertrouwen in Petrus, die zojuist de Heer zo beschamend had verloochend, dat Hij Zijn “lammeren” aan hem toevertrouwt (Joh. 21:15). Aan wie zou een moeder haar pasgeborene toevertrouwen? Alleen maar aan iemand in wie ze absoluut vertrouwen heeft.
“Verder wordt hier van de rentmeesters vereist, dat men trouw wordt bevonden” (1 Kor 4:2). De Heer heeft ons Zijn Woord en Zijn werk toevertrouwd. Dat wij trouw Zijn woord bewaren en Zijn werk uitvoeren volgens Zijn plan. Dan zal het onze Heer “niet ontbreken aan bezit.”
© ww.bibelstudium.de; Marco Leßmann
Online in het Duits sinds 02.12.2013.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW