4 jaar geleden

Uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld …

“… zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren vóór [de] grondlegging van [de] wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn vóór Hem in [de] liefde …” (Ef. 1:4).

Over het vorige vers 3 heeft men vaak gezegd, dat dit het belangrijkste vers van ons gedeelte is. De volgende hoofdpunten worden herhaald:

  • De bron van alle zegeningen is de God en Vader van onze Heer Jezus Christus;
  • we bezitten deze zegeningen al omdat God ons daarmee al heeft gezegend;
  • er is geen zegen die God ons niet in de Heer Jezus heeft gegeven;
  • de zegeningen zijn geestelijk van aard;
  • alle zegeningen die we hebben, zijn hemels;
  • de grondslag van onze zegeningen is Christus, want we zijn “in Christus” gezegend.

Het vers dat voor ons ligt, voert ons nu terug tot “vóór de grondlegging van de wereld”. Hij voert ons daarheen, waar niets en niemand anders was dan alleen de Drie-enige God (verg. Joh. 1:1-3; Hebr. 11:3). Noch dit universum, noch onze aarde, noch enig mens was daar, noch was er zonde. Dit maakt ons nog eens duidelijk, dat alle zegeningen die we in de Heer Jezus hebben ontvangen, alleen hun oorsprong in God vinden. En precies dáár, toen er niets en niemand anders was dan de enige gezegende God, nam God de beslissing in Zijn hart om mensen uit te kiezen, om “heilig en onberispelijk vóór Hem in de liefde” te zijn.

We beginnen te begrijpen, dat de eerste verzen van de brief aan de Efeziërs ons in feite in het hart van God laten kijken. Ieder, die de Heer Jezus als zijn persoonlijke Redder heeft aangenomen, mag weten dat Hij door Hem vergeving van zonden en redding van de toorn van God heeft. We hadden dat dringend nodig. Maar daar gaat het niet om. Het gaat niet om wat we nodig hadden, maar om de zegeningen die Gods liefde ons in de Heer Jezus wilde geven. En waarom heeft God ons uitverkoren?

Het is al wonderbaar, dat God Zich zelfs tot zondige mensen heeft gewend. Zou het niet geweldig zijn, wanneer God ons niet alleen vergeving en redding schonk, maar ons dan ook in die paradijselijke toestand van Adam en Eva zou brengen? Dat zou het inderdaad zijn. Maar dat was niet wat Gods liefde wilde. Adam en Eva waren vóór de zondeval in een toestand van onschuld. Ze hadden nog nooit gezondigd en kenden de zonde niet. Maar ze waren niet heilig. Gemeenschap met God was mogelijk – maar slechts in een beperkte vorm. God Zelf kwam naar hen toe – maar het was ondenkbaar dat Adam en Eva tot God in de hemel zouden komen. Zelfs vóór de zondeval voldeden ze niet aan de vereisten van de hemel. Ze waren niet passend, omdat ze niet volledig overeenkwamen met de natuur van God. Hoeveel minder is dat het geval na de zondeval. Nu is echter deze onbeperkte gemeenschap met God mogelijk.

God wil ons bij Zich in de hemel hebben. In het gebied van Zijn tegenwoordigheid, waar alles overeenkomt met Zijn natuur. God is licht (1 Joh. 1:5) en God is liefde (1 Joh. 4:8), en daarom moet alles daar gevormd worden door licht en liefde. Maar als God nu mensen in Zijn tegenwoordigheid wil hebben, dan is er niets minder nodig dan dat deze mensen de natuur van God hebben. En precies daartoe heeft God ons uitverkoren opdat wij “heilig en onberispelijk” zouden zijn. Dit is niets anders dan een beschrijving van de nieuwe natuur die God ons door de nieuwe geboorte heeft gegeven (verg. Joh. 3:3-8). Bijgevolg kon Petrus ook aan de gelovigen schrijven, dat zij deelgenoten van de goddelijke natuur waren geworden (verg. 2 Petr. 1:4).

Toen de Heer Jezus op aarde was, was Hij het licht, dat ieder mens verlicht (Joh. 1:9). Het gevolg was, dat mensen de Heer Jezus gehaat hebben, omdat hun werken boos waren (Joh. 3:19,20). Dit maakt het onmiskenbaar duidelijk, dat de natuurlijke mens voor de tegenwoordigheid van God niet geschikt is. Maar nu heeft God ons Zijn eigen natuur gegeven en ons bijgevolg in staat gesteld om in het alles doorvorsende licht van God te bestaan. We mogen ongehinderde, ongestoorde gemeenschap met Hem hebben en het gevolg van deze gemeenschap is oneindige vreugde (verg. 1 Joh. 1:4).

God schiep ons mensen met een hart. Hij heeft ons in staat gesteld om liefde te voelen en ook zelf te laten zien. Je zou bijna zeggen, dat er iets zou ontbreken als we niet ook zouden lezen, dat God ons uitverkoren heeft, dat we heilig en onberispelijk zouden zijn vóór Hem “in liefde”. Het toneel van de hemel wordt niet alleen gevormd door de heiligheid van God, maar ook geheel en al door Zijn liefde. We zullen in de hemel volmaakt in staat zijn om deze liefde van God te gevoelen, en we zullen daar verder ook deze liefde beantwoorden.

Ons vers heeft ons doen terugblikken op het verleden, daarheen, waar alleen God was en waar God het in Zijn hart voorgenomen heeft, dat u en ik eenmaal in een sfeer van heiligheid en liefde een innige gemeenschap met Hem zouden hebben. We bezitten deze nieuwe natuur vandaag al en kunnen daarom al gemeenschap met God hebben. Vandaag al zijn we in Christus overgebracht naar de hemelse gewesten (zie Ef. 1:3 en 2:6). En toch laat dit vers ons ook naar de toekomst kijken wanneer de volledige betekenis van “heilig en onberispelijk vóór Hem in [de] liefde” tot vervulling komen zal.

We vragen ons vaak af hoe het in de hemel zal zijn. We krijgen daar een antwoord op in ons vers. Veel van deze aarde wordt nog steeds gekenmerkt door zwakte en ons leven is vaak allesbehalve heilig en onberispelijk, en vaak weinig gevormd door liefde. We bevinden ons nog steeds in deze wereld, het gebied waar Satan door de zonde regeert. Wanneer het goed met ons staat, zullen we voelen hoe dit alles “onze nieuwe natuur dag aan dag kwelt” (verg. 2 Petr. 2:8). Maar wat een tegenstelling hebben we als we deze aarde verlaten! Wat een onmetelijk en onbeschrijfelijk geluk en vreugde zal het zijn, wanneer we, met verheerlijkte lichamen, uit deze boze wereld worden weggenomen en in een gebied geplaatst worden, waar alles met onze goddelijke natuur zal overeenkomen en we voor eeuwig de onbeperkte gemeenschap van God genieten zullen.

Daarvoor heeft God ons uitverkoren. De volledige vervulling hiervan ervaren we in het huis van de Vader. Maar dat zou ons niet moeten weerhouden, ons vandaag ook al met deze dingen bezig te houden. We zullen er vreugde en kracht uit putten, zolang we nog hier op aarde vertoeven, om tot eer van God te zijn.

Friedemann Werkshage; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 03.07.2017.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW