Als kinderen van God kunnen we ons de eerste dagen herinneren, toen we de Heer Jezus hebben leren kennen, Wiens Naam ons hart met vreugde vulde. Wat was het heerlijk en opbeurend voor onze ziel om Zijn Naam voor de mensen te belijden en om te beseffen dat Zijn bloed voor ons vergoten werd, dat Zijn offer voor ons een lieflijke reuk voor God was, en dat daarom niets ons kan scheiden “van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer” (Rom. 8:39). Met verlangen denken sommigen van ons terug aan de frisheid en vreugde van onze harten, waarmee we in een innige verbondenheid met de Heer waren.
Terugkijkend op deze tijden zijn niet weinigen van ons geraakt, dat die genegenheden in de loop van de tijd zijn afgekoeld: de intimiteit van de relatie met Hem is verdwenen, en we verwonderen ons, dat die toestand ondanks onze inspanningen niet kan worden herwonnen. Daarover struikelen velen en worden onzeker.
Heiliging
Sommigen zeggen ons, dat, om deze moeilijkheid te overwinnen, een unieke en mysterieuze ervaring nodig is, namelijk “heiliging”. Daardoor bereiken ze, denken ze, een hoger niveau dan christenen die deze ervaring niet hebben gehad. Een oprechte lezer van het Woord van God zal echter ontdekken, dat we niet door ervaring heilig worden gemaakt, maar door de waarheid, het Woord van God (Joh. 17:17). Als we daarentegen een ervaring zoeken, die ons naar een hoger niveau zal brengen, dan kunnen we voor een korte tijd in hogere sferen leven, maar dan alleen, om in een nog grotere ontevredenheid terug te vallen, zoals het ook het geval is bij het genot van een overmaat aan alcohol. In de Bijbel is wijn het symbool van vreugde; hij kan vrolijk maken, maar daarmee zal en kan ik mezelf niet voeden: dat zou me tot een totale ontsporing leiden.
Ware vreugde alleen in de Heer
Wordt dan de vreugde aan de christen onthouden? In geen geval, want ware geestelijke vreugde is juist dat, wat God geeft. Wat gaf ons vreugde bij onze bekering? Was dat het bezig zijn met die vreugde? “Zeker niet”, zult u zeggen, “het hing af van de kennis van de Heer Jezus, mijn Redder en van het bewustzijn van Zijn voortdurende aanwezigheid. Ik voedde mij met Hem, het ware Brood (Joh. 6:32-33), en het gevolg was vreugde”.
Maar bestaat dan niet het gevaar, dat we alleen maar bij de vreugde stil blijven staan en de noodzaak van het jezelf voeden uit het oog verliezen? Als we grotendeels afhankelijk zijn van onze vreugde, dan hebben we buiten beschouwing gelaten hoeveel het van de Heer afhangt. Dat is zeker de reden voor de afkoeling van de liefde en voor het gebrek aan groei in sommige gevallen. Het oog is gericht op het eigen ‘ik’ en op de innerlijke processen, in plaats van die Ene voor zich te hebben, die alleen echte vreugde geven kan.
Christus, geen vreugde, voedt en bevredigt de ziel
Ik geloof dat de toestand van de ziel die sommigen van ons kenmerkt, treffend wordt beschreven in Psalm 107 vers 4-5: “Er waren er die dwaalden in de woestijn, op een weg door de wildernis, een stad om te wonen vonden zij niet. Zij waren hongerig, ja, ook dorstig, hun ziel was in hen bezweken”. Zo was het met de kinderen van Israël, enige tijd nadat zij bij de doortocht door de Rode Zee het lied van bevrijding gezongen hadden. Er was een onvervuld verlangen, een onvervulde wens: de vreugde die vroeger hun deel was, kon hen nu niet ondersteunen. Wat dan? “Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HEERE riepen, redde Hij hen uit hun angsten. Hij leidde hen op een rechte weg, zodat zij naar een stad konden gaan om te wonen. Laten zij de HEERE loven om Zijn goedertierenheid en om Zijn wonderen voor de mensenkinderen. Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd en de hongerige ziel met het goede vervuld” (vs. 6-9). Dat dit toch diep in ons hart mag afdalen: vreugde bevredigt en voedt de ziel niet, maar Hij, onze Heer, is in staat om dit te doen. Heeft Hij niet gezegd: “Ik ben het Levende Brood dat uit de hemel is neergedaald”? (Joh. 6:51).
Het Woord van God, de enige bron
Nu, waar heb ik het eerst van Hem geleerd? Wat gaf mij ‘de smaak’ voor dat Brood van het Leven? Niets anders dan de Heilige Schrift, zonder haar zou ik nog steeds in de duisternis zijn. Hoe kan ik dan dit kostbare Boek verwaarlozen en daarbij verwachten, dat mijn gedachten zich met Christus bezig houden? Onmogelijk! En toch denken velen hun vreugde te kunnen behouden, zonder de plaats in te nemen, waar alleen geestelijke vreugde kan worden genoten.
Zodra we het Woord van God zijn gaan verkennen, zal Satan veel manieren gebruiken om ons te ontmoedigen. Misschien zal de een of de ander de studie van de Bijbel zwaar en vermoeiend vinden, en twijfels kunnen opkomen of er wel vrucht uit voort kan komen. Is dit niet een beproeving van het geloof, en betekent geloof niet dat je volledig op God vertrouwt? En is God niet in staat om ons over deze kliffen heen te krijgen? Laten we dit tot een gebedszaak maken! Maar laten we niet vergeten dat geloof handelt:
- “… maar de hand van de vlijtigen maakt rijk” (Spr. 10:4);
- “… maar wie met zijn hand bijeenbrengt, vermeerdert zijn bezit” (Spr. 13.11);
- “Bij alle zwoegen is er overschot” (Spr. 14:23);
- “Het is Gods eer een zaak verborgen te houden, maar de eer van koningen een zaak te doorgronden” (Spr. 25:2);
- “Maar laten wij niet moedeloos worden in goeddoen, want te gelegener tijd zullen wij oogsten, als wij niet verslappen” (Gal.6:9).
Op deze wijze zullen we de Heer Jezus steeds beter leren kennen en voor onze harten kostbare ontdekkingen doen. Een veel kalmere en diepere vreugde zal dan ons deel zijn, dan wat we kenden bij onze bekering. Maar laten we ervoor zorgen, dat we niet op vreugde vertrouwen!
Het is ook nodig om er aan te denken, dat we de Bijbel nooit openen, dan alleen in een geest van ontzag en nederigheid. Verder is het belangrijk, dat we het Woord van God niet openen vanuit puur egoïstische motieven zonder het met Christus in verbinding te brengen. Laten we nooit vergeten dat Christus het hoofdonderwerp van de Heilige Schrift is. Hij is de sleutel Die ons het heilige Boek opent. Toen de Heer Jezus met de twee discipelen naar Emmaüs ging, “legde Hij hen uit wat in al de Schriften over Hem stond” (Luk. 24:27). Hoe lieflijk was hun volgende getuigenis: “Was ons hart niet brandend <in ons> toen Hij onderweg tot ons sprak, toen Hij ons de Schriften opende?” (Luk. 24:32). Niets is in staat om de schoonheid en frisheid van het Woord aan de ziel over te brengen, dan een gezindheid, die ervan uitgaat overal in de Bijbel iets van Christus te vinden.
Er kan, zoals in de evangeliën, direct contact met Hem zijn, of, zoals in de brieven, de leer van Zijn Persoon, Zijn werk, Zijn glorie, of Zijn interesses op deze aarde, Zijn evangelie dat naar de verlorenen gaat, of Zijn lichaam, dat de gemeente is.
Al in het Oude Testament vinden we overal beelden van Christus in Zijn verschillende eigenschappen als Zoon van God, Zoon des Mensen, Profeet, Priester, Koning, Knecht, Herder en Lam Gods, enzovoorts. Daar vinden we ook details over:
- Zijn geboorte, Zijn vlekkeloze leven, Zijn lijden op aarde;
- Zijn verwerping;
- Zijn plaatsvervanging voor zondaars in het oordeel van God;
- Zijn vrijwillige gehoorzaamheid tot in de dood;
- Zijn opstanding, Zijn verhoging;
- Zijn komst ten oordeel en
- Zijn heerschappij over de aarde.
In de psalmen en in de profeten is Hij overal het hoofdonderwerp.
Laten we daarom ons meer beijveren om deze verborgen schatten te vinden. Laten we niet vergeten, dat als Christus werkelijk het onderwerp is, het hart niets zal missen. Dat we toch met de profeet Jeremia kunnen zeggen: “Zodra Uw woorden gevonden werden, at ik ze op. Uw woord was mij tot vreugde en tot blijdschap in mijn hart …” (Jer. 15:16).
Leslie M. Grant
© haltefest, jaargang: 1977 – bladzijde: 237
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW