20 jaar geleden

Tasja en Nadi

“Voorzichtig zijn hoor, en goed op Nadi passen Tasja” zegt mama Uhba tegen haar kinderen. “Dag mama, dag papa …”, roepen Tasja en haar broertje Nadi. Ze gaan naar school vandaag.

“Voorzichtig hoor, Nadi, ga hier maar langs … ja, goed zo!”, zegt Tasja. Ze zijn al vroeg op pad omdat ze nog een heel eind moeten lopen. Het pad waar zij langs moeten is smal en soms heel gevaarlijk. Het loopt vlak langs een diep ravijn (ravijn = is een heel diep dal) en langs een heel diepe bergbeek. Zij wonen in Kongo, een land in Afrika. Papa Katoe en mama Uhba zijn heel arm. Soms moeten Tasja en Nadi ook helpen werken op het kleine stukje land dat hun vader heeft. Dat is wel heel zwaar werk voor kinderen. Eigenlijk veel te zwaar voor hen.

Maar vandaag mogen zij gelukkig weer eens naar school. Dat vinden zij heel fijn. Vooral wanneer meester voor de klas uit het grote dikke Boek voorleest. Dan worden ze extra stil want de meester kan heel mooi voorlezen en wat nog fijner is … die verhalen zijn zo mooi. En weet je … alles wat in die verhalen staat, is echt waar en echt gebeurd; van Adam en Eva in die mooie tuin, van Abraham en Izak, Jakob en Ezau, van Mozes in het biezen kistje op het water, van Gideon, van Simson die zo sterk was, van David en Goliath, van Jona in de grote vis, van Petrus en Johannes, van de Goede Herder, de Heere Jezus, van Paulus en de schipbreuk …

Au joh, kijk toch een beetje uit, dom … maar verder zegt Tasja niets meer en bijt op haar lip … tranen schieten haar in haar mooie donkerbruine ogen … nu is zij al weer zo boos … oh, en nu heeft ze al weer op haar broertje gemopperd … en waarom eigenlijk … Nou, Nadi loopt voorop en staat plotseling stil voor een beek en Tasja heeft daar geen erg in en loopt pardoes tegen haar broertje op. Dat kwam omdat Tasja liep te dromen; iets wat zij wel vaker doet. Maar Nadi bezeerde wel haar mooie wipneus. Eigenlijk is het Tasja haar eigen schuld omdat ze maar liep te denken aan die mooie verhalen die ze op school hoorde. Ondertussen lette ze niet goed op waar ze liep. Nadi kijkt haar zus aan en vraagt: “Heb je je pijn gedaan? “… Nou, eh nee … het valt wel mee hoor”, zegt Tasja, terwijl ze langs haar neus en in haar ogen wrijft, waaruit de tranen zo maar op haar mooie bolle wangen rollen. Tasja kijkt langs Nadi heen en ziet nu dat de brug over de woeste bergbeek kapot is en waarvan de helft in het water ligt. Ze begrijpt wel nu waarom haar broertje niet verder liep.

“We kunnen er niet over en kunnen niet naar school; hoe moet dat nu Tas”, roept Nadi verschrikt. Het was voor hen de enige manier om bij hun school te komen. Ze moesten over die brug. Verdrietig kijkt Nadi zijn zus aan. Tasja gaat nu op een boomstam zitten met haar handen onder haar hoofd; diepe rimpels komen er op haar voorhoofd. Die komen er bij haar altijd als ze heel diep moet nadenken.

“Nou … en … weet je al wat?, vraagt Nadi ongeduldig. “Eh … nee … nog niet; stil nu eventjes”, antwoord Tasja. Nadi gaat nu op het andere eind van de boomstam zitten. Zo kijken ze samen stil naar de bruisende beek die hen de weg verspert naar hun school waar ze allebei zo naar verlangen.

Plotseling springt Tasja overeind. “Ja, natuurlijk, dat is het”, roept ze uit en ze danst van plezier. Nadi die wat verbaasd naar zijn grote zus kijkt, komt nu ook overeind. “Nu, wat heb je? Vertel op!”

“Luister goed, Nadi”, begint Tasja met een geheimzinnig stemmetje. “Kijk eens achterom!

“Nadi draait zich om maar ziet niets. “Zie je het dan nog niet, suffie?”, roept Tasja.”Nee, nou ja, ik zie allemaal bomen, maar wat heb je daaraan?”

“Alles!”, zo verklaart Tasja plechtig.

“Luister … kijk eens omlaag … ja, zo. “Waar zaten jij en ik zojuist op?”

“Op een boomstam”, antwoord Nadi.

“Nu, pak dat ding op!”

“Oppakken?”, vraagt Nadi verwonderd. “Ja, oppakken. Kijk, gewoon … zo … met je handen”.

Tasja pakt nu het ene eind van de boomstam op en probeert die overeind te krijgen.

“Toe dan, joh”, kreunt zij, “help een een handje, eh, liever twee handjes”. “Ja, zo, overeind … en nu voorzichtig naar de beek”.

Samen verplaatsen ze voorzichtig en moeizaam de behoorlijk zware boomstam naar de beek. Nu hebben ze toch ook eens een keertje gemak van het zware werk dat ze voor papa Katoe wel eens moeten doen. Zwaar werk maakt sterk!

“Zie zo, verder maar niet hoor”, kreunt Tasja. Nadi knikt stom van ja, maar hij begrijpt nog steeds niet wat zijn grote zus toch wil. De boomstam staat nu overeind vlakbij de beek en beiden houden de boomstam angstvallig vast.

“Zo, Nadi, en nu tel ik tot drie en dan laat je los … goed begrepen?”

“Ja, zus”, zegt Nadi.

Dan telt Tasja: een, twee, drie … dan laten ze beide tegelijk de boomstam los, die met een dreun neerploft. Niet in het water, nee, dat niet. Hij valt precies op de andere helft van de brug die nog overeind staat en nog met de andere oever in verbinding staat. Maar nu ziet Nadi opeens wat zijn zus wil en begint hij opeens te rillen. Niet van de kou hoor, nee, van angst. Want nu kun je over de boomstam kruipen naar het nog goede deel van de brug en kun je zo veilig de overkant bereiken. Het is wel niet erg stevig maar dat zien de beide avonturiers niet.

“Wat is Tasja toch ook een slimmerik”, denkt Nadi bewonderend.”Kom op, joh, dit is onze kans”, zegt Tasja en trekt Nadi mee naar de boomstam die nu als een wankel bruggetje vlak boven het woest stromende water hangt. Ze beseft niet dat dit een levensgevaarlijke onderneming is. Toch stapt ze flink naar de beek toe met Nadi achter haar aan die nu toch begint te zweten, want hij is bang voor dat kolkende water. Hij begrijpt als je daar in valt, wordt je door de snelle stroom meegesleurd en dat is levensgevaarlijk.

“Toe, Tasja, laten we terug gaan”, roept hij nog maar Tasja zit al op de boomstam en schuift al zittend richting de overkant. Nadi kijkt gespannen toe hoe dat zal aflopen … hij houdt zijn adem is …

Het eerste stukje gaat goed … maar o wee … wat gebeurt er dan? … de boomstam begint te wiebelen door het geschuifel van Tasja, want hij is rond … Nadi ziet het en gilt: “Pas op! Tas, de stam wiebelt”. En terwijl hij gilt gebeurt het … de stam wiebelt niet alleen maar begint nu ook te rollen. Tasja houdt zich wel vast aan de stam maar kan het nu niet meer houden omdat de stam nu van de brug af rolt het water in, met Tasja er achteraan. Met een plons belanden zowel de boomstam als Tasja in het woest en snel stromende water. Met grote angstogen volgt Nadi wat er nu verder gebeurt. Oh … daar gaat Tasja … ze grijpt nog net de boomstam vast die nu met een snelle vaart wegdrijft, samen met Tasja nu.

En Tasja … haar hartje bonst geweldig … ze beseft dat ze erg dom heeft gedaan en erg onvoorzichtig. Plotseling komen er grote tranen in haar ogen en huilt erbarmelijk. Ze knijpt haar ogen dicht en denkt elk moment onder water te komen, maar klemt zich heel sterk vast aan de snel met de stroom meedrijvende boomstam, die nu wel op een bootje lijkt. Ze denkt nu opeens aan een tekst dat ze heeft geleerd uit het grote dikke Boek. Hoe was het ook weer? Ja, wacht, nu weet ze het weer. “Wanneer je zult gaan door het water, Ik zal bij je zijn, en door de rivieren, zij zullen je niet overstromen”.1 Ze beseft dat ze nu in groot gevaar is maar nu ze aan dat vers uit het grote dikke Boek denkt, weet zij: Wat er nu ook gebeurt en hoe het ook afloopt, de Heere is bij mij.

Dat maakt haar toch wel rustig van binnen en ze opent nu de ogen om te kijken waar ze is. Oei … ze is al heel ver weg gedreven en heel in de verte ziet ze hoe Nadi langs de kant haar achterna holt. Maar hij kan ook niets meer doen, dat ziet Tasja wel. “Oh, Heere, helpt U mij toch!”, bidt ze zuchtend.

En Nadi … verdrietig en wanhopig tuurt hij zijn zus na. Zal hij haar ooit weerzien? Hij sluit zijn ogen en vraagt: “O Heere Jezus, helpt u Tasja alstublieft!” Hij loopt nu verder langs de rivier; hij hoopt dat zij nog voor de waterval over de rivier gered kan worden; na de waterval kun je niet verder lopen aan deze kant. Hij hoopt toch zo zijn lieve zus terug te vinden …

Ondertussen ziet Tasja dat de rivier een eind verder een bocht maakt en ze weet wel dat dan de waterval ook niet ver meer weg is. Maar ze weet ook dat daar vlak aan de kant, nog voor de waterval, een huisje staat. Er woont een heel vriendelijke oude jager. Oh, misschien ziet hij mij wel, hoopt Tasja. Maar ze ziet niemand. Misschien slaapt hij. En plotseling begint ze heel hard te roepen: “Moepia … Moepia …”. Ze hoopt dat de jager haar horen zal. Warempel … daar komt iemand naar de oever van de beek hollen. Het is de vriendelijke jager. “Gelukkig, hij ziet mij!”, denkt Tasja. “Help … help … help …”, roept ze.

Moepia de jager ziet direct het grote gevaar waarin Tasja zich bevindt. Maar wat moet hij doen? Eventjes staat hij stil om rustig na te denken … dan holt hij terug naar zijn huisje. Tasja schrikt. Wat nu? Doet hij niets? … loopt hij weg ?…

De minuten die nu volgen, lijken wel uren voor Tasja. Maar gelukkig … daar komt Moepia weer aan. Hij heeft een heel lang touw om zijn arm … Moepia weet dat dit de enige mogelijkheid is om Tasja te kunnen redden van een wisse dood. Want ongeveer 100 meter verder is een heel grote waterval. Als Tasja daar in komt, zal ze te pletter vallen op de rotsige stenen die in de beek liggen. Moepia is precies op tijd terug. Tasja komt in vliegende vaart aangedreven op de boomstam … Moepia mikt … beweegt zijn arm enkele keren en dan schiet het touw door de lucht, richting Tasja. Moepia heeft goed gemikt. Het touw haakt achter de boomstam vlakbij Tasja, die met verwonderde ogen dit wonder gadeslaat. Opeens voelt ze een hevige ruk en valt ze bijna weer in het water. Gelukkig kan ze zich nog net goed vastklemmen aan een tak van de boomstam; deze drijft nu niet meer verder met de stroom mee, omdat het Moepia gelukt was om de boomstam met zijn lassotouw te pakken te krijgen. Moepia is heel sterk en laat nu niet meer los. Langzaam trekt de jager Tasja met de boomstam naar zich toe. Er gaat een diepe trilling van blijdschap door Tasja heen … het lukt … het lukt …

Moepia grijpt nu heel vlug Tasja van de boomstam af die hij nu dicht naar zich toe heeft getrokken.

“Kom maar vlug”, zegt hij nu tegen Tasja die hij in zijn sterke armen naar zijn huisje draagt. Maar Tasja hoort het niet omdat zij door dit grote gevaarlijke avontuur helemaal uitgeblust is. Zij kijkt met verdwaasde blik haar redder aan en pas als ze in het huisje van de jager is, dringt het tot haar door: “Ik ben gered!” Heel blij nu sluit ze haar ogen en zegt stilletjes: “Heere, ik dank U dat Moepia thuis was en dat Moepia mij mocht redden. Dank U wel, o Heere, en vergeeft U mij alstublieft mijn ongehoorzamheid en domheid. Amen”.

Moepia zit stil naast het bed waarin hij Tasja heeft gelegd. Hij hijgt nog van zijn grote inspanning maar kijkt blij naar Tasja en knikt haar vriendelijk toe. “Welkom hier, kleine”, zegt hij. “Dat was op het nippertje he?” Beschaamd kijkt Tasja hem aan en knikt.

Zwijgend staat Moepia op en loopt naar zijn tafel waarop een dik Boek ligt. Hij bladert erin, kijkt naar Tasja en zegt: “Luister, kleine, dan zal ik je iets voorlezen; daarna kun je wat uitrusten want daar ben je wel aan toe, he? En als je weer wakker bent zal ik je op mijn oude kar weer naar huis brengen. Oke?”

“Ja, eh … mijnheer Moepia”, zegt Tasja met een hese stem.

Dan leest Moepia langzaam voor: “Wanneer je zult gaan door het water, Ik zal bij je zijn, en door de rivieren, zij zullen je niet overstromen”. Nu rollen er tranen over zijn oude gezicht en ook Tasja moet huilen. Zachtjes zegt hij: “de rivieren, zij zullen je niet overstromen”. Tasja is nu opeens zo moe en valt ogenblikkelijk in een rustige slaap.

Na een uurtje slapen wordt Tasja weer wakker. Ze voelt zich weer een stuk fitter. Zoals Moepia had gezegd, zo gebeurde het. De oude kar wordt uit de schuur gehaald en het paard wordt er voorgespannen. Tasja mag gehuld in een lekkere warme deken erin zitten. Zo gaan ze samen naar het huis waar Tasja woont.

Daar is ondertussen alles in rep en roer. Nadi komt helemaal over stuur thuis zonder Tasja en vertelt natuurlijk alles. “Wat moeten we nu toch doen? “We moeten bidden”, zegt papa Katoe. Ze gaan alle drie op hun knieën en papa Katoe vertelt nu alles aan de Heere Jezus en vraagt Hem om hulp. Toen ze opstonden zei papa Katoe: “De Heere Jezus weet het nu; Hij weet wat goed is voor Tasja en voor ons. Jullie gaan hier wachten en ik ga op zoek. Oké? “Dat is goed”, zei mama Uhba. Zo gaat papa Katoe op weg naar de beek. In het dorp waar zij wonen is ook een brug waar je over heen kan. Dus gaat hij daarover heen om te zoeken langs de beek. Na een poosje ziet hij een kar met een paard ervoor over de weg, die vlak langs de beek loopt, aankomen. Het is Moemba, de oude vissersman. Vlug loopt papa Katoe naar hem toe en roept: “Moemba, Tasja is in de beek gevallen, wil jij me helpen zoeken?”. “Nee, dat wil ik niet”, roept Moemba terug. Papa Katoe kijkt Moepia verschrikt en teleurgesteld aan. De kar is ondertussen gestopt en Moepia wenkt nu naar papa Katoe. “Kom gauw hier”, kijk maar eens in de kar. Snel rent papa Katoe naar de kar en kijkt in de kar. “Ohhh …”, roept hij uit, “Tasja, mijn lieve kleine meid”. Daar ligt Tasja rustig te slapen onder de warme deken van Moemba. Tranen van geluk rollen papa Katoe nu over de wangen. Wat is hij blij.

“Stap maar vlug in dan gaan we samen naar jouw huis”, zegt Moemba. Op de terugweg vertelt Moepia wat er gebeurd was. Papa Katoe klapt steeds met zijn ruwe werkhanden van verbazing.

Wat waren ze blij toen zij Tasja en Moepia zagen. Maar Tasja moet nu wel beloven dat zij nooit weer probeert op deze manier de rivier over te steken.Samen met Moepia wordt er een heerlijk feestmaal gegeten. En het grote dikke Boek gaat weer open en Moepia moet nu weer hetzelfde lezen als vanmorgen eerst. Naar school gaan is er dus niet meer bij vandaag maar zij hebben allemaal iets geleerd uit het grote dikke Boek, namelijk de belofte van de Heere “Ik zal bij je zijn”. Zij hebben deze belofte ook niet meer kunnen vergeten. Heel vaak heeft Tasja later nog aan deze belofte gedacht.
En jij, zul jij dat ook niet vergeten?

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW