Leestijd: 5 minuten
Als u de laatste hoofdstukken van het evangelie van Johannes leest, valt het op hoe vaak de Heilige Geest mensen noemt, die staan.
Een van Gods doelen is zeker om ons via deze mensen te laten zien hoe belangrijk het standpunt is, dat we in deze wereld innemen. Een standpunt hebben is één ding, maar een Schriftuurlijk standpunt hebben is iets anders.
Om onze positie volgens de Bijbel te kunnen beoordelen, hebben we een referentiepunt nodig waarop we ons kunnen oriënteren. Dat referentiepunt is Jezus Christus. De waarheid die in de Bijbel wordt geopenbaard over de Persoon en het werk van de Heer is het enige betrouwbare referentiepunt, de enige volmaakte standaard waarmee we ons standpunt kunnen beoordelen en afstemmen.
In de omgang met de betrokken personen rijst daarom altijd de vraag: Waar staan wij – u en ik? Waar staan we ten opzichte van de Heer Jezus, de Zoon van God? Welk standpunt nemen wij in deze wereld in?
Judas Iskariot
“En Judas, die Hem overleverde, stond ook bij hen” (Joh. 18:5).
Judas Iskariot, die de Heer Jezus verraadde, was een valse discipel. Hij had de Heer gevolgd tijdens Zijn openbare bediening, maar had geen echte band met Hem in zijn hart. Zo’n toestand van het hart zal vroeg of laat geopenbaard worden. Judas was een vijand van de Heer en stond nu ook openlijk aan de kant van Zijn vijanden.
Judas Iskariot is een uniek geval, dat we niet zomaar op onszelf kunnen toepassen. Laten we desondanks de volgende overdenkingen uit het bijbelse verslag over Judas in overweging nemen:
Misschien begeeft u zich al jaren in christelijke kringen. Maar zonder een echte band in uw hart met Christus bent u nog steeds een vijand van God. U staat aan de kant van de vijanden van de Heer Jezus. Vandaag heb je nog de kans om van kant te veranderen door je zonden te belijden en Jezus Christus aan te nemen als uw Heer en Heiland. Morgen kan het te laat zijn!
De slaven en dienaars
“En de slaven en de dienaars hadden een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en stonden zich te warmen” (Joh. 18:18).
Hier richt de Heilige Geest onze blik op de slaven en de dienaars van de hogepriester die daar stonden. Ze hadden een kolenvuur gemaakt om zich te warmen in deze koude nacht. We kunnen aannemen, dat de hier genoemde slaven en dienaars geen persoonlijke relatie met de Heer Jezus hadden. Ze stonden daarom aan de verkeerde kant, aan de kant van de vijanden van Christus. Ze speelden slechts een kleine rol in de loop van de gebeurtenissen. Misschien hadden ze die nacht “toevallig” dienst en deden ze “slechts” hun plicht. Maar toch: Toevallig of niet, ze stonden aan de kant van de vijanden van de Heer.
Misschien behoort u tot degenen die onverschillig staan tegenover de Heer Jezus. U zegt tegen uzelf, dat u noch vóór Hem, noch tegen Hem bent. Maar de Bijbel maakt het op veel plaatsen duidelijk: als het om Jezus Christus gaat, is er geen neutraliteit. Of u bent voor Hem óf u bent tegen Hem (Matth. 12:30; Luk. 11:23). Óf we staan aan Zijn kant óf we staan aan de kant van Zijn vijanden. Elke christelijke meeloper moet zichzelf de vraag stellen: Waar sta ik?
Petrus
“… maar Petrus stond aan de deur” (Joh. 18:16).
“ … en ook Petrus stond zich bij hen te warmen” (Joh. 18:18).
“Simon Petrus nu stond zich te warmen” (Joh. 18:25).
Eerst stond Petrus buiten bij de deur van de voorhof van de hogepriester. Door bemiddeling van Johannes ging hij de voorhof binnen en voegde zich bij de slaven en dienaars. Vervolgens lezen we twee keer dat Petrus bij hen stond en zich warmde. Wat een triest beeld: de gelovige Petrus die bij de ongelovige slaven en dienaars staat en zich warmt! De Bijbel zegt, dat het koud was die nacht. Het was letterlijk koud en Petrus voelde de behoefte om zich te warmen. Maar het was ook koud in figuurlijke zin: de haat en vijandigheid tegen de Heiland maakten die plaats tot een koude plaats.
Voelt u ook de kilte in de wereld? Uw Heiland werd hier afgewezen en uiteindelijk aan het kruis genageld. Het is begrijpelijk, dat u de behoefte voelt om uzelf te warmen. Maar de vraag is: Waar wilt u uzelf warmen? Bij het kolenvuur van deze wereld (vs. 18) of bij het kolenvuur van de Heer (hfdst. 21:9)? Waar zult u staan? Bij de dienaars van Satan of bij de dienaars van de Heer?
Enige vrouwen en Johannes
“… bij het kruis van Jezus nu stonden Zijn moeder en de zuster van Zijn moeder, Maria, de [vrouw] van Klopas, en Maria Magdalena. Toen nu Jezus Zijn moeder zag, en de discipel die Hij liefhad daarbij zag staan …” (Joh. 19:25,26).
In tegenstelling tot de discipelen die gevlucht waren, toonden deze paar vrouwen en Johannes de moed en toewijding om hun Heer tot aan het kruis te volgen. Hun harten hadden een antwoord op de liefde van hun Meester die op het punt stond Zichzelf voor hen te geven aan het kruis van Golgotha. In deze moeilijke uren voor hun Heiland kozen ze bewust de kant van hun verworpen en gekruisigde Meester en namen ze gewillig die smadelijke plaats bij Zijn kruis in.
Wat een pijnlijke aanblik moet het voor deze gelovigen zijn geweest om hun geliefde Heer te zien lijden aan het kruis en getuige te zijn van de haat, spot en minachting van Zijn schepselen daar! Maar hoe moet – in tegendeel – de trouw en toewijding van deze weinigen het hart van onze Heiland in die donkere uren hebben verblijd! Hun namen staan voor altijd opgetekend in het Woord van God.
Kennen wij – u en ik – de plaats aan het kruis van Jezus? Daar erkennen wij wat het de Heiland gekost heeft om ons te verlossen. Hoe Hij moest lijden om het probleem van onze zonden op te lossen! Vanwege uw en mijn vele zonden hing Hij aan het kruis en onderging het oordeel van een heilig en rechtvaardig God Die geen zonde kan zien (1 Petr. 1:18,19; 2:24; 3:18).
Maar niet alleen het probleem van onze zonden werd aan het kruis opgelost, ook de kwestie van de zonde werd daar in overeenstemming met God voor eens en voor altijd opgelost (Rom. 8:3; 2 Kor. 5:21). Door het kruis zijn we bevrijd van de macht van de zonde. De Heiland stierf niet alleen voor ons, wij stierven óók met Hem. Onze oude mens is aan het kruis aan zijn einde gekomen. We wandelen nu als gelovigen in nieuwheid van leven en in de kracht van de Heilige Geest (Rom. 6:6; 8:2,4).
Tegelijkertijd is de gelovige ook gestorven aan de wereld en de wet (Gal. 2:19,20; 5:24; 6:14). Als verlosten zijn we niet langer onder de wet en zijn we bevrijd van de macht van de wereld. Zijn we dankbaar genoeg voor de heerlijke vrijheid waarin we zijn gebracht (Gal. 5:1,13)?
Is deze plaats aan het kruis, waar onze Heer zo onuitsprekelijk moest lijden, geen plaats die we goed moeten kennen en die we steeds weer in geloof moeten opzoeken?
Daniel Melui; © www.bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom, Evangelie
© Frisse Wateren, FW