2 jaar geleden

Uit het ABC van de christen (5)

Jakob en farao

Genesis 47 vers 7-10

Het leven van Jakob had een lieflijk einde. Jozef bracht zijn oude vader voor Farao. En wat deed hij eerst? “Jakob zegende de Farao.” Hoe kon hij! Was dit niet de machtige farao, de heerser over een wereldrijk, en hijzelf een “zwervende Arameeër”? (Deut. 26:5 NBG), wordt dan niet zonder enige tegenspraak “de mindere gezegend door het meerdere”? (Hebr. 7:7). Ja, zeker, en dit is wat God wilde laten zien voor de hele wereld.

Jakob was een uitverkorene van God en had veel waarde gehecht aan het geboorterecht dat God hem had gegeven. God was en is trouw om ervoor te zorgen, dat al die heerlijke zegeningen die Jakobs volk aan het hoofd van de volkeren van de aarde zullen plaatsen, aan het eind van de dagen werkelijkheid worden. Jakobs sluwe listen, zijn eigen wegen en zwakheden maken alleen maar duidelijker dat het de genade van God was die hem tot een vorst heeft gemaakt.

Wij gelovige christenen hebben in onze onwaardigheid nog grotere dingen ontvangen door de genade van God. De Heer heeft ons gemaakt tot “koningen en priesters” voor Zijn God en Vader, die zullen regeren over de aarde (Openb. 5:10). Ook nu mogen wij door het geloof genieten van de onmetelijke geestelijke zegeningen in Christus Jezus waarmee wij gezegend zijn. Maar in de komende eeuwen zullen deze zegeningen zichtbaar worden. God zal de buitengewone rijkdom van Zijn genade tonen in goedheid jegens ons in Christus Jezus, niet alleen tijdens het duizendjarig rijk, maar ook in de eeuwigheid die daarop volgt, wanneer alle aardse heerlijkheid en grootheid en macht vergaan en weggedaan zijn.

“Laten wij dus, daar wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, [de] genade vasthouden1, en laten wij daardoor God dienen op een [Hem] waardige [wijze] met eerbied en ontzag” (Hebr. 12:28).

NOOT:
1. Of ‘dankbaar zijn.’

 

© www.haltefest.ch

Jaargang: 1962 – Bladzijde 63; auteur: Uit het ABC van de christen

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW