“De oude mens laat zich graag aan het stuur zien”, merkte een vriend op toen hij uit mijn auto stapte. “En hij is een heel slechte chauffeur!”
Ik was het met hem eens, zonder erbij na te denken: “Het is waar, dat ouderen niet achter het stuur moeten gaan zitten, ze reageren te langzaam en kruipen over de straat …”
Mijn vriend onderbrak me: “Merk je niet van wie ik spreken wil? Denk aan de rit die we net hebben gemaakt! In werkelijkheid waren meerdere personen na elkaar achter het stuur.”
Ongehoorzaam
“Ten eerste werd ik gereden door een ongehoorzame, die de wetten overtrad. Je hebt zonder gewetensbezwaar een signaal genegeerd, dat net op rood sprong. Daarna heb je met bijna 90 kilometer per uur door het dorp geraced. Ook ben je drie of vier keer over de verkeersstreep gereden.”
“Zonder iemand in gevaar te brengen,” onderbrak ik hem. “Trouwens, veel van deze regels zijn overdreven, iedereen overtreedt ze min of meer.”
“Maar ze bestaan, en christenen moeten als eersten zich daaraan houden. Hoe zouden ze anders de Heer kunnen vragen om hen te behoeden voor verkeersongevallen, wanneer ze zich niet onderwerpen aan de autoriteiten die God heeft voorbestemd om hen te beschermen? (Rom. 13:1). En op ons getuigenis zal des te meer gelet worden, wanneer het een uitzondering is.”
Ongeduldig
“Ook zat ik in de auto van een ongeduldige. Die smerig ruikende vrachtwagen waar je tien minuten lang achter reed, begon duidelijk op je zenuwen te werken, zodat je hem uiteindelijk hebt ingehaald in omstandigheden die meer dan twijfelachtig waren.”
Egoïst
“Bij het verlaten van B. merkte ik dat de chauffeur naast mij een egoïst was. Je hebt misschien de lifter in de regen zien lopen met een koffer in de hand, maar daar stopte je niet.”
Ik antwoordde:
“Oh, dit is een principe voor mij, zulke mensen kunnen thuisblijven of de trein nemen!”
Mijn vriend hernam:
“Denk je niet, dat we op deze wijze de gelegenheid hebben gemist om hem niet alleen een dienst te bewijzen, maar ook met een reisgenoot die op onze weg geplaatst is, over Jezus te spreken?
Toen kwam die onverantwoordelijke race met een iets zwakkere auto, die jou probeerde in te halen. En je was behoorlijk trots op je acrobatische kunsten. Je hebt me aan Jehu herinnerd, van wie we lezen: “Hij rijdt als een krankzinnige” (2 Kon. 9:20). Daarbij heb ik gemerkt, dat je een beetje opschepperig bent. Tot nu toe kende ik je niet van deze kant. Mijn beste vriend, laat jezelf met de genegenheid van een christen die ouder is in geloof waarschuwen voor deze eigenliefde van de automobilist en voor deze snelheidsroes, die hoort bij wat de Bijbel de hoogmoed van het leven noemt. Het zorgt ervoor dat jij en de jongens die op jou lijken, ernstige risico’s nemen. Maar je bestaan is niet van jou, en nog minder van die van andere mensen, dat je hen met zulke gedurfde snelheidsoverschrijdingen op het spel durft te zetten. Wil je je dagen eindigen met de voortdurende wroeging een ziel in de eeuwigheid geholpen te hebben, die misschien nog niet gered was?
Toen was er deze kleine coup in de stad. Zeker, het was de fout van de “tegenstander”, een woord in de taal van verzekeringen, dat goed weergeeft wat deze man onmiddellijk voor jou is geworden – die misschien een christen was, een broeder was. Ik heb je nog nooit met zulke slechte nukken gezien!”
Ik antwoordde mijn vriend:
“Maar bedenk toch even! Die onhandige chauffeur raakte mijn spatbord en krabde verf eraf …!”
Waarop mijn vriend zei:
“… en laat onder de vernis van een goed opgevoede jongeman de prikkelbaarheid van de natuurlijke mens te voorschijn komen, die onaangenamer is dan een beschadigde auto. “Laat uw inschikkelijkheid aan alle mensen bekend zijn” (Fil. 4:5), de andere weggebruikers inbegrepen.
Zie je, beste vriend, we hoeven niet lang samen te rijden, en dan komen al de slechte eigenschappen van de ontembare oude natuur naar voren. Ik weet zeker dat je er vanaf nu aandacht aan zult besteden, als ze weer naar voren willen komen. Jakobus stelt in het derde hoofdstuk van zijn brief vast, dat de mens het meest onstuimige paard volgzaam weet te maken, de grootste schepen sturen kan, allerlei wilde dieren weet te temmen, maar dat hij niet heer is over zijn tong of zijn karakter. Is het niet bovenal de “oude mens”, die de beschaving in geen enkel geval heeft veranderd, hoewel hij haar nieuwe middelen gaf om zich voort te bewegen (zoals ook de overheersing over haar medemensen)? Deze oude mens, opvliegend, onbeheerst, egoïstisch, onaangenaam, vind je in jezelf bij elke wegkruising, in elk dorp, bij elke verkeersopstopping, met zijn vele gezichten. Wat moet er met hem gebeuren? Heel eenvoudig: hem zijn rijbewijs ontnemen, een Ander achter het stuur laten, die tegelijkertijd een wonderbare Reisgenoot is.
Wordt de wachttijd bij het rode licht ervoor gebruikt om met Hem te spreken, dan zal het geen verloren tijd zijn. Integendeel, als je je bewust wordt van wat je mist, en je vraagt de Heer om het je te geven, dan zal elk obstakel, elke gebeurtenis op straat veranderen in een nuttige kleine les, in een gebed, in een overwinning. – Een broeder die colporteerde noemde zijn auto “leraar van het geduld”. Deze gaf hem ’s morgens en ’s avonds een uur met praktische oefeningen.”
Ik, de chauffeur, moest toegeven dat ik niet geslaagd was voor dit examen. Ik bezat waarschijnlijk wel mijn rijbewijs, maar ik begreep niet hoe ik mezelf moest besturen. Wat bleek tijdens het rijden, was ik ook in het dagelijks leven. Het was dringend nodig, dat ik leerde sturen of beter, dat ik de Bestuurder verwisselde. De nieuwe mens neemt en houdt het stuur vast, maar de oude mens neemt en behoudt de plaats die hem volgens de Schrift alleen toebehoort: “de plaats van de dood”.
Jaargang: 1971 – Seite: 188
Jean Koechlin, © www.haltefest.ch
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW