Kerst! Een feest dat in onze tijd door velen wordt “gevierd”. Ieder op zijn eigen wijs. De commercie heeft vrijwel geheel dit Christelijk feest geclaimd. Muziek, cabaret, film en t.v. staan bol van Kerst. De ene viering na de andere wordt georganiseerd. Het maakt daarbij niet meer uit of je wel of niet een Christen bent. Eigenlijk is dat niet eens meer belangrijk. Het gaat immers al lang niet meer om Christus zelf …
Nu wil ik hier niet spreken over wat nu wel Kerst of wat niet Kerst is, maar het eenvoudig hebben over de vraag of er nog wel plaats is voor Hem … voor de Christus van de Christenen … voor de echte Christus van de echte Christenen …
[Zie ook het artikel in nr. 12: “Christen of niet …”]
De wijzen uit het oosten
Zoals we misschien wel weten is de geboorte van Christus wel een beetje anders verlopen dan die van ons nieuwe prinsesje “Amalea”.1 Wat een belangstelling in de media voor deze (eventuele) koningin … Haar naam werd breed uitgemeten, bestudeerd, becritiseerd of geprezen. De registers van de vaderlandse geschiedenis werden wijd opengetrokken.
Maar toen Hij op aarde kwam, Jezus Christus, de Koning der koningen, de Zoon van God, ja, God Zelf, geopenbaard in het vlees, de Schepper van hemel en aarde, was er niets anders dan een voederbak van dieren … dat was zijn wieg …
Koning Herodes schrok wel behoorlijk toen later de wijzen uit het oosten in Jeruzalem kwamen en vroegen waar de koning van de Joden was (Matth. 2:2); trouwens heel Jeruzalem. De geboorte van de ware Koning was onbekend in de stad van de grote Koning, Jeruzalem. Zijn volk weet er niets van.
Het is wel goed om op te merken, dat het hier niet direct na de geboorte was. Deze vreemdelingen uit een ver volk (letterlijk “magiers”; Perzische priesters, die zich met natuur- en sterrenkunde bezighielden) waren gekomen om Hem te huldigen. Zij vonden Hem op aanwijzing van de ster die zij in het oosten gezien hadden. Deze ster bleef stil staan boven de plaats waar het Kind was. Met grote vreugde gingen zij vervolgens het huis binnen waar Maria en het Kind was. Zij aanbaden en huldigden Hem en gaven geschenken: goud en wierook en mirre.
Zij gingen het huis binnen en niet de stal. Het beeld, wat dikwijls geschetst wordt, dat de wijzen ook aanwezig waren in de stal samen met de herders klopt dus niet. Het eerste vers van Mattheus 2 zegt ook, dat Jezus al geboren was. Volgens sommige bijbelverklaarders was Hij hier waarschijnlijk ongeveer één jaar oud. De wijzen – hoeveel het er waren staat nergens vermeld; het getal drie is dus uit de lucht gegrepen. Ook het “Van Dale” woordenboek volgt deze verkeerde voorstelling. Dit soort sprookjes komen vooral voor in de Rooms Katholieke Kerk, die veel aan inlegkunde doet om vooral het voor de mens zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Dat verklaart dat er juist daar zoveel uiterlijke praal en afgoderij gevonden wordt. De wijzen woonden in een ver land en hadden “Zijn” ster gezien. Dan duurt het wel enige tijd voor zij Bethlehem kunnen bereiken. Een vliegtuig was er toen immers nog niet. Bovendien is het niet duidelijk of zij direct vertrokken waren. In ieder geval heeft het enige tijd geduurd en konden zij niet direct na de geboorte aanwezig zijn in de stal. Dat was aan de herders voorbehouden. Herodes bracht alle jongens tot twee jaar om het leven, nadat hij nauwkeurig onderzoek naar de verschijning van de ster bij de wijzen had gedaan (Matth. 2:16). Het Kind kon dus niet ouder dan twee jaar zijn geweest. Als dit direct na Zijn geboorte had plaats gevonden, was het niet nodig geweest om de jongens tot twee jaar te laten doden. Ook een aanwijzing dat de aankomst van de wijzen in Jeruzalem in ieder geval niet direct bij de geboorte heeft plaatsgevonden.
Deze wijzen zochten ernstig naar de Koning. In die tijd verwachtte het hele Oosten de komst van een koning en verbonden dit veelal met Jeruzalem. Onder de Meden en Perzen waren het deze magiers die een afzonderlijke klasse van priesters vormden. Zij hielden zich vooral bezig met het voorspellen van de toekomst en het maken van medicijnen voor lichamelijke ziekten door middel van de sterren. Dit komt ons denk ik in onze tijd niet vreemd voor. Het feit dat Daniel zelfs het hoofd was van alle wijzen in Babel maakt hem natuurlijk niet direct tot een sterrenwichelaar, tovenaar of iets dergelijks. We weten waar Daniel maar ook zijn drie vrienden, hun wijsheid van hadden, uit welke bron deze kwam. Dit kwam van God (Dan. 1:17). Het ging ver boven die van de tovenaars en sterrenkijkers uit (Dan. 1:20). Hun wijsheid werd gekenmerkt door het ware Licht. In onze tijd zijn er vele waarzeggers, mensen die uit de sterren de toekomst lezen terwijl anderen beweren, dat zij in contact staan met de doden. Zij worden zelfs door Christenen geraadpleegd. Dit is uitermate schadelijk voor de geestelijke gezondheid. De gemeenschap met Hem en de wandel met Hem in het licht verdwijnt, daarvoor in de plaats komt surrogaat-Christendom. Wanneer jij met deze dingen bewust of onbewust in aanraking bent gekomen, keer je om tot Hem. Belijd je schuld, je zonden en het bloed van de Heer Jezus reinigt je van elke zonde. Bovendien is Hij rechtvaardig om je je zonden te vergeven (1 Joh. 1:7,9). Ben je zó gebonden dat je dit niet lukt, ga dan naar een broeder(s) in Christus en vraag alsjeblieft om hulp.
In dit verband nog een goede TIP:
Wandel met Jezus, wandel heel de weg, wandel heel de dag, wandel met Jezus, wandel met Jezus alleen.
Geen plaats in de herberg …
Er valt ongetwijfeld nog veel meer te zeggen over deze wijzen maar nu naar gaan we naar het Lukas-evangelie. Daar vinden we de uitdrukking: “… omdat er voor hen geen plaats was in de herberg” (Luk. 2:7).
Kunnen we ons dat voorstellen? Geen plaats voor de Heer Jezus?God heeft ervoor gezorgd dat Hij in Bethlehem (Micha 5:1; Joh. 7:42) geboren zou worden, hoewel Jozef en Maria in Nazareth woonden. Daartoe gebruikte God de volkstelling. Dat alles was in overeenstemming met de profetie. We zien dat de hemel en de herders zich wel met Hem bezig houden, evenals later de wijzen, zoals we al zagen.
De herders en de engelen: Lukas 2 vers 1-20
De herders
“En er waren herders in diezelfde landstreek, die ’s nachts in het open veld de wacht hielden over hun kudde” (vs. 8). Daar zijn ze dan, de eenvoudige herders. Ze waren druk aan het werk, zij hoedden hun schapen. In het open veld nog wel. Ze zullen het wel koud gehad hebben, denk je misschien. Nou, dat denk ik niet. Het was ook geen winter. Er lag echt geen sneeuw. Dat denken wij misschien wel door een verkeerde voorstelling die in de loop der jaren is ontstaan. Het was ook in het open veld! Herders waren in die tijd niet erg in tel. Ze werden zelfs veracht. We kunnen dit een beetje vergelijken met de hoogmoedige gedachten van veel stedelingen uit het westen van ons land die denken dat in het oosten alleen maar “boeren en boerinnen” wonen. Dat werd (en wordt) veelal geassocieerd met mest, stank, primitief wonen en denken … kortom achtergebleven. Men zag en ziet er vaak op neer. Je zult toch wel met mij eens zijn dat dit zeer absurde en verkeerde gedachten zijn. Dat “boeren” vaak eenvoudig zijn mogen we wel eens een keer een “zegen” noemen. Anderzijds lopen deze “boeren en boerinnen” het gevaar, dat zij hier prat op gaan, en op hun beurt op de westerlingen neerzien. Begrijp wel dat ik hier spreek over gewone menselijke hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Dan ontstaan er vaak zulke houdingen.
Maar onze herders uit Lukas 2 behoren in ieder geval wel tot de eenvoudigen, tot de armen en niet tot de aanzienlijken. Hun harten waren eenvoudig en vroom (= godvruchtig). Zij laten zien dat er in hun harten wel plaats was voor de Heiland der wereld. Aanvankelijk schrikken zij toen een engel van de Heer bij hen kwam en de heerlijkheid van de Heer hen omscheen (wat een wonderbaar, indrukwekkende gebeurtenis is dit alleen al!) maar nadat zij de geweldig heerlijke en blijde boodschap ontvingen: “U is heden een Heiland geboren, die Christus [de] Heer is, in [de] stad van David” (vs. 11) en hun ook nog een teken werd gegeven, verdween hun angst. Ze zouden een baby gewikkeld in doeken in een voederbak vinden. Maar nu kon de hemel zich niet meer inhouden. Hier wordt het grote mysterie “God geopenbaard in het vlees” (1 Tim. 3:16), waarop zij al zo lang wachtten, geopenbaard. Aan dit teken kunnen wij ook zien dat de hand van God in dit alles is. De wereld bereidt een totaal andere ontvangst voor hen die zij verwachten. Zeker als het om een koningskind gaat. Dat hebben we onder andere kunnen zien bij prinses Amalea. Maar alles wat met Zijn komst op aarde verband hield werd gekenmerkt door armoede.
“Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat HIj, terwijl Hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden” (2 Kor. 8:9). Dan mogen we ook aan Zijn voederbak denken en tegelijk niet vergeten dat “de kribbe uit hetzelfde hout is gesneden als het kruis”. Het teken van de vervulde belofte van God is: een Baby geboren in een voederbak voor dieren. Is er iets geringers, iets kleiners denkbaar? Geen uiterlijk vertoon van macht en heerlijkheid maar vertoon van eenvoud en zwakheid en tederheid.
De engelen
Maar zoals gezegd, de hemel kon zich nu niet meer inhouden. Plotseling is de engel niet meer alleen maar omringd door een menigte van een hemelse legermacht. Wat kwamen die nu doen? Wel, ze zingen, zult u misschien zeggen. Zo is ons dit altijd geleerd. Maar deze hemelse legermacht zingt niet. Welnee! Er staat: “… die God prees en zei ….”. Zij prijzen God en “zeggen”, dat is wat anders dan zingen. Maakt dat dan wat uit? Ja, dat maakt wat uit. We moeten de Bijbel nemen zoals het er staat en er niets aan toevoegen of er in lezen wat er niet staat. Er ontstaat dan een omgaan met de Heilige Woorden van God, dat gekenmerkt wordt door onze interpretatie. Dat is heel gevaarlijk en brengt dikwijls tot het afwijken van de gedachten van God of het niet op de juiste waarde schatten van Zijn Woord. Het heeft te maken met eerbied voor Zijn geïnspireerde Woord.
Kunst met een grote “K”
Nu wil ik er direct aan toevoegen dat wanneer wij zingen over Zijn komst op aarde, dat natuurlijk niet verkeerd is. Integendeel! Daar gaat het dus niet om. Zongen we maar wat meer over die Persoon die op aarde kwam om ons te redden van het eeuwig oordeel dat komen moet over alles wat zich tegen God verzet, dat komen moet over de schaamteloze zondigheid en zonden van de mens. Zijn komst op aarde en Zijn dragen van het oordeel van God op Golgotha voor hen die hun toevlucht tot Hem genomen hebben of nog zullen nemen, geeft immers zoveel stof om te prijzen. Dat is toch eindeloos? Zegt de Psalmist niet: “Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heilige Naam. Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden” (Ps. 103:1-2)? Dat is echt niet saai maar elke lofzang brengt de volgende weer voort.
Nogmaals, deden we dat maar meer! De apostel Paulus spoort ons door de Geest van God ook aan: “… en spreekt tot elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, zingend en jubelend in uw hart [of: van harte] tot de Heer …” (Ef. 5:19). Verder zegt Kolosse 3 vers 16: “Laat het Woord van Christus rijkelijk in u wonen, terwijl u in alle wijsheid elkaar leert en terechtwijst met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen [en] in <de> genade [dit is in het bewustzijn van de genade] zingt in uw harten voor God”. Daarbij moeten we in het bijzonder in onze tijd opmerken dat het Woord van God hierin een crusiale rol moet spelen, want “laat het Woord van Christus rijkelijk in u wonen”. Wanneer je de teksten die vandaag gezongen worden ontleedt, merk je dat er nog al wat liederen zijn die niet in onze tijd passen, maar slaan op het 1000-jarig Vrederijk. Ook zijn er die zo warrig zijn dat je niet eens kunt begrijpen waarover het nu eigenlijk gaat. Als er liederen gezongen worden, moeten de teksten ervan dan niet de toets van de Bijbel kunnen doorstaan?
Ook wil ik nog wijzen op twee criteria wanneer we zingen, namelijk:
a) tot de Heer, voor God zingen;
b) dit behoren te doen in het bewustzijn van de genade.
Dan verdwijnt de angst dat we ons misschien schamen voor de mensen en hun muzikale criteria (dat onderling overigens behoorlijk verschilt) en komt ons hart meer open en kunnen we ons beter concentreren op Hem voor Wie en tot Wie we zingen. Bovendien is het goed dat wij ons openstellen voor eventuele correcties, bemoedigingen en leringen die door de liederen tot ons komen. Het grote gevaar van onze tijd is dat alles zo professioneel moet worden uitgevoerd en dat men daar zo druk mee is, dat de boodschap van het lied niet meer doorkomt. Dan heeft de satan ook zijn zin (vooral niet op de Heer gericht zijn, dat is het streven van satan). In het bijzonder muzikale begeleiding heeft dit grote gevaar. Daarom ontbreekt in het Nieuwe Testament (ook in de al genoemde teksten) deze muzikale begeleiding. De strijd of het nu een orgel, een piano, een harp, een dwarsfluit, een hoorn, een trompet, een gospelkoor, een trio of een band zou moeten zijn, is dan niet aan de orde. Het levert bovendien ook een behoorlijke geldelijke besparing op wanneer de onderlinge bijeenkomsten van de gelovigen deze eenvoud zou kenmerken. Dat zou het werk, dat voor de Heer gedaan wordt dan ten goede kunnen komen. De ware aanbidding vanuit de harten van de gelovigen krijgt door de stilte, die door het ontbreken van genoemde mogelijkheden van muziek of zang tot stand komt, meer de kans.
Uiterlijke vormen om de diensten te verfraaien verhinderen “het zachte suizen van de stilte” (1 Kon. 19:12), de stille werkzaamheid van de Heilige Geest. De enige begeleiding die in het Nieuwe Testament wordt voorgesteld is die van de Heer Zelf (Hebr. 2:12). De Heer Zelf stemt onze harten tot lofzang aan!!!Dat is kunst met een grote “K”. Kennen we dit? Staan wij daar open voor? Beste brusters, waag het eens zo met de Heer!
Het zingen van de engelen
De engelen prezen dus God en zeiden: “Heerlijkheid zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen van Zijn welbehagen” (vs. 15).Hoewel er voor de Zoon van God geen plaats was, was Hij voor de engel het voorwerp van lofprijzing. De eerste engel brengt die heerlijke boodschap en de hemelse legermacht (de schare engelen) prijst de betekenis van deze gebeurtenis voor alle mensen. Eerst wordt God geprezen in de hoogste hemelen. De engelen zien (1 Tim. 3:16: “… gezien door de engelen …”) hier iets van de vervulling van de raadsbesluiten van God, die tot uitdrukking kwam in de zending van Zijn eigen Zoon in de gestalte van een arme baby in deze wereld. Een wereld die in de macht van de grote vijand van de zielen was gekomen … een wereld waar deze macht van de vijand zich zo vreselijk had gemanifesteerd … waar de zonde regeerde … Daarin daalde Hij neer, de Schepper van het heelal, de Zoon van God om het grote werk van God op Golgotha te volbrengen, namelijk om daar de dood in te gaan in de plaats van ons, opstandige zondaren. Ja, wij kunnen ons goed voorstellen dat de engelen niet anders konden dan God prijzen Die in de hoogste hemelen troont (hoeveel de engelen ervan verstaan hebben, weten we niet; maar zij prezen God … dat is zeker!).
Vervolgens zeiden de engelen: “Vrede op aarde”. Ja, in Zijn Persoon kwam er vrede op aarde. De grondslag voor deze vrede heeft Hij gelegd op Golgotha. “… na vrede gemaakt te hebben door het bloed van Zijn kruis …” (Kol. 1:20). Deze vrede is nu het deel van hen die vroeger zo ver van Hem verwijderd waren maar die zich tot de Heer bekeerd hebben, ja Christus Zelf is hun vrede en wel door het bloed van Christus (Ef. 2:13-14). Wat een heerlijke erfenis. Heb jij daar al deel aan? Maar straks in Zijn 1000-jarig rijk, heerst de vrede ook wanneer Hij zal regeren (verg. Jes. 11:5-11; Micha 4:1-7). Hij is ook de Vredevorst (Jes. 9:5).
Tenslotte: er is blijdschap vanwege het feit dat God in mensen zijn welbehagen heeft. God openbaart zich in het zwakste hier op aarde, namelijk in een hulpeloze Baby. Het werk van God is altijd in zwakheid. Zo geheel anders als er door de mens wordt verwacht. Zelfs wordt Christus in zwakheid gekruisigd (2 Kor. 13:4). Maar zelfs het zwakke van God is sterker dan de mensen (1 Kor. 1:25). Dat is de weg die God: “zwakheid”. Ook bij Zijn dienstknechten (verg. 2 Kor. 4:7; 12:9-10).
Nogmaals de herders
De engelen verdwijnen weer, hun heerlijke taak zat er op. Na hun heengaan naar hun woonplaats, de hemel, komen de herders tot bezinning en zeggen tegen elkaar: “Laten wij toch naar Bethlehem gaan en deze zaak zien die er is gebeurd, die de Heer ons heeft bekend gemaakt” (Luk. 2:15). Zij gehoorzamen dus de oproep van de engel dat ze “een kindje zouden vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe”. Dit beantwoordt aan hun verwachting. Zij wilden ook niet langer meer wachten. Ze gingen haastig op pad. Zij vonden het dan ook zo als God hun had gezegd. Wat een nacht … ja Stille nacht, heilige nacht Davids Zoon, lang verwacht …
Vervolgens gingen de herders het woord bekend maken, dat zij over dit Kind gehoord hadden (vs. 17-18). Ze konden niet zwijgen, want deze grote blijdschap was voor heel het volk (vs. 10).
Er was dus wel plaats voor Hem in het hart van deze eenvoudige herders!
Mattheüs 8 vers 18-22
“Meester, ik zal U volgen, waar U ook heen gaat”. De Heer Jezus ging Zijn weg geheel alleen. Zoals we gezien hebben was er voor Hem geen plaats in de herberg. Hier zien we dat Hij tijdens Zijn wandel op aarde geen plaats had, waar Hij Zijn hoofd kon neerleggen (vers 20). Zo zal het ook voor ons zijn. Als we Hem willen volgen, is er voor ons ook geen plaats. Toen de schriftgeleerde hoorde wat Jezus zei, was het snel met hem afgelopen. Je hoort niets meer over hem. Ongetwijfeld had deze man heel andere verwachtingen. Als rechtgeaarde jood verwachtte hij het beloofde en verwachte Koninkrijk. Bovendien was het hem niet ontgaan wat Jezus allemaal had gedaan. Voor deze schriftgeleerde genoeg redenen om aan te nemen dat er nu voor hem een tijd zou aanbreken van aardse rijkdom, van aanzien en heerlijkheid. Daarom wilde hij de Heer wel volgen. Zo was hij eigenlijk de verpersoonlijking van het hele volk. Maar de Messias had hem niet zo veel te bieden. Alleen maar verwerping. Het blijkt dat het vlees Hem niet volgen kan.
De Heer zei tegen hem: “De vossen hebben holen en de vogels van de hemel nesten; maar de Zoon des mensen heeft geen [plaats] waar Hij Zijn hoofd kan neerleggen” (vs. 20). Deze woorden betekenen niet alleen dat de Heer in aardse armoedige omstandigheden verkeerde, dus arm was, hoezeer dat ook waar was. De Heer zegt hier eigenlijk dat de vossen een plekje hebben waar ze zich kunnen verbergen wanneer er op hem gejaagd wordt; De vogels hebben nog nesten waar ze tenminste nog veilig zijn en kunnen er schuilen. Maar Ik niet … voor Mij geen plaats … geen bescherming, geen toevlucht …. Ik ben op weg naar Jeruzalem, daar zal Ik sterven …Het betekent dus ook de weg van verwerping, de weg van het kruis. Daar had deze schriftgeleerde niet op gerekend. De man zal ongetwijfeld ontmoedigd zijn geweest, want hij komt verder in het hele verhaal niet meer voor. Het vlees heeft al vele pogingen gedaan om Hem te volgen. Hoevelen in de geschiedenis, maar ook vandaag, willen Jezus van Nazareth volgen. Zij leven in eenvoud en armoede en spreken over Hem als het voorbeeld om na te volgen. Maar het vlees kan God niet behagen; onmogelijk! (zie Romeinen 8:8). Hem volgen betekent de weg van de verwerping.
Gehoorzaamheid en toewijding
Dan roept de Heer iemand, die zelfs een discipel van Hem blijkt te zijn (zie Lukas 9:59), met de woorden: “Volg Mij”. Deze discipel wil echter eerst zijn vader gaan begraven en zegt: “Heer, sta mij toe eerst mijn vader te gaan begraven”. Maar Jezus zegt dan: “Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven” (vs. 22). Als Hij roept, moet ik absolute gehoorzamen. Niet eerst denken aan aardse banden, maar Hij komt op de eerste plaats. Het “sta mij toe” is niet aan de orde omdat dit Zijn roeping negeert. Er is dan iets tussen de Heer en mij dat ik belangrijker acht. We moeten hier niet denken dat de vader van deze discipelen was gestorven en hij hem daarom graag wilde begraven. Nee, de Heer ziet dat deze discipel eerst wil wachten totdat zijn vader is gestorven, dan is de Heer aan de beurt. De gedachte dat de Heer de natuurlijke band zou negeren, is natuurlijk niet juist. Dat doet de Heer wel. De Bijbel laat in vele toonaarden zien dat de band tussen ouders en kinderen goed behoort te zijn (Ef. 6:1-4). Het kenmerk van de laatste dagen, die zwaar zullen zijn, is onder andere ook dat de natuurlijke liefde ontbreekt (2 Tim. 3:1). Het verband daar maakt duidelijk, dat dit niet naar de gedachten van God is, maar voortkomt uit het boze hart. Toen de Heer Jakobus en zijn broer Johannes riep, zag Hij toch ook wel dat ze hun vader achter lieten? (Matth. 4:22). Deze vader had wel knechten, maar wilde ongetwijfeld zijn bedrijf over doen aan zijn zonen. Dat kunnen we begrijpen. Toch staat de Heer toe, dat ze hun vader verlaten en Hem volgen. Hij komt eerst. Daar gaat het om! De band met Hem gaat boven alles. Dat verhindert niet om je ouders lief te hebben maar spoort juist aan om hen lief te hebben, maar wel in de juiste volgorde en in gehoorzaamheid en toewijding aan Hem.
Alleen op het kruis was er plaats
“Zij dan namen Jezus en terwijl Hijzelf Zijn kruis droeg, ging Hij uit naar de plaats die Schedelplaats heet, die in het Hebreeuws Golgotha heet” (Joh. 19:17). Dit wist Hij allemaal van tevoren. Maar deze weg van verwerping en eenzaamheid heeft Hij niet geschuwd. Hij wilde niet anders dan de wil te doen van Zijn Vader en dit behoorde bij die wil. Dit was er de consequentie van. Het was zelfs voedsel voor Hem om de wil van de Vader te doen (Joh. 4:35). In Johannes 14 had de Heer al gezegd, dat Hij heen zou gaan om hen een plaats te bereiden in het Vaderhuis. Daar ging Hij helemaal voor! Hij heeft het volbracht ook. Voor jou en mij heeft Hij Zijn leven gegeven. Let wel: Plaatsvervangend! Hij hing daar niet om te boeten voor Zijn schuld. Hij heeft geen zonde gedaan, noch gekend. Nee, het was voor jou en voor mij! Is dat geen liefde van de bovenste plank? Om ons plaats te bereiden nam Hij plaats op Golgotha. Hij is daar de donkere nacht ingegaan van het van God verlaten-zijn. Daar heeft Hij het uitgeroepen: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” (Matth. 27:46).
De mensen, Zijn discipelen … en nu God … verlaten! Wat is dat voor Hem geweest? Staan we daar wel eens bij stil? En dan niet alleen wanneer we deel nemen aan het avondmaal. Om ons van de verschrikkelijke eenzaamheid te kunnen verlossen, is Hij deze verschrikking ingegaan. Is Hij afgedaald in de dood … Wanneer we daar over gaan nadenken, komt er zeker lof, dank en aanbidding in ons hart. Maar Hij is niet in de dood gebleven. Nadat Hij het werk had volbracht is Hij weer opgewekt uit de dood (zie o.a. Matth. 28:1-15; Luk. 24:1-49; 1 Kor. 15:3-10, 20).
Zie je de verbinding met Bethlehem … Geboren in een plaats die voor de dieren bestemd was, er was voor Hem geen plaats in de herberg. Tijdens Zijn leven op aarde geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Alleen op het kruis was er voor Hem plaats. Zo kwam er voor ons een plaats in het Vaderhuis met de vele woningen. Daar zal Hij ons Zelf brengen want Hij komt terug om de Zijnen daar te brengen. Hij heeft niet voor niets voor hen een plaats bereid … Hij heeft niet voor niets Zijn leven uitgegoten in de dood … DAT IS ZEKER!
Heb jij al plaats voor Hem gemaakt? Is er plaats voor Hem in je hart? Dan vorm jij samen met alle andere verlosten, de hemelse Bruid van Christus.
… dan kun je nu dit lied ook zingen:
O, Lam van God,
als kind kwam U op aarde;
U, schepper van het heelal,
U werd geboren in een stal.
Voor wie daalde U, o Heer,
in armoe, dood en graf terneer?
De bruid, U, Heer gegeven,
om steeds met U te leven,
met U te delen het heerlijk loon,
zij bracht U van Gods troon.
1. Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria, zoals prinses Amalia voluit heet, werd op 7 december 2003 geboren in Den Haag. Ze is de oudste dochter van koning Willem-Alexander en koningin Máxima en daarmee troonopvolgster.
Vernieuwd en herplaatst op woensdag 21 december 2022; eerst geplaatst in april 2003.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW