Veel kinderen van God, die nog niet lang op de weg van het geloof zijn, zijn onzeker over de echtheid van hun bekering, omdat hun inspanningen om hun leven aan God te wijden niet slagen. In deze moeilijke situatie hebben zij vaak veel vragen. Anderen hebben zich vele jaren geleden bekeerd – en blijven onzeker: Is het voldoende? Dit artikel heeft tot doel hulp te bieden om hierop antwoorden te vinden. Het is hierbij in de vorm van een dialoog, die een zekere samenhang vertoont, zodanig gekozen dat de lezer zich gemakkelijker met de vraagsteller identificeren kan en zich persoonlijk aangesproken weet.
1) Omdat ik me niet gered voel, de vreugde van het heil niet ken, denk ik dat ik niet gered ben.
Hier is een voorbeeld: Een jongen speelt met zijn vrienden voor een huis voetbal. Daarbij gaat door zijn schuld een ruit in scherven. De eigenaar is direct ter plaatse en roept onmiddellijk op tot de betaling van een schadevergoeding van 1.000,00 € . De situatie is hopeloos voor de kleine voetballer. Maar een voorbijganger verklaart zich bereid de schuld over te nemen. Natuurlijk gaat de jongen gelukkig op dit aanbod in. De huiseigenaar tekent vervolgens de betaling voor de jongen als voldaan, en verklaart dat voor hem de zaak geheel beslecht is. Maar op weg naar huis zegt de jongen dan tegen zijn kameraden: “Mijn vreugde en dankbaarheid voor de goede afloop van deze gebeurtenis verdwijnt, en daarom krijg ik meer en meer twijfel of de schuld ooit wel betaald is”. Zou zo te praten niet erg dom zijn? Want hij zou het bewijs van betaling gewoon uit de zak kunnen halen en de vreugde zou vanzelf terugkomen. Maar kan men uw situatie daarmee niet vergelijken? God spreekt een ieder van zijn schuld vrij, die aan het verzoeningswerk van de Heer Jezus, doordat aan de heilige eisen van God voldaan was, geloven. Omdat u dit gedaan hebt, zal God uw zonden nooit meer gedenken (vgl. Hebr. 10:17). Dit is een feit, of je denkt dat het waar is of niet. Vreugde kunt u alleen dan hebben, als u Gods beloften serieus neemt. U ziet: Vreugde is geen graadmeter daarvoor of de schuld aanwezig is, maar een gevolg van het geloof.
2) Ik kan de dag van mijn bekering niet noemen. Paulus kon dat echter wel (vgl. Hand 9) en vele anderen vandaag ook. Ligt dan de conclusie niet voor de hand, dat ik me nooit echt bekeerd heb?
Hoe laat bent u vanmorgen opgestaan? Stel dat u dat niet meer weet, zou u er dan aan twijfelen dat u opstond, alleen maar omdat u niet de exacte tijd noemen kunt? Zeker niet. U weet dat u het gedaan hebt, en dat is het belangrijkste. Zo is het met de bekering! Overigens, velen zijn niet in staat zich deze dag te herinneren die als kind tot de Heiland gekomen zijn. Paulus was al volwassen. En toch schrijft hij niet aan Timotheüs: “Ik weet wanneer ik tot geloof gekomen ben”, maar “ik weet Wie ik geloofd heb” (vgl. 2 Tim 1:12).
3) Ik sta met mijn onzekerheid niet alleen. Hoewel ik de vraag “Gelooft u in de Heer Jezus?” met “ja” beantwoord, word ik regelmatig gevraagd mij te bekeren.
Het is mooi om te zien dat anderen zich zorgen maken over uw redding. Zeker zullen zij ook voor u bidden. Het is alleen jammer dat ze een beetje tekort aan wijsheid lijken te hebben, want anders zouden ze uw toewijding aan Christus niet gewoon negeren. Zij kennen u waarschijnlijk gewoon te weinig. Stel dat een kennis van u 18 jaar zou worden. Zijn familie wil hem met zijn verjaardag feliciteren. En hij antwoordt: “Ik voel me niet als iemand die 18 jaar is. Mijn klasgenoten zeggen ook dat ik er hoogstens als 16-jarige uitzie. Ik geloof daarom niet dat ik 18 jaar ben geworden!” Dan zouden zeker een geboorteakte en andere identificatiedocumenten tevoorschijn gehaald worden. Ze zouden genoeg zijn om zijn laatste twijfel weg te nemen, nietwaar? Als we menselijke papieren vertrouwen, hoeveel te meer het “document” van God! “Als wij het getuigenis van de mensen aannemen, het getuigenis van God is groter; … Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God.” ( 1 Joh. 5:9,13). Wie zich aan de Zoon van God heeft toevertrouwd, mag weten dat hij het eeuwige leven heeft.
4) Ik ben bang dat ik mezelf in een tragisch gevoel van veiligheid zou wanen en uiteindelijk voor altijd verloren ga.
Bedenk het volgende: God had in de laatste plaag over Egypte beoogd, alle eerstgeborenen die zich in het land van Egypte ophielden, in één nacht te doden. Het omvatte ook de eerstgeborenen van de Israëlieten. Maar voor hen had God een reddingsplan bepaald: Het bloed van het paaslam moest worden opgevangen en aan de beide posten en bovendorpel van de deur van het huis gestreken worden. “En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan” (Ex. 12:13). Een Israëlitische familie die daarnaar had gehandeld, kon volkomen rustig in hun huis de vreselijke nacht tegemoet zien, want de redding hing immers niet van hen af, maar van het bloed aan de posten en de garantie van God. Nu, het bloed van Jezus Christus, het Lam van God is vergoten. En God verzekert iedereen die in het bloed van de Zoon van God gelooft, dat hij zal worden gered van het oordeel, want het reinigt ons van alle zonde (vgl. 1 Joh 1:7). Wie nog steeds bang is voor de eeuwige pijn, maakt God tot een leugenaar!
5) Op sommige dagen verheug ik mij in Gods Woord, ben ik blij in de Heer, maar een korte tijd later komen de oude twijfels weer. Hoe kan ik alleen de volle zekerheid van de behoudenis verkrijgen?
Houdt uzelf niet zozeer bezig met uw wisselende gevoelens en ervaringen. U hebt niets te maken met onze aanneming bij God. Daartoe een kleine illustratie: Enkele jaren geleden reed een broeder met een trein door Engeland. Toen hij op ongeveer acht kilometer afstand een kerk zag, werd hij zich ervan bewust dat dit gebouw negen keer uit zijn ogen verdwijnen zou, voordat hij het bereikt had. Hij vond het interessant en telde mee – het klopte. Een vraag aub: Hoeveel keer heeft het slot zich op en neer bewogen? Natuurlijk helemaal niet, zult u antwoorden. De beweging omhoog en omlaag lag immers bij de passagier en niet bij de kerk. Natuurlijk. Maar ik wil hieraan toevoegen, dat zoals het slot onbeweeglijk staat, ook onze redding vast is. Door uw ups en downs kunt u inderdaad Christus en Zijn werk uit het oog verliezen, maar God niet. Zijn gedachten daarover zijn onveranderlijk. Wat zou ons een grotere zekerheid geven kunnen?
6) Als ik een gelovige zou zijn, moet het nieuwe leven, dat elke gelovige bezit, toch ook bij mij te zien zijn! Het tegendeel is het geval: de gehoopte verbetering ten goede blijft uit, de zondige gedachten en gewoonten domineren mijn leven steeds verder.
Als u zich bekeerd hebt, bent u opnieuw geboren, hebt u eeuwig leven ontvangen, maar het vlees is daardoor niet veranderd: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees; wat uit de Geest geboren is, is geest” (Joh. 3:6). Met “vlees” wordt op deze tekstplaats bedoelt de slechte natuur in de mens, die we vanaf de geboorte hebben (vgl. Ps. 51:5; Job 14:4). Dat is het in ons werkzame boze principe, de zonde. Zij is de bron van de zonden, de slechte daden. Om dit onderscheid tussen zonde en zonden aan te brengen is belangrijk. Sla daartoe eens 1 Johannes 1 vers 8 en 10 op in uw Bijbel. Als het zo is dat het vlees in ons blijft zolang we op aarde zijn, en niet veredeld kan worden, rijst de vraag op hoe het dan mogelijk is om gemeenschap met God te hebben en Hem te dienen. God geeft ons in Zijn Woord een geweldig antwoord: Hij ziet ons niet langer als “in het vlees” (vgl. Rom. 8:8, 9), dat wil zeggen dat we niet langer de positie als zondaar voor God innemen, die door een boze natuur wordt gekenmerkt. Hoe kon dit mogelijk worden? Omdat de Heer Jezus niet alleen onze zonden in Zijn lichaam op het hout gedragen heeft (vgl. 1 Petr. 2:24), maar ook tot zonde gemaakt werd (vgl. 2 Kor. 5:21; zie ook Rom. 8:3). Hij stierf niet alleen voor wat we gedaan hebben, maar ook voor wat we zijn. Dat is de reden waarom de apostel Paulus kan zeggen dat we met Christus gestorven zijn (vgl. Rom. 6:8). Maar we zijn niet alleen met de dood van onze plaatsvervanger verbonden, maar ook met Zijn opstanding (vgl. Rom. 6:5), en bezitten nu opstandingsleven, het leven van de Heer Jezus zelf. Dit leven kan niet zondigen (vgl. 1 Joh. 3:9). We moeten weten dat God ons alleen nog in dit nieuwe leven ziet. Deze positie moeten we in geloof innemen en een daarmee overeenstemmende praktijk laten volgen: “Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere” (Rom. 6:11).
7) Waarschijnlijk moet ik proberen om meer van Gods Woord te begrijpen en meer energie aanwenden om heiliger te worden. Dan zal ook mijn leven tot eer van de Heer kunnen strekken.
Nee! Op de weg van eigen inspanningen zult u onvermijdelijk dezelfde nederlagen ontmoeten. Zolang we tegen de zonde vechten, zal ze sterker blijken. In het zevende hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Romeinen, wordt beschreven hoe een gelovige met hulp van de wet – het beginsel van eigen inspanningen – Gods wil doen wil. Maar welke ervaringen moet hij doormaken? Dat de wet weliswaar de eisen van God duidelijk maakt, maar geen kracht geeft om daaraan te voldoen. Ja, het wekt zelfs de wens in het hart op, dat te doen wat verboden is (vs. 8). Zo wordt hem duidelijk dat in hem, dit is zijn vlees, niets goeds woont (vs. 18). Bovendien leert hij om te begrijpen dat deze boze macht hem volledig beheerst. Hij wordt daardoor in gevangenschap onder de wet (of de wet) van de zonde gebracht (vs. 23); Er is de dwang om te zondigen, hoewel hij het goede wil doen. Opmerkelijk is de opeenvolging van de woorden “ik”, “mijn”, “mij” en “in mij” in Romeinen 7. Alles draait om zijn persoon. Echter, zo komt men geen stap verder. Tenslotte wordt het punt bereikt waar alles hopeloos lijkt, omdat elke inspanning hoe groot dan ook, om de slavernij van de zonde af te schudden, is mislukt. Eindelijk! In de pijn van de constante nederlagen blikt de wanhopige ziel van zichzelf af en verlangt naar een Verlosser: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” (vs. 24). Dit is het moment van de bevrijding! Want nu rusten de ogen op de Heer Jezus en wat Hij gedaan heeft! Onmiddellijk dringt vreugde door: “Ik dank God, door Jezus Christus onze Heere!” (vs. 25).
8) Wat is er concreet te doen als men door de begeerte weggetrokken en verlokt wordt?
Als antwoord zouden we de beide belangrijkste punten uit de vragen respectievelijk problemen 6) en 7) kunnen samenvatten: Het is belangrijk om te verwerkelijken dat wij aan de zonde gestorven zijn, dat zij geen recht meer op ons heeft, want “wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde” (Rom. 6:7). Daarmee onafscheidelijk verbonden is ook het zoeken naar de hulp en genade van de Heer, omdat we niets kunnen doen zonder Hem (Joh. 15:5). Alleen in de voortdurende afhankelijkheid van Hem kunnen we een overwinnend christelijk leven leiden!
9) Er wordt in dit verband vaak gesproken over het feit, dat we de Heilige Geest moeten laten werken. Hoe wordt dit waar in mijn leven?
Is de Heer Jezus het middelpunt van mijn leven, onderhoud ik gemeenschap met God, belijd ik mijn zonden, belijd ik mijn zwakheid, dan kan de Heilige Geest de controle in mijn leven overnemen. Hij zal de strijd tegen het vlees voeren: “Maar ik zeg: Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in … ” (Gal. 5:16,17). Het resultaat zal zijn dat niet meer de werken van het vlees in mijn leven tevoorschijn komen, maar de vrucht van de Geest (vgl. Gal. 5:19-23). Maar we moeten niet denken dat de werkzaamheid van de Geest een kwestie van gevoel is. Want we kunnen ons erg slecht voelen, op een verbrijzeld vaatwerk lijken, en toch – misschien onbewust – instrumenten van Gods kracht zijn. Paulus was pas sterk toen hij zwak was (vgl. 2 Kor. 12:10).
Slotgedachten
Als een van onze lezers naar een leven zonder onzekerheid met betrekking met het oog op de behoudenis ‘dorst’ en naar bevrijding uit de macht van de zonde “hongert”, dan mag hij weten dat zijn ziel spoedig verzadigd en met het goede zal worden vervuld (vgl. Ps. 107:9). Ja, er zal een moment in uw leven komen, waarin de verschrikkelijke slavernij van de zonde tot het verleden behoren zal. En zij zal samen met de twijfels over de behoudenis nooit meer opnieuw terugkeren. Niet dat we een staat van volmaaktheid hier op aarde verwachten. Zeker niet. Maar God wil dat iedere gelovige de woorden van Romeinen 8 vers 1-2 met volle overtuiging op zichzelf te betrekken weet: “Zo is nu geen veroordeling voor hen die in Christus zijn … Want de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood” (Rom. 8:2 – Voorhoeve Vertaling – NBG vertaling – Telos vertaling).
Misschien wilt u met iemand over uw heil, uw verlossing bidden. Zoek dan iemand in uw plaatselijke gemeente (kerk), waarmee u dit doen kunt en die u kan helpen. Anders wil ik u graag helpen*.
* Ook Frisse Wateren mag u vragen om u te helpen.
© Gerrid Setzer
Geplaatst in: Evangelie
© Frisse Wateren, FW