20 jaar geleden
Jonge mensen in de Bijbel (26 – slot)
Saulus ontmoet de Heer Jezus
Handelingen 9:6-21.
God weet alles
Deze heiligen waren het die Saulus vervolgde. “… hoeveel kwaad hij Uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan” (Handelingen 9:13) gaf Ananias de Heer door om over na te denken. En wie zijn die heiligen? Zij die bij de Heer Jezus behoren, in Hem geloven. Misschien wil jij niet zo graag een heilige genoemd worden of er ook niet voor jezelf geen aanspraak op willen maken. Wanneer jij jezelf een heilige noemt, zullen zij, die je omringen, je nauwkeurig gadeslaan of jouw wandel en jouw conversatie die van een heilige is, dat betekent heilig en in overeenstemming met God. En dat is helemaal in orde. Bedenk: of je bent een zondaar op weg naar het eeuwige oordeel, of een heilige op weg naar de heerlijkheid. Ieder die dit leest, is of een tot de hel vervallen zondaar, of een voor de heerlijkheid bestemde heilige. Waar hoor jij, waar hoort u bij? Dat is wel een verschrikkelijk scherpe lijn die u trekt, zeg je. Ja, inderdaad, maar om de weg te leren kennen waarop je je bevindt, is dat noodzakelijk. Ik benadruk nog eens: Ieder van jullie die dit lezen, ieder van u die dit leest, is of vanwege zijn/haar zonden tot de hel vervallen of wegens zijn/haar geloof in het bloed van de Heer Jezus Christus voor de heerlijkheid bestemd. Tot welke groep behoor jij, behoort u? Ik ben niet tot de hel vervallen. Door genade ben ik voor de heerlijkheid bestemd. Ga met mij naar de heerlijkheid! Kom met mij naar Christus! Je doet er veel beter aan de boodschap te geloven, die deze Saulus hoorde toen hij zich uit het stof verhief, dan om haar te minachten.
Ik denk niet dat Saulus op dit ogenblik al de volle vrijheid van het evangelie kende, die hem geschonken werd. Dat gebeurde drie dagen later. Let nu op. “Zij nu die met mij waren, zagen wel het licht [en werden zeer bevreesd], maar de stem van Hem die tot mij sprak, hoorden zij niet” (Handelingen 22:9). Wanneer Christus in Zijn genade een ontmoeting met een mens heeft, spreekt Hij persoonlijk tot hem. Kort geleden predikte ik het evangelie, toen aan het eind van de bijeenkomst een arme, verontruste vrouw naar mij toe kwam, en zei: “iemand moet u in de afgelopen week mijn levensgeschiedenis verteld hebben”. – “Nee”, antwoordde ik, “over u heeft niemand mij iets verteld”. – “Maar dat moet wel”, zei ze, “u hebt mij mijn leven en alle zonden die ik in de afgelopen week begaan heb, voorgehouden”. – “Ik weet niets maar God weet alles, en Hij heeft u een boodschap van genade en vergeving gezonden”, was alles wat ik kon antwoorden. Het is een geweldige zaak, wanneer een mens de stem van de Zoon van God hoort. Heb jij die al gehoord? Saulus hoorde het, en God zij dank, ik heb het ook gehoord.
Er is geen rust in de hel
“En de Heer zei tot mij: “Maar sta op en ga de stad binnen en er zal tot je gesproken worden wat je moet doen … Saulus nu stond op van de grond; en hoewel zijn ogen open waren, zag hij niets”. Hij was blind. Maar “zij leidden hem bij de hand en brachten hem in Damaskus. En hij kon drie dagen niet zien, en hij at niet en hij dronk niet” (vers 6, 8-9). Denk je eens in, hij was in zo’n diepe crisis dat hij drie dagen lang niet eten noch drinken kon, en ik neem aan ook niet slapen kon. Ik zou heel dankbaar zijn wanneer jij ook zo bekommerd over je ziel zou zijn. Er is geen slaap in de hel. Er is geen voedsel in de hel, en je kunt niet uit de hel komen. Wie eenmaal daar is, zal, er nooit weer uitkomen. “En zij hebben dag en nacht geen rust” (Openbaring 14:11). Dat is een ernstig woord en absoluut een verschrikkelijk uitzicht voor de eeuwigheid. Drie dagen en drie nachten zonder slaap is iets verschrikkelijks; maar hoe verschrikkelijk moet het zijn, wanneer de kwelling in eeuwigheid voortduurt! Jonge mensen, degenen onder jullie die onbekeerd zijn – en natuurlijk iedere onbekeerde, die dit leest! – jullie zijn op weg daarheen.
Denk nu niet gering over deze beproeving waarin Saulus zich bevond. Hij ging door diepe oefeningen toen hij zijn leven overdacht en hij zich bewust werd van zijn vijandschap tegen de Heer Jezus en zijn volledige verblinding onder de macht van satan, waarin hij Zijn discipelen vervolgde en kwelde. Zijn hele gedachtenwereld, zijn hart, zijn geweten, ja zijn gehele ziel geraakte in een buitengewone onrust. Dat is het wat het was. Ik denk niet dat iemand die pas bekeerd is, de vreugde van het evangelie onmiddellijk ervaart. Hoe dieper de gewetensoefeningen zijn, des te duurzamer en echter zal het werk in de ziel zijn en des te standvastiger en vaster ook de wandel. Maar laten we nu eens kijken hoe de Heer Saulus verder leidt.
De Heer Jezus kent de straat waar jij woont …
Er woonde in Damaskus een man, genaamd Ananias. Geprezen zij de Heer dat Hij altijd ‘werktuigen’ voor Zijn werk heeft, die bereid zijn om Zijn wil te doen! Ananias was zo iemand. Wat is het een geweldige iets om een dienaar van de Heer te mogen zijn. “En de Heer zie tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zei: Zie [hier] ben ik, Heer” (vers 10). Hij was bereid alles te doen wat de Heer van hem verlangde. Het is waarlijk iets groots de Heer te mogen dienen. “En de Heer zie tot hem: Sta op en ga naar de straat, de Rechte geheten”. Ja, Hij kende de straat waar Saulus woonde, Hij kent ook de straat waarin jij woont. “Ga naar de straat, de Rechte geheten, en zoek in [het] huis van judas naar iemand van Tarsus, genaamd Saulus; want zie, hij bidt” (vers 11). Deze dagen en nachten heeft hij gebruikt om te bidden, opziende naar God om barmhartigheid, om genade, om redding. Licht, zo geloof ik, had hij; maar hij had nog geen redding in de volle zin van het woord. Hij was nog niet geheel bevrijd, en zo bracht hij de tijd in gebed door.
En denk je niet, dat God het verblijdt om op zo’n gebed te antwoorden? Ja, dat is Zijn vreugde. Wanneer je zo voor God staat, volhardt dan in gebed en het antwoord zal op een dag komen, zoals het eens bij een telegrafist gebeurde.
Hoewel hij op een zondag drie predikers hoorde, bleef hij erg verontrust over zijn ziel, en vond geen vrede, geen troost, geen rust. Hij ging zeer bekommerd terug naar zijn huis. Hoe kon hij gered worden? Hij dacht dat zijn zonden onvergefelijk waren en kon bijna niet meer slapen. Maandagmorgen ging hij naar zijn werk in het telegraafkantoor bij de spoorwegen. Kort na zijn aankomst ontving hij een signaal, dat zijn station opgeroepen werd. Toen het bericht kwam, schreef hij de naam van de afzender en van de ontvanger op. Daarna kwam het bericht: “Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van Zijn genade”. Hij legde zijn pen neer en staarde naar het telegram. Eigenlijk was het voor een dienstmeisje bestemd, dat in gewetensnood was en die door deze woorden vrede vond, maar het was op dat ogenblik de boodschap van God voor hem. Later beleed hij: “dit ‘lam van God’, deze ‘verlossing’, dat ‘bloed’, deze ‘rijkdom van Zijn genade’, ging recht in mijn arme hart, en niemand in de hele wereld kon een groter vreugde hebben dan ik had die maandagmorgen”.
“Saul, broeder …”
Ananias aarzelde om te gaan want hij kon nauwelijks geloven, dat een man als Saulus die een vervolger was geweest, in zielenood zijn kon. Maar voor hij daar aankwam, werd Saulus door God op deze ontmoeting voorbereid. Saulus heeft namelijk “[in een gezicht] gezien dat een man, genaamd Ananias, binnenkwam en hem [de] handen oplegde, opdat hij weer kon zien” (vers 12). Wonderbare genade van de Heer! Hij toonde Saulus wat er gebeuren zou, en sterkte zo zijn geloof. “Ananias echter antwoordde: Heer, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan; en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen die Uw naam aanroepen te boeien” (vers 13-14). Is het niet prachtig om te de vrijmoedigheid en vertrouwdheid te zien in de wijze waarop de dienaar tot zijn Heer en Meester spreken kan? Er is een volkomen vrijheid in de omgang tussen de Meester en Zijn dienaar, en de Heer toont zich op geen enkele wijze beledigd, maar zegt: “Ga, want deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn naam te dragen zowel voor volken als voor koningen en zonen van Israël; want Ik zal hem tonen hoeveel hij moet lijden voor Mijn naam. Ananias nu ging en kwam het huis binnen” (vers 15-16). Saulus was al voorbereid want hij had in een gezicht Ananias zien komen. Ik ben ervan overtuigd, dat Saulus toen Ananias naar hem vroeg en de kamer binnenkwam waar hij was, zei: “Ik heb al op hem gewacht”. Ananias legde zijn hand op hem en zei: “Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus die u verschenen is op de weg waarlangs u kwam, opdat u weer kunt zien en met [de] Heilige Geest vervuld wordt” (vers 17). Wat een opwelling van vreugde moet in deze man opgekomen zijn toen Ananias hem noemde “Saul, broeder”! Kun jij ook terecht “broeder” (of “zuster”) genoemd worden? En ben je ook blij om een broeder te zijn? Ik verblijd mij in die prachtige naam. Het is de naam van de familie van God.
De tafel van de Heer
Ik zal je nu vertellen wat er in mijn leven gebeurde. Ik werd op de dag van de Heer op 16 december 1860 bekeerd. De zaterdag daarop ging ik naar Somersetshire en op zondag ontmoette ik een klein aantal gelovigen. Zij hadden van mijn bekering gehoord en wisten ook, hoe ik voor die tijd in de wereld geleefd had. Wel, zij waren op weg om samen de maaltijd van de Heer te houden. Toen zij mij zagen, vroegen zij mij of ik niet met hen het brood wilde breken. “Wat”, zei ik, “ik het brood breken? Ik ben nog maar een week bekeerd! De gedachte aan te zitten aan de tafell van de Heer is voor mij een veel te ernstige aangelegenheid”. Dus weigerde ik toen dit grote voorrecht, maar ik kan jullie niet zeggen, welk een vreugde mijn ziel vervulde – net zoals Saulus toen men hem “broeder Saulus” noemde -, toen ik onderkende dat deze geliefde kinderen van God mij in hun gemeenschap wilden opnemen.
Er is niets kostbaarders dan bij het volk van God geteld te worden. Oh, wat een vreugde zou het voor mij zien, wanneer ik er zeker van kon zijn dat ik jullie als “broeders” zou kunnen aanspreken. Groot moet de vreugde van Saulus geweest zijn toen hij Ananias hoorde zeggen: “Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus die u verschenen is op de weg waarlangs u kwam, opdat u weer kunt zien en met [de] Heilige Geest vervuld wordt”. Wat er met Saulus gebeurde was erg opmerkelijk. “En ter stond vielen hem als het ware schubben van de ogen en hij kon weer zien; en hij stond op en werd gedoopt” (vers 18). Hij beleed Jezus als zijn Heer. Hij beleed voor de mensen openlijk en oprecht de Heer Jezus Christus als zijn Redder. Op een ander plaats zegt hij later: “Daarom, koning Agrippa, ben ik dat hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest” (Handelingen 26:19). En hier lezen we: “En terstond predikte hij in de synagogen Jezus, dat Deze de Zoon van God is” (vers 20). Hij ging om anderen van Jezus te vertellen. Als je bekeerd bent, is het ook jouw vreugde en voorrecht andere mensen van je wonderbare Verlosser die jouw gered heeft, te vertellen.
Besluit
Geliefde jonge vrienden, wanneer ik nu deze serie evangelieverkondigingen afsluit, vraag ik jullie dringend als jullie je hart nog nooit heb overgegeven aan de Heer Jezus, ga dan vandaag naar Hem. Ik vraag jullie door de liefde van God en bij het lijden van Christus, het lijden dat Hij verdroeg om ons te verlossen; ik vermaan jullie bij de vreugde van de hemel en de pijn van de hel, bij de zegeningen van de hemelse rust en bij de ernst van het komende oordeel, bij het licht dat van het aangezicht van de verheerlijkte Heiland straalt, en bij de ondoordringbare duisternis dat de verstokte ziel te wachten staat, ik vermaan jullie bij dit alles: Geef je vandaag nog over aan de Heer Jezus als je dat tot nu toe nog niet gedaan hebt. Kan er voor jullie een betere gelegenheid, een mooier moment hiervoor zijn dan vandaag, daar het oude jaar, dat jullie in dienst van satan en de zonde doorgebracht hebt, ten einde gaat? Moge het niet op de oordeelsdag als getuige tegen jullie daar staan. Ik smeek jullie: Neem een besluit, beslis vandaag voor de heerlijkheid; neem nu de Heiland aan, geloof nu in Hem, ga aan Zijn zijde staan als getuigen van Zijn genade die op Zijn komst wachten. Misschien hebben jullie nooit weer een gelegenheid om een beslissing te voor Hem nemen. Doe het vandaag en morgen begint een nieuw jaar en een nieuwe levensgeschiedenis. Dient de Heer, de Heer Jezus alleen!
Het is wonderbaar je weg met de Heer Jezus te gaan!
Slot
Dr. W.T.P. Wolston
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Jonge mensen in de Bijbel (26 – slot)
Saulus ontmoet de Heer Jezus
Handelingen 9:6-21.
God weet alles
Deze heiligen waren het die Saulus vervolgde. “… hoeveel kwaad hij Uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan” (Handelingen 9:13) gaf Ananias de Heer door om over na te denken. En wie zijn die heiligen? Zij die bij de Heer Jezus behoren, in Hem geloven. Misschien wil jij niet zo graag een heilige genoemd worden of er ook niet voor jezelf geen aanspraak op willen maken. Wanneer jij jezelf een heilige noemt, zullen zij, die je omringen, je nauwkeurig gadeslaan of jouw wandel en jouw conversatie die van een heilige is, dat betekent heilig en in overeenstemming met God. En dat is helemaal in orde. Bedenk: of je bent een zondaar op weg naar het eeuwige oordeel, of een heilige op weg naar de heerlijkheid. Ieder die dit leest, is of een tot de hel vervallen zondaar, of een voor de heerlijkheid bestemde heilige. Waar hoor jij, waar hoort u bij? Dat is wel een verschrikkelijk scherpe lijn die u trekt, zeg je. Ja, inderdaad, maar om de weg te leren kennen waarop je je bevindt, is dat noodzakelijk. Ik benadruk nog eens: Ieder van jullie die dit lezen, ieder van u die dit leest, is of vanwege zijn/haar zonden tot de hel vervallen of wegens zijn/haar geloof in het bloed van de Heer Jezus Christus voor de heerlijkheid bestemd. Tot welke groep behoor jij, behoort u? Ik ben niet tot de hel vervallen. Door genade ben ik voor de heerlijkheid bestemd. Ga met mij naar de heerlijkheid! Kom met mij naar Christus! Je doet er veel beter aan de boodschap te geloven, die deze Saulus hoorde toen hij zich uit het stof verhief, dan om haar te minachten.
Ik denk niet dat Saulus op dit ogenblik al de volle vrijheid van het evangelie kende, die hem geschonken werd. Dat gebeurde drie dagen later. Let nu op. “Zij nu die met mij waren, zagen wel het licht [en werden zeer bevreesd], maar de stem van Hem die tot mij sprak, hoorden zij niet” (Handelingen 22:9). Wanneer Christus in Zijn genade een ontmoeting met een mens heeft, spreekt Hij persoonlijk tot hem. Kort geleden predikte ik het evangelie, toen aan het eind van de bijeenkomst een arme, verontruste vrouw naar mij toe kwam, en zei: “iemand moet u in de afgelopen week mijn levensgeschiedenis verteld hebben”. – “Nee”, antwoordde ik, “over u heeft niemand mij iets verteld”. – “Maar dat moet wel”, zei ze, “u hebt mij mijn leven en alle zonden die ik in de afgelopen week begaan heb, voorgehouden”. – “Ik weet niets maar God weet alles, en Hij heeft u een boodschap van genade en vergeving gezonden”, was alles wat ik kon antwoorden. Het is een geweldige zaak, wanneer een mens de stem van de Zoon van God hoort. Heb jij die al gehoord? Saulus hoorde het, en God zij dank, ik heb het ook gehoord.
Er is geen rust in de hel
“En de Heer zei tot mij: “Maar sta op en ga de stad binnen en er zal tot je gesproken worden wat je moet doen … Saulus nu stond op van de grond; en hoewel zijn ogen open waren, zag hij niets”. Hij was blind. Maar “zij leidden hem bij de hand en brachten hem in Damaskus. En hij kon drie dagen niet zien, en hij at niet en hij dronk niet” (vers 6, 8-9). Denk je eens in, hij was in zo’n diepe crisis dat hij drie dagen lang niet eten noch drinken kon, en ik neem aan ook niet slapen kon. Ik zou heel dankbaar zijn wanneer jij ook zo bekommerd over je ziel zou zijn. Er is geen slaap in de hel. Er is geen voedsel in de hel, en je kunt niet uit de hel komen. Wie eenmaal daar is, zal, er nooit weer uitkomen. “En zij hebben dag en nacht geen rust” (Openbaring 14:11). Dat is een ernstig woord en absoluut een verschrikkelijk uitzicht voor de eeuwigheid. Drie dagen en drie nachten zonder slaap is iets verschrikkelijks; maar hoe verschrikkelijk moet het zijn, wanneer de kwelling in eeuwigheid voortduurt! Jonge mensen, degenen onder jullie die onbekeerd zijn – en natuurlijk iedere onbekeerde, die dit leest! – jullie zijn op weg daarheen.
Denk nu niet gering over deze beproeving waarin Saulus zich bevond. Hij ging door diepe oefeningen toen hij zijn leven overdacht en hij zich bewust werd van zijn vijandschap tegen de Heer Jezus en zijn volledige verblinding onder de macht van satan, waarin hij Zijn discipelen vervolgde en kwelde. Zijn hele gedachtenwereld, zijn hart, zijn geweten, ja zijn gehele ziel geraakte in een buitengewone onrust. Dat is het wat het was. Ik denk niet dat iemand die pas bekeerd is, de vreugde van het evangelie onmiddellijk ervaart. Hoe dieper de gewetensoefeningen zijn, des te duurzamer en echter zal het werk in de ziel zijn en des te standvastiger en vaster ook de wandel. Maar laten we nu eens kijken hoe de Heer Saulus verder leidt.
De Heer Jezus kent de straat waar jij woont …
Er woonde in Damaskus een man, genaamd Ananias. Geprezen zij de Heer dat Hij altijd ‘werktuigen’ voor Zijn werk heeft, die bereid zijn om Zijn wil te doen! Ananias was zo iemand. Wat is het een geweldige iets om een dienaar van de Heer te mogen zijn. “En de Heer zie tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zei: Zie [hier] ben ik, Heer” (vers 10). Hij was bereid alles te doen wat de Heer van hem verlangde. Het is waarlijk iets groots de Heer te mogen dienen. “En de Heer zie tot hem: Sta op en ga naar de straat, de Rechte geheten”. Ja, Hij kende de straat waar Saulus woonde, Hij kent ook de straat waarin jij woont. “Ga naar de straat, de Rechte geheten, en zoek in [het] huis van judas naar iemand van Tarsus, genaamd Saulus; want zie, hij bidt” (vers 11). Deze dagen en nachten heeft hij gebruikt om te bidden, opziende naar God om barmhartigheid, om genade, om redding. Licht, zo geloof ik, had hij; maar hij had nog geen redding in de volle zin van het woord. Hij was nog niet geheel bevrijd, en zo bracht hij de tijd in gebed door.
En denk je niet, dat God het verblijdt om op zo’n gebed te antwoorden? Ja, dat is Zijn vreugde. Wanneer je zo voor God staat, volhardt dan in gebed en het antwoord zal op een dag komen, zoals het eens bij een telegrafist gebeurde.
Hoewel hij op een zondag drie predikers hoorde, bleef hij erg verontrust over zijn ziel, en vond geen vrede, geen troost, geen rust. Hij ging zeer bekommerd terug naar zijn huis. Hoe kon hij gered worden? Hij dacht dat zijn zonden onvergefelijk waren en kon bijna niet meer slapen. Maandagmorgen ging hij naar zijn werk in het telegraafkantoor bij de spoorwegen. Kort na zijn aankomst ontving hij een signaal, dat zijn station opgeroepen werd. Toen het bericht kwam, schreef hij de naam van de afzender en van de ontvanger op. Daarna kwam het bericht: “Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van Zijn genade”. Hij legde zijn pen neer en staarde naar het telegram. Eigenlijk was het voor een dienstmeisje bestemd, dat in gewetensnood was en die door deze woorden vrede vond, maar het was op dat ogenblik de boodschap van God voor hem. Later beleed hij: “dit ‘lam van God’, deze ‘verlossing’, dat ‘bloed’, deze ‘rijkdom van Zijn genade’, ging recht in mijn arme hart, en niemand in de hele wereld kon een groter vreugde hebben dan ik had die maandagmorgen”.
“Saul, broeder …”
Ananias aarzelde om te gaan want hij kon nauwelijks geloven, dat een man als Saulus die een vervolger was geweest, in zielenood zijn kon. Maar voor hij daar aankwam, werd Saulus door God op deze ontmoeting voorbereid. Saulus heeft namelijk “[in een gezicht] gezien dat een man, genaamd Ananias, binnenkwam en hem [de] handen oplegde, opdat hij weer kon zien” (vers 12). Wonderbare genade van de Heer! Hij toonde Saulus wat er gebeuren zou, en sterkte zo zijn geloof. “Ananias echter antwoordde: Heer, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan; en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen die Uw naam aanroepen te boeien” (vers 13-14). Is het niet prachtig om te de vrijmoedigheid en vertrouwdheid te zien in de wijze waarop de dienaar tot zijn Heer en Meester spreken kan? Er is een volkomen vrijheid in de omgang tussen de Meester en Zijn dienaar, en de Heer toont zich op geen enkele wijze beledigd, maar zegt: “Ga, want deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn naam te dragen zowel voor volken als voor koningen en zonen van Israël; want Ik zal hem tonen hoeveel hij moet lijden voor Mijn naam. Ananias nu ging en kwam het huis binnen” (vers 15-16). Saulus was al voorbereid want hij had in een gezicht Ananias zien komen. Ik ben ervan overtuigd, dat Saulus toen Ananias naar hem vroeg en de kamer binnenkwam waar hij was, zei: “Ik heb al op hem gewacht”. Ananias legde zijn hand op hem en zei: “Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus die u verschenen is op de weg waarlangs u kwam, opdat u weer kunt zien en met [de] Heilige Geest vervuld wordt” (vers 17). Wat een opwelling van vreugde moet in deze man opgekomen zijn toen Ananias hem noemde “Saul, broeder”! Kun jij ook terecht “broeder” (of “zuster”) genoemd worden? En ben je ook blij om een broeder te zijn? Ik verblijd mij in die prachtige naam. Het is de naam van de familie van God.
De tafel van de Heer
Ik zal je nu vertellen wat er in mijn leven gebeurde. Ik werd op de dag van de Heer op 16 december 1860 bekeerd. De zaterdag daarop ging ik naar Somersetshire en op zondag ontmoette ik een klein aantal gelovigen. Zij hadden van mijn bekering gehoord en wisten ook, hoe ik voor die tijd in de wereld geleefd had. Wel, zij waren op weg om samen de maaltijd van de Heer te houden. Toen zij mij zagen, vroegen zij mij of ik niet met hen het brood wilde breken. “Wat”, zei ik, “ik het brood breken? Ik ben nog maar een week bekeerd! De gedachte aan te zitten aan de tafell van de Heer is voor mij een veel te ernstige aangelegenheid”. Dus weigerde ik toen dit grote voorrecht, maar ik kan jullie niet zeggen, welk een vreugde mijn ziel vervulde – net zoals Saulus toen men hem “broeder Saulus” noemde -, toen ik onderkende dat deze geliefde kinderen van God mij in hun gemeenschap wilden opnemen.
Er is niets kostbaarders dan bij het volk van God geteld te worden. Oh, wat een vreugde zou het voor mij zien, wanneer ik er zeker van kon zijn dat ik jullie als “broeders” zou kunnen aanspreken. Groot moet de vreugde van Saulus geweest zijn toen hij Ananias hoorde zeggen: “Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus die u verschenen is op de weg waarlangs u kwam, opdat u weer kunt zien en met [de] Heilige Geest vervuld wordt”. Wat er met Saulus gebeurde was erg opmerkelijk. “En ter stond vielen hem als het ware schubben van de ogen en hij kon weer zien; en hij stond op en werd gedoopt” (vers 18). Hij beleed Jezus als zijn Heer. Hij beleed voor de mensen openlijk en oprecht de Heer Jezus Christus als zijn Redder. Op een ander plaats zegt hij later: “Daarom, koning Agrippa, ben ik dat hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest” (Handelingen 26:19). En hier lezen we: “En terstond predikte hij in de synagogen Jezus, dat Deze de Zoon van God is” (vers 20). Hij ging om anderen van Jezus te vertellen. Als je bekeerd bent, is het ook jouw vreugde en voorrecht andere mensen van je wonderbare Verlosser die jouw gered heeft, te vertellen.
Besluit
Geliefde jonge vrienden, wanneer ik nu deze serie evangelieverkondigingen afsluit, vraag ik jullie dringend als jullie je hart nog nooit heb overgegeven aan de Heer Jezus, ga dan vandaag naar Hem. Ik vraag jullie door de liefde van God en bij het lijden van Christus, het lijden dat Hij verdroeg om ons te verlossen; ik vermaan jullie bij de vreugde van de hemel en de pijn van de hel, bij de zegeningen van de hemelse rust en bij de ernst van het komende oordeel, bij het licht dat van het aangezicht van de verheerlijkte Heiland straalt, en bij de ondoordringbare duisternis dat de verstokte ziel te wachten staat, ik vermaan jullie bij dit alles: Geef je vandaag nog over aan de Heer Jezus als je dat tot nu toe nog niet gedaan hebt. Kan er voor jullie een betere gelegenheid, een mooier moment hiervoor zijn dan vandaag, daar het oude jaar, dat jullie in dienst van satan en de zonde doorgebracht hebt, ten einde gaat? Moge het niet op de oordeelsdag als getuige tegen jullie daar staan. Ik smeek jullie: Neem een besluit, beslis vandaag voor de heerlijkheid; neem nu de Heiland aan, geloof nu in Hem, ga aan Zijn zijde staan als getuigen van Zijn genade die op Zijn komst wachten. Misschien hebben jullie nooit weer een gelegenheid om een beslissing te voor Hem nemen. Doe het vandaag en morgen begint een nieuw jaar en een nieuwe levensgeschiedenis. Dient de Heer, de Heer Jezus alleen!
Het is wonderbaar je weg met de Heer Jezus te gaan!
Slot
Dr. W.T.P. Wolston
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW