2 jaar geleden

Twijfel …

Onderstaand artikel komt uit een heel oude brochure. Ja, het dateert zelfs uit 1935. Toch is dit onderwerp “twijfel” onze aandacht waard. Als u zelf ook hiermee worstelt, kan het goed zijn om dit artikel rustig te lezen en te overwegen. {FW}

Historie van de twijfel 

Over ‘Twijfel’ wil ik met u gaan spreken.
Dit is een van de eigenaardige onderwerpen, die verre van nieuw zijn en toch altijd actueel blijven.
Het was een onderwerp in de twintigste eeuw voor Christus, evenals het er een is Anno Domini 1935 {én 2022 – FW}.
Twijfel plukte de vrucht van de Kennisboom.
Twijfel hurkte neer onder het tentdak van de patriarchen.
Twijfel leerde in de scholen van de Griekse filosofen.
Als een dikke, drukkende mist hing hij over de eeuwen, die direct aan de komst van Christus voorafgingen.
Tegenover het aan ‘twijfelkoorts’ wegterende heidendom, juichte de christelijke gemeente haar twaalfvoudig: Ik geloof!
Maar de vijand kwam en zaaide onkruid tussen de tarwe. Uit dat ene gifzaad kiemden twee woekerplanten. In kroon en kelk elkanders tegenbeeld en toch gevoed uit één wortel.

Het waren Bijgeloof en Twijfel, die het geloof trachtten te verstikken. Verschrikkelijk is hun uitwerking geweest, zij schenen het geloof geheel te hebben overwoekerd, Tot de Hovenier in Zijn hof kwam, de dag aanbrak en de schaduwen vloden.
Vloden maar niet voorgoed …
In nieuwe tijden stak het bijgeloof zich in nieuwe vormen. Het trad op in de overschatting van de menselijke rede en van de natuurlijke deugd. De vuurpijlen van de moderne gedachte schoten in kleurenwirwar langs de horizon van de nieuwe tijd.
Fél was hun licht … maar koud!
Rijk scheen hun glans … maar ijl.
Stoute dromen deden zij ontstaan in de harten van de mensen en zij doofden de oude lampen met haar stille schijn.
Maar de nieuwe ster verschoot. Uit de duizend-en-een-nacht-droom is de mens ontwaakt in de schemering van de Twijfel, en de oude lampen … zij waren gedoofd.
Gelijk in menig opzicht zo vindt onze eeuw óók in haar twijfelen slechts haar weerga in de eeuwen vlak vóór Christus’ geboorte, toen uit ’s werelds donkere wolken het Licht der lichten opging.
En zoals avondschaduw van de wereld zal de twijfel zich ook legeren over de laatsten van ons geslacht. Totdat hij voorgoed weggevaagd zal worden door het teken van de Zoon des Mensen, verschijnende aan de hemel. Dan zullen het laatste vraagteken en het jongste raadsel hun antwoord en oplossing vinden in Hem.

Definitie van de twijfel

Wat is nu eigenlijk het karakter van de twijfel?
Twijfel is onzekerheid in het denken en besluiteloosheid in het doen. Geen geloof en geen ontkenning. Hij schudt geen neen en spreekt ook geen ja.
Hij houdt niet rechts en evenmin links, hij kiest vóór noch tégen. Het is een gedurig schommelen tussen twee mogelijkheden, een slingeren tussen twee polen, een hinken op twee gedachten.
Het is, zoals ik al zei, een wandelen in de mist. Wie in de mist wandelt, ziet noch vanwaar hij komt noch waar hij heengaat. Zijn herkomst zowel als zijn doel blijven hem verborgen. Hij weet niet of hij vordert of misschien in een cirkel ronddraait. Hij ziet er niets van, als aan de hemelkoepel boven hem vriendelijke sterren stralen en evenmin of een akelige afgrond zich aan zijn voeten opent.
Hij schrijdt voort op het gissen.
En daarbij doorweekt de nevel zijn gewaad.
Hij snuift kille damp op en daarbij wordt hem de borst beklemd.
Zó is de levensgang van de twijfelaar!

Twijfel en kritiek

Uit dit karakter van de twijfel volgt, dat Twijfel heel iets anders is dan Kritiek. Wel stelt men ze gewoonlijk op één lijn en deelt ze bij dezelfde familie in. Doch verre van bloedverwanten te zijn, moeten ze veeleer beschouwd worden als tegenvoeters.
O ja, men stelt wel graag de gelovigen voor als mensen, die kritiekloos alles aannemen, terwijl de twijfelaars zouden zeggen: “Dat moet ik nog eens bekijken.” Maar er mag met recht getwijfeld worden aan het onderscheidingsvermogen van hen, die deze voorstelling huldigen.
Immers voor kritiek is nodig een zogenaamd criterium: een maatstaf. Kritiek is alleen mogelijk op de grondslag van een overtuiging. Het mes van de kritiek kan alleen scherp geslepen worden op een steenharde overtuiging, niet op een ijle twijfel.
Juist omdat de twijfelaar een maatstaf ontbeert, moet hij zich van kritiek onthouden.
Hij buigt niet voor de wonderen van de Heilige Schrift, hij ergert zich aan Aärons staf, aan de ezelin van Bileam en Jona’s vis. Maar hij kan krachtens zijn standpunt de mogelijkheid niet ontkennen van de genezingen te Lourdes of de geheimzinnigheden van de moderne magie. Hij heeft slechts één embleem: het vraagteken!
Slechts één dogma: “Wij weten het niet!”

Geloof en kritiek

Vals noemde ik de voorstelling alsof geloof en kritiek op gespannen voet zouden verkeren.
Wijs mij in de gehele wereldliteratuur één voorbeeld van kritisch onderzoek aan, dat ook maar enigermate nabijkomt aan 1 Korinthe 13.
Zoek onder de mensen naar een criticus, zo meedogenloos waar als Paulus. Een borst, zwellend van ‘hemelmelodiën’, van de Serafijnen afgeluisterd – beluistert hij, òf hij wel op de bodem van de harten de liefde hoort resoneren.
Als verborgenheden, die men met diep ontzag melden moet, vloeien van de lippen van de profeten – dan scherpt hij het oor of in de extase wel het zoet geluid van de liefde doortrilt. De aalmoezen, ja de schatten, aan de gemeente geschonken, weegt hij gram voor gram na op het goudschaaltje van de liefde.
Zelfs op de vlammen van de brandstapel, waarbij allen stil en stom worden, richt hij zijn vlammend oog of het wegkrimpende offer wel God waardig is, dan niet.
Hij oefent niet slechts censuur op de zonden – hij oefent censuur op de gaven, op de aalmoezen, op de martelaren, ja, op de engelen van God!

“Als ik in de talen van de mensen spreek … als ik profetie heb … als ik al mijn goederen zou uitdelen tot spijziging van de armen … als ik mijn lichaam overgaf om verbrand te worden.”

Laat hen, die zo graag botte onderwerping griffen in de trekken van de gelovigen, eens nadenken over dat koninklijk woord: “Maar zelfs als wij of een engel uit [de] hemel, <u> een evangelie verkondigen naast dat wat wij u als evangelie verkondigd hebben, die zij vervloekt!” (Gal. 1:8).
Voor hem is niets heilig inderdaad dan alleen zijn God!

Er is geen blind geloof 

Ten onrechte spreekt men dan ook wel van een „blind geloof.” Waar geloof is nooit blind.
Het zogenaamd blind geloof is een tweelingbroertje van de twijfel.
De Bijbel beschrijft ons geen blind geloof.
Mózes ging niet geblinddoekt achter God, maar hij ging: als ziende de Onzienlijke.
Als Elisa en zijn knecht omsingeld zijn in Dothan en de jongen vraagt: “Ach mijn heer! wat moeten wij doen?”, geeft de profeet hem dan de raad maar niet te kijken? Integendeel, hij bidt juist: “HEERE, open toch zijn ogen, zodat hij ziet” (2 Kon. 6:15-17).
De Schrift bindt ons nimmer een blinddoek voor, doch scheurt die af. Gelovigen jubelen: “Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie” (Joh. 9:25).

Twijfel en wetenschap

Gelijk Twijfel zich een kritisch air geeft, zo neemt hij ook graag een wetenschappelijke houding aan. Maar dit is schijn; twijfel is niet gegrond op wetenschap.
Hoe zou het ooit kunnen?
Wetenschap zegt: wij wéten, het staat vast.
Twijfel zegt: wij weten niet, het is onzeker.
Als wetenschap twijfelt, is zij geen wetenschap, doch hoogstens een vermoeden en veronderstelling.
Als Twijfel weet, is hij geen twijfel meer.
Twijfel zet juist een vraagteken achter de wetenschap, evenals hij dat plaatst achter het geloof.
De twee grote bedriegers – zo noemden de sceptici wel de waarneming en het denken, waarop de wetenschap berust.
De Twijfel belijdt slechts één waarheid, namelijk dat er geen waarheid is of dat zij althans buiten bereik is van onze kenvermogens.
Hij heeft maar een standpunt, namelijk dat hij geen standpunt heeft!
En daarom mist hij het recht om met gestolen tooi voor wetenschappelijk te willen doorgaan.

Twijfel en ongeloof

Evenmin als met kritiek of wetenschap mag twijfel vereenzelvigd worden met ongeloof. Waar eigenlijk ongeloof is, heeft de twijfel geen bodem.
De eigenlijke karakteristiek van de twijfel is immers geen geloof en geen ongeloof.
Daarom vinden wij de twijfel niet bij de dogmatische ongelovigen. (U weet immers, dat er nergens meer dogma’s gevonden worden dan buiten de kerk/gemeente!).
Evenmin vinden wij de twijfel bij de onverschilligen. Hun beeld is zo raak in de Bijbel getekend: met de neus in de wind gestoken, onderzoeken zij niet; al hun gedachten zijn, dat er geen God is. Neen, Twijfel tiert alleen op de akker, waarop het geloof groeit. Twijfel is de zonde van hen, die óf door het licht van de natuur óf door de prediking van het Evangelie iets van de Eeuwige hebben bespeurd.

Twijfel is vreselijk

De twijfelaar verdient ons waarachtig medelijden.
Want Twijfel is vreselijk!
Hij verlamt de werkkracht: de twijfelaar weet niet, wat hij wil. Hij voelt geen roeping, die zijn leven bestemde. Hij ziet geen doel, waarop het uitloopt.
Twijfel vergalt ook het levensgenot. Hij kan niet genieten met de wereld en evenmin met de kinderen van God.
Hij is geen vrome kerkganger en geen vrolijke kermisganger.
Hij voelt zich niet thuis in Sodom en evenmin in Sion.
Hij kan niet instemmen met een: “Laat wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen”. Maar even weinig kan hij zijn Amen zeggen op het: “Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt!” (Ps. 2:3,12).
Het gaat bij hem als Sancho Pancha uit de Don Quichotte. Als die ongelukkige landvoogd de heerlijkste spijzen worden opgediend en de reuk hem hongerig maakt, laat de lijfarts de schotels wegnemen als schadelijk voor de gezondheid.
Zo gaat het ook de twijfelaar.

Bij zondegenot vraagt hij “Als er een God en een oordeel ware, wat dan?” Bij zielsgenot pijnigt hij zichzelf met de vraag of alles niet op inbeelding berust.
De wellust van de wereld kan hij evenmin rustig genieten als het zoete van Gods verborgen omgang smaken. Overal loopt hij rond met zijn “als” en zijn “maars.”
Het naïeve genieten, de eerlijke geestdrift, de gloeiende passie zijn hem vreemd.
Alles ontleedt hij : de lach is hem leeg, de traan is hem troebel.
Hoor Byron, het twijfelend genie, klagen:

Dat ik nog gevoelen kon,
dat ik zijn kon als voorheen;
schreien, als ik vroeger schreide,
waar mij hoop of vreugd verdween.
Zoet is ’t bronnat, zoet – hoe brak ook –
in een dorre zandwoestijn;
zoet ook zouden mij die tranen
in mijns levens dorheid zijn.

 

En op een andere plaats biecht hij zo duidelijk de eigenaardige tweeslachtige stemming van de twijfelaar, als hij zegt:
Ik heb alles in ’t werk gesteld om te twijfelen;
Ik verlang niets vuriger dan te geloven!

Of, om nog een voorbeeld te kiezen, hoort u door de schrijver van “Pallieter” de pijnen van de twijfel tekenen:
<<Men moet die ziekte gehad hebben, om te weten wat dat is, hoe neerhalend en afbrekend. De geestdrift is weg, men is onzeker en onvast. Men snakt en slikt naar de waarheid, die vrijmaakt, en men wanhoopt tevens, juist als een verdwaalde die dorst heeft in de woestijn. Het ene gedeelte van uw hart is theosoof,1 het andere katholiek, en het geheel hunkerend naar de mystiek2. Zo’n toestand knakt een zielenvrede. En dan geen enkele daad, geen woord of geen gepeins meer, of die twee dingen controleren het eerst, vechten er om, en verscheurd, half en half, is de daad en het woord. Als men het eens gevoeld heeft en men ziet, hoe men ingezonken is van levensvitaliteit, dan bruist en schuimt in u het verlangen naar zielenvrede. Vrede! Vrede! … Dan is het ruwe geloof van een kolenbrander als een zon tegenover uw intellectueel, gespleten, tweeledig geloof. De zielenvrede! De muizen uit de ziel te hebben! Geen geknaag meer te voelen!>>

Ja, ze knagen alles stuk, die muizen! Twijfel kan geen halt houden.
Vreselijk als twijfelen tot vertwijfeling voert

Tweeërlei twijfel

Maar niet alle twijfel voert tot zulk een hopeloos einde. Er is een twijfel als de avondschemering, in wier plooien de vale nacht komt aansluipen.
Er is een twijfel als de morgennevel, die straks als een sluier zal afvallen van de nieuwgeboren dag.
Er is twijfel, die tot scepticisme voortrent, en twijfel, die naar Gods genadig bestel eindigt in geloof en belijdenis.
Dat leren ons de geloofsmannen uit de Heilige Schrift. In de heilige apotheek is de medicijn bereid, waardoor ook de meest verterende twijfel geneest.

Twijfel bij gelovigen

Vreselijk, als de schemer van de twijfel overgaat in de nacht van de vertwijfeling!
Maar zo gaat het niet altijd.
Ik denk aan Abraham, de vader der gelovigen.
De Schrift getuigt van hem: “Hij twijfelde niet aan de belofte van God door het ongeloof” (Rom. 4:20).
Maar heeft niet Sara, zijn vrouw, in twijfel gelachen, toen de God van de beloften gesproken had?
Ik denk aan Mozes, de geweldige geloofsheld.
Als God belooft het volk met vlees te zullen spijzigen, dan werpt hij zijn vraagtekens op:
“Dit volk, in het midden waarvan ik verkeer, bestaat uit zeshonderdduizend man te voet, en Ú zegt: Ik zal hun vlees geven en zij zullen er een volle maand van eten! Kunnen dan voor hen zoveel stuks kleinvee en runderen geslacht worden, dat het voor hen genoeg zal zijn? Kunnen soms al de vissen in de zee voor hen verzameld worden, dat het voor hen genoeg zal zijn?” (Num. 11:21-22).

Op de drempel van het Nieuwe Verbond is het Zacharias, die de boodschapper van God condities stelt en vraagt: “Hoe zal ik dat weten?” (Luk. 1:18). En het is Johannes de doper, zijn zoon, die eenmaal zo gelovig getuigde van het Lam van God, die twijfelmoedig gaat informeren: ”Bent U Degene Die zou komen, of moeten wij een ander verwachten?” (Luk. 7:20).
Jezus verweet Zijn discipelen hun twijfel, Thomas twijfelde tegen alle getuigenissen omtrent de opstanding in.
Bunyan3 spreekt van donkere dagen en nare nachten in het Kasteel Twijfel doorgebracht.
En wie Luthers leven kent, weet hoe zijn geloof de wereld als vernieuwde en hoe daarbij de twijfel hem zelf vaak het hart verscheurde.
Tenslotte: hoeveel uren van twijfel doorleeft niet elke gelovige?
Twijfel bij velen in betrekking tot de vergeving van hun zonden: “Mijn zonden zijn te groot!”
Twijfel over onverhoorde gebeden.
Twijfel over bitter lijden, dat ons trof.

Genezing van de twijfel

Dat zelfs een Mozes en een Luther getwijfeld hebben, bewijst, dat de twijfel niet ongeneeslijk is.
De eerste voorwaarde is echter den twijfel te erkennen en te oordelen, gelijk ook die Godsmannen zich niet vromer hebben voorgedaan dan zij waren. Men mag zijn twijfel evenmin verloochenen als zijn geloof.
Er is niets gevaarlijker dan een geloofsgetuigenis te geven, als het hart van twijfel krimpt.
De frase is de dood voor het geestelijk leven!
Gelijk belijden het geloof sterker maakt, zo wordt beleden twijfel zwakker.
Twijfel tiert in de schemering, maar teert weg als men hem in het aangezicht ziet.

Oorzaak van twijfel

Om tot genezing van de Twijfel te komen, moeten wij zijn oorzaak kennen.
Twijfel heeft geen verstandelijke, maar een zedelijke oorzaak. We moeten zijn kiem niet zoeken in ons weten, maar in ons willen.
Twijfel komt op uit ongehoorzaamheid.
Ongehoorzaamheid om: het offer te geven, dat God vraagt: te laten, wat God verbiedt; te doen, wat God wil; goed te keuren, wat God doet.
In de val de mensen kwam de twijfel aan Gods bevel en bedreiging op uit de onwil om dat bevel te gehoorzamen.
De enige oplossing van de twijfel is gehoorzaamheid.
“Als iemand Zijn wil doen wil, zal hij van deze leer erkennen of zij uit God, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek” (Joh. 7:17), sprak eenmaal de Heiland.
Het staat hier juist andersom als de twijfelaar meent. Hij zou graag willen, als hij het maar wist. Neen, twijfelaar, u vergist u. U zou weten, als u wilde! Jezus zegt tot u: “Volg Mij!”

De openbaring van Jezus: de oplossing van de twijfel 

Tegen twijfel is het slecht praten! Verstandelijke redenering is hier een onnut middel. Mensen kunnen hier niet helpen. De knapste apologeet argumenteert de twijfel niet weg uit ons hart. Een vurig geloofsgetuigenis van een kinderlijk vroom mens, het voorbeeld van een edel, zelfverloochenend leven zijn wel niet geheel zonder invloed op de twijfelaar, maar altijd blijft het toch in hem tegenspreken: Dat is voor die persoon, maar niet voor mij. Om twijfel te kunnen wegnemen, is het niet voldoende dat men iemands denken kan beïnvloeden, men moet bij iemands HART kunnen. En wie heeft dat vermogen? Blijft niet altijd waar, wat de lekendichter uitsprak:

Daar is geen priester,
Die Hem verklaart.
In raads’len wandelt
de mens op aard.

Neen! dat is niet waar! De Priester, die God verklaart, IS er! De Heer Jezus Christus kan ons van onze twijfel verlossen. Hij alleen! Want Hij kan bij ons hárt. Hij kan dat hart veranderen door Zijn Woord en Zijn Geest. Wilt u hiervan een voorbeeld?
“Kan uit Nazareth iets goeds zijn,” vroeg Nathanaël (Joh. 1:47). Hij was nog niet klaar met zijn christologie! Maar als hij gehoor geeft aan het “Kom en zie” van Filippus en naar Jezus gaat, is opeens zijn twijfel verdwenen en komt hij tot een geloofsroem als geen van de andere discipelen: “U bent de Zoon van God, U bent [de] Koning van Israël!
Let wel! zijn eigenlijke bezwaar is bij deze ontmoeting niet eens ter sprake gekomen. Opheldering over de aardse afkomst van Jezus heeft hij nog niet ontvangen, maar de ontmoeting met de Heiland, een enkele opmerking, waarin de Heiland zijn hárt aanraakt, helpt hem in een oogwenk van zijn bezwaar af! Zoals iemand heeft opgemerkt: “Hij is over Nazareth héén.”

 O, het is wonderlijk!
Aan niemand is meer en sterker getwijfeld dan aan Jezus. Alles schijnt aan Hem twijfelachtig. Zijn geboorte. Zijn recht om als rabbi op te treden. De Farizeeën drongen steeds op zekerheid aan. “Wie bent U? Is Deze niet de zoon van Jozef? Hoe is Deze zo geleerd zonder onderwezen te zijn? Op welk gezag doet U deze dingen?” (Joh. 8:25; Luk. 4:22; Joh. 7:15; Matth. 21:23).
Zo is het dóórgegaan.
De Twijfel heeft al zijn sluiers over Jezus geworpen.
Hij heeft Hem opnieuw gekruisigd aan duizenden van vraagtekens! En toch! als een ziel gehoor geeft aan dat éne: “KOM TOT MIJ”  (Matth. 10:28) dan breekt de glimlach van Jezus door de zwartste wolken heen. Maar dan moet men tot Jezus komen in gehoorzaamheid, men moet Zijn Woord, waarin Hij ons hart raakt, gehoorzamen en Hem volgen. Ik zeg niet, dat het Woord van Jezus geen onuitputtelijke schatten bevat ook voor ons verstand. Dat bezit het voorzeker. Maar de toegang tot die schatten wordt nimmer ontsloten vóór ons hart voor Hem boog, vóór onze wil gehoorzaam werd en Hem volgde.
Er is met Jezus niets te proberen.
Er is met God niets te proberen.
Wij kunnen van verre blijven staan en onze condities aan Hem stellen, onze intellectuele condities, en wij blijven in onze ellende.
Wij kunnen ook mét onze ellende, mét ons verscheurde hart en ons worstelend verstand tot Hem gaan en geholpen worden.

Misschien is er onder mijn lezers een twijfelende ziel. O, hoe graag zou ik bij hem zitten en hem persoonlijk van Jezus spreken! Van Jezus die ons doet ZIEN, van Jezus die ons doet WETEN! Twijfelaar, mag ik u één vraag stellen? U hebt vele vragen, ik weet het. Want ik heb kennis aan deze pijn. Doch ik heb maar één vraag aan u. DEZE vraag: Waar en wanneer hebt u “neen” geantwoord op de stem, die zei: VOLG MIJ?
O, sta óp en vólg Jezus!
En voor u is dan Zijn belofte: “Wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.” (Joh. 8:12).

Al mijn twijfel breng ik Jezus,
‘k heb Zijn nodiging gehoord.
Hij zal nimmer mij beschamen,
Hem vertrouw ik op Zijn Woord.

NOTEN:
1. Theosoof is een aanhanger van een zeker wijsgerig stelsel.
2. Het hartstochtelijk streven naar vereniging van de ziel met God. {Van Dale}
John Bunyan (Elstow, Bedfordshire, 30 november 1628 – Londen, 31 augustus 1688) was eenEngelse puriteinse prediker, ook wel een calvinistische baptist genoemd. Hij was van eenvoudige afkomst. Hij werd op latere leeftijd prediker in baptistengemeenten. Zijn prediking was eenvoudig, direct, Bijbels en werd gekenmerkt door een vers-voor-vers verklaring. Hij heeft verschillende boeken geschreven. Zijn bekendheid is vooral gebaseerd op zijn boek The Pilgrim’s Progress (1678; het minder succesvolle tweede deel verscheen in 1684). Dit boek is in vele talen vertaald, ook in het Nederlands, onder de titel ‘De christenreis naar de eeuwigheid.’ Het boek behandelt in de vorm van een allegorie het leven van een christen op aarde. Naast de ‘Christenreis’ heeft Bunyan een vervolg geschreven onder de titel ‘Christinnereis’.

 

N. Baas; uitgave: J.N. Voorhoeve, Den Haag; 1935

 

Loeit de levensorkaan,
komt er zorg op ons aan;
’t is Zijn almacht, die alles verdrijft.
Klagen, zuchten, geween,
vrees en twijfel gaan heen
als wij rustig vertrouwen op Hem.

Zie slechts op Hem,
volg gehoorzaam Zijn stem;
blijf maar rustig vertrouwen,
altijd ziende op Hem.

 

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW