20 jaar geleden

Vooruitgang of achteruitgang

 Velen van ons hebben misschien van kind af aan van de Heer Jezus gehoord. Door Zijn genade mochten we ons bekeren en de Heer Jezus als persoonlijke Heiland aannemen. Met Zijn hulp proberen wij van toen af aan een leven tot Zijn eer te leiden. Zonder twijfel verblijdt Zich de Heer Jezus over deze wens in onze harten. Maar ken jij, ken ik, de Heiland al meer en beter dan aan het begin van de geloofsweg? Of als twee jaar geleden? Hebben wij inmiddels erkend, dat Hij niet “alleen” Heiland is? Is er bij ons de normale groei van het geloof? Je vindt in dit artikel een “starthulp” voor een offensief in het geloof! Pak je zwaard op.

Zijn wij traag in het horen geworden?

Velen van ons hebben zeker al eens de Hebreeënbrief gelezen. En waarschijnlijk hebben de meesten van ons daarin vele plaatsen gevonden, die niet dadelijk begrepen werden. Maar één ding springt al bij oppervlakkig lezen in het oog: Steeds weer komt de schrijver over één persoon te spreken – over de Heer Jezus.

Juist in het eerste hoofdstuk kan men zich niet aan de indruk onttrekken, dat de schrijver zijn overvolle hart vrij lopen laat. Hier is het Bijbelwoord van toepassing: “Want uit de overvloed van het hart spreekt de mond” (Mattheüs 12:34).
In het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld wordt ons de Heer Jezus als de Zoon van God voorgesteld. Als zodanig is Hij “de erfgenaam van alle dingen” (vers 2), de Schepper en Onderhouder van alle dingen (vers 2-3), en Degene, die ver boven de engelen staat (vers 4 en volgende).
In het tweede hoofdstuk is het gezichtspunt een andere. De Heer Jezus als de Zoon des mensen is hier het thema. Als zodanig was Hij “een weinig1 minder gemaakt dan de engelen … vanwege het lijden van de dood” (vers 7 en 9). Als “Overste Leidsman” van onze “behoudenis” (vers 10) heeft Hij het diepste lijden mee moeten maken. En omdat Hij “in alles aan de broeders gelijk geworden is”, weet Hij als geen ander ons te helpen (vers 17 en 18). Vandaag weten wij Hem in de hemel als onze Hogepriester, die “met onze zwakheden kan meelijden” (4:14 en volgende) en ons altijd Zijn genade en barmhartigheid ter beschikking stellen wil.

  • Zo kan men doorgaan; in de hele brief vinden we altijd weer Christus! Gelukkige schrijver!

Maar plotseling, als het ware in “volle vaart”, onderbreekt de schrijver zijn gedachtengang en zegt: “Over Hem hebben wij veel te zeggen, dat ook moeilijk te verklaren is, omdat u traag bent geworden in het horen” (5:11).
Hier willen wij een ogenblik bij stil blijven staan en open en eerlijk de vraag beantwoorden, of deze uitspraak ook op ons van toepassing zou kunnen zijn. Of zou dit vers, als wij de ontvangers van deze brief geweest waren, misschien al in hoofdstuk 2 gestaan hebben?

Wat zijn onze gespreksthema’s?

Velen van ons hebben misschien van kind af aan van de Heer Jezus gehoord. Door Zijn genade mochten we ons bekeren en de Heer Jezus als persoonlijke Heiland aannemen. Met Zijn hulp proberen wij van toen af aan een leven tot Zijn eer te leiden. Zonder twijfel verblijdt Zich de Heer Jezus over deze wens in onze harten. Maar ken jij, ken ik, de Heiland al meer en beter dan aan het begin van de geloofsweg? Of als twee jaar geleden? Hebben wij inmiddels erkend, dat Hij niet “alleen” Heiland is? Is er bij ons de normale groei van het geloof?
Het bovengenoemde vers uit Mattheüs 12 is ook op ons van toepassing. Laten wij ons toch eens oprecht onderzoeken, wat onze gespreksthema’s zijn? Zijn wij niet in staat meesterlijk en ten allen tijde over vele dingen al het mogelijke te zeggen? Of het nu om het werk, de school, de hobby, de “brusters”, de politiek enzovoorts gaat – in de meeste gevallen kunnen wij meepraten. Maar is het ons al eens opgevallen, hoe snel de stilte invalt als het gesprek op geestelijke dingen, in het bijzonder op de Heer Jezus komt? Plotseling ontbreken ons dan de woorden. Of hebben we misschien daarover niets te zeggen?

Petrus kon op de vraag van de Heer: “U echter, Wie zegt u dat ik ben?”, van harte antwoorden: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God” (Mattheüs 16:15-16). De bruid in Hooglied werd gevraagd, wat haar geliefde kenmerkte. Deze vraag doet haar hart overvloeien. Alsof zij alleen op deze gelegenheid gewacht had, opent zich hart en mond: “Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend”. Afsluitend vat zij samen: “… al wat aan Hem is, is gans begeerlijk” (5:9-16). Zo’n overvol hart moge de Heilige Geest bij ieder van ons bewerken. Zou het niet goed zijn de volgende oproep van de profeet Hoséja tot onze gebedszaak te maken? “Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om de HEERE te kennen” (Hoseja 6:3). Het is nooit te laat voor een (nieuw) begin.

Overigens zal ons persoonlijk bezig zijn met de Heer en onze gemeenschap met Hem ook op de door ons bezochte samenkomsten gevolgen hebben. Wie van ons heeft op de zondagmorgen [wanneer we de Heer aanbidden als we tot Zijn Naam vergaderd zijn en Zijn dood verkondigen aan Zijn tafel, dus als priesters het ‘heiligdom’ binnengaan om offers te brengen van lof en dank en aanbidding – vertaler FW] niet al meermalen zijn innerlijke leegte ondervonden? Men heeft niets “te zeggen”. Het hart was niet vervuld van de Persoon, die het Middelpunt van ons samenkomen zijn wil en moet. Ten gevolge daarvan hebben wij weinig of geen aandeel aan de aanbidding, waaop God de Vader wacht (Johannes 4:23). Niets kan de Vader meer verblijden, dan wanneer wij Hem iets van de “lieveling van Zijn ziel” te melden hebben. In Genesis 45:13 vinden we een behulpzame uitspraak met het oog op aanbidding. Daar vinden we: “En boodschapt mijn vader al mijn heerlijkheid”. Dat is – in overdrachtelijke zin – dat, wat God de Vader zoekt – bij jouw en mij. Hij verlangt naar harten die hun gehele vreugde in Zijn Zoon hebben en Hem met verwondering bewonderen. Vervullen wij Zijn wens? Daartoe moeten wij “iets over Hem te zeggen hebben”.

Traag om te horen – wij ook?

Helaas waren de Hebreeërs slechts beperkt ontvankelijk voor de uiteenzettingen van de schrijver. Vroeger, aan het begin van hun geloofsweg, was dat niet zo. Geestelijke vooruitgang werd er geboekt. Ze waren op de beste weg, in geestelijk opzicht “volwassen” te worden, maar met de tijd waren hun prioriteiten verschoven. Misschien waren hun aardse dingen belangrijker geworden en de vreugde aan hemelse dingen had daaronder geleden. Zo waren ze “traag geworden in het horen”. De vooruitgang was – voor henzelf nagenoeg onopgemerkt – in achteruitgang veranderd. In het algemeen is dat een sluipende, aanvankelijk niet te merken ontwikkeling. De interesse aan het bijbellezen en in het gebed, de aandacht voor het gezin alsook de samenkomsten vermindert onmerkbaar – maar het vermindert! In plaats daarvan wordt voor ons school, beroep, sport, vrije tijd, muziek … steeds belangrijker. De vreugde in de Heer echter, die immers onze sterkte is (Nehemia 8:10), verdwijnt meer en meer. De eens geschonken geestelijke kracht gaat verloren. De “normale” ontwikkeling van de gelovige wordt afgeremd, misschien zelfs gestopt. In het natuurlijke leven zou men zoiets als abnormaal of ziek bestempelen. En als ons zo’n (zelf-)diagnose in het natuurlijke leven al opschrikt, hoeveel te meer zou ons dat met betrekking tot ons geestelijk leven moeten opschrikken! Wij willen daarom de Heer om genade en kracht bidden, dat wij ons in dit opzicht met zelfkritiek onderzoeken. Het kan niet het verlangen van een ware gelovige zijn, om in zo’n toestand te blijven. Deze ervaringen zijn niet nieuw, maar zij zouden bij ons het smeken moeten teweegbrengen, die ook bij anderen in een soortgelijke situatie opgeroepen hebben: “Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen … Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar Uw recht” (Psalm 119:37, 149).
Zo willen wij deze aanwijzing uit de Hebreeënbrief tot onze harten laten spreken. Het zal ons enerzijds aansporen meer met de Heer Jezus bezig te zijn, en anderzijds motiveren onze eigen toestand in het Goddelijke licht laten controleren. “Maar groeit op in [de] genade en kennis van onze Heer en Heiland Jezus Christus” (2 Petrus 3:18).

Starthulp voor geloofsvernieuwing

Misschien kan het een kleine “starthulp” zijn tot vernieuwd bezig-zijn met de persoon van de Heer Jezus, de onderstaande namen en titels van de Heer in het Nieuwe Testament te zoeken. Deze lijst is natuurlijk niet volledig, maar is zeker voor een eerste “offensief” geschikt. Hoe bekend zijn deze titels voor ons ten dele – maar weten we ook, waar ze staan (misschien zelfs zonder concordantie of Bijbelcomputerprogramma)?

– de Rechtvaardige ( 1 Petrus ……….)

– de Heilige (Handelingen ……….)

– de Deur (Johannes ……….)

– de gave van God (2 Korinthe ……….)

– de goede Herder (Johannes ……….)

– de Rots (1 Korinthe ……….)

– Mijn Knecht (Mattheüs ……….)

– het Licht van de wereld (Johannes ……….)

– de trouwe Getuige (Openbaring ……….)

– de Middelaar (1 Timotheüs ……….)

– het lam van God (Johannes ……….)

– het Zoenoffer (1 Johannes ……….)

– Overste Leidsman (Hebreeën ……….)

– Heiland [Redder] (Titus ……….)

– de Hartenkenner (Handelingen ……….)

– Wijsheid van God (1 Korinthe ……….)

– het Brood van het Leven (Johannes ……….)

– de Almachtige (Openbaring ……….)

– de Weg (Johannes ……….)

– de Rechter (2 Timotheüs ……….)

– onze Vrede (Efeze ……….)

– enige Meester (Judas ……….)

– het Leven (Johannes ……….)

– het Hoofd van de gemeente (Efeze ……….)

– goede Meester (Mattheüs ……….)

– Voleinder van het geloof (Hebreeën ……….)

– Hoofd boven alles (Efeze ……….)

– de eniggeboren Zoon (Johannes ……….)

– de Zoon van Zijn liefde (Kolosse ……….)

 

NOOT:
1. Of een korte tijd.

Martin Flanz © Folge mir nach

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW