20 jaar geleden

Ruth (30)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.

De andere Losser

Ruth 4:2-6: “2 En hij nam tien mannen van de oudsten der stad, en zei: Zet u hier; en zij zetten zich. 3 Toen zei hij tot die losser: Het stuk land, dat van onze broeder Elimélech was, heeft Naómi, die uit het land van de Moabieten weergekomen is, verkocht; 4 En ik heb gezegd: Ik zal het [voor] uw oor openbaren, zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid van de inwoners, en in tegenwoordigheid van de oudsten van mijn volk; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het weet; want er is niemand, behalve gij, die het lost, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen. 5 Maar Boaz zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het ook aanvaarden van Ruth, de Moabietische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene te verwekken over zijn erfdeel. 6 Toen zei die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen”.

Boaz voert de zaak ten einde

Met het oog op de wegen van God met Israël kan men zeggen dat dit volk als geheel tot erkenning moet komen dat het op de bodem van de wet en zijn verantwoordelijkheid iedere aanspraak op de beloofde zegen heeft verloren. Alleen Gods onbeperkte genade en barmhartigheid voert toekomstig dit volk tot oprechte schulderkenning over hun grote nationale zonde, dat uit het vermoorden van hun Messias bestaat. Het zal zijn ‘Boaz’ erkennen in de Persoon van de Heer Jezus, Die een boetvaardig, gelovig overblijfsel van dit volk in zijn duizendjarige zegeningen op aarde zal invoeren. Dit onderwijs kan ook op de geschiedenis van het verantwoordelijk Christelijk getuigenis als geheel worden toegepast.

Het handelen van Boaz in de poort van Bethlehem spreekt tot ons van het werk van de liefde van de Heer Jezus met betrekking tot onze positie als gelovige voor God. De ‘nadere nabestaande’ is een beeld van onze positie onder verantwoordelijkheid, waaronder alle mensen van nature voor God zijn. Want wij allen achtten onszelf er toe in staat te kunnen doen, dat wat de Heer gesproken had. In deze positie waren wij allen in de zin van Leviticus 25:25 volledig ‘verarmd’. Wij waren totaal niet in staat, iets tot onze verlossing op te brengen. De wet brengt ons weliswaar tot bewustzijn van onze zondigheid, maar ‘omdat het door het vlees krachteloos is’, kan het niet verlossen. De nadere nabestaande zegt weliswaar: “ik zal het lossen”, zoals ook wij moesten erkennen dat het ons ‘zeer na aan het hart ligt’ onszelf door de verbetering van de oude natuur te verlossen. Deze nabestaande zou wel de erfenis van de gestorvene willen lossen om zich te verrijken. In beeld gesproken betekent dat religieus aanzien en eigen roem voor God te verkrijgen. Maar nu horen wij hoe Boaz boven een andere bestemming van de wet uitstijgt en in het voorbeeld een handeling van de onbeperkte genade van onze ware Boaz voorstelt. Het is de vraag ten opzichte van de zwagerplicht van de weduwe ten opzichte van een gestorvene die Boaz uit liefde tot Ruth vrijwillig overneemt (Deuteronomium 25:5). Er gold ten gunste van het gestorven zaad leven uit de dood te verwekken, wat op de bodem van de verantwoordelijkheid onmogelijk was. Wij moeten dat vaak door oefeningen in overeenstemming met Romeinen 7 of de Galatenbrief te leren.

Daaraan heeft de ‘nadere nabestaande’ niet gedacht. Toen hij nu hoorde dat hij in het geval van zijn lossing ook Ruth, de Moabitische, tot vrouw moest nemen, schrikt hij terug. Dat wil hij niet. “Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve!” Met andere woorden betekent dat: ‘Wanneer ik met Ruth trouw en zij kinderen krijgt, dan zal deze kinderen het gehele erfdeel van Elimélech, Machlon en Chiljon en ook een deel van mijn erfenis toebehoren’. Geestelijk gezien betekent dat, dat ons vlees, zoals Israël, zijn eigen gerechtigheid op de bodem van de verantwoordelijkheid tot eigen roem wil vasthouden en niet wil los laten. God echter heeft elke roem van de kant van de mensen volledig en voorgoed uitgesloten (Romeinen 3:27-31).

De andere Losser

Wie de nutteloosheid van eigen inspanningen aan zichzelf heeft ervaren, is er dankbaar voor dat het zo is, want anders zouden wij allen voor eeuwig verloren zijn geweest. Maar God zij dank dat er nog een andere Losser is. Hoe wonderbaar voor alle kinderen van God dat de Heer Jezus onze Verlosser, onze Boaz is. In de wet is geen kracht. Wij waren niet in staat te voldoen aan onze verantwoordelijkheid, maar ‘in Hem is sterkte’. De ware Boaz heeft Zelf de zaak tot een einde gebracht. Naómi had vertrouwen, sterk vertrouwen in deze nabestaande. Gelukkig zijn zij die hun hele vertrouwen op de Heer Jezus stellen.

Lieve lezer, hebt u de ware Boaz al leren kennen? Of behoort u tot diegenen, die zeggen: ‘Ik span mij zeer in om de geboden te houden’. Laat u dan zeggen dat u daartoe niet in staat bent. In het licht van het Nieuwe Testament is het zeer duidelijk te bewijzen dat niemand door het houden van de geboden gered kan worden. Wie gelooft dit toch te kunnen, zal met zijn eigen gerechtigheid voor eeuwig verloren gaan. Doe het niet zoals de joden die zich tot op de dag van vandaag op hun eigen gerechtigheid steunen, hun vertrouwen, in beeld gezien, op de ‘nadere nabestaande’ stellen. De orthodoxe joden wachten wel op de Messias, maar de ware nabestaande, de Heer Jezus, hun ware Boaz, willen zij tot op vandaag niet. Dat is het punt waar het op aan komt.

Wat zijn deze wonden in Uw handen?

God zal Zich echter nog afzonderlijk met Zijn volk bezighouden. Zij zullen door grote verdrukkingen, door oordelen hebben te gaan (Openbaring 6-19), en God zal Zich een gelovig overblijfsel van dit volk toebereiden die aan het einde van de verdrukkingstijd roepen zal: “Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij neerkwaamt” (lees Jesaja 64:1-12). Dat is de uitdrukking van het grote verlangen dat God hun Verlosser, de Messias, zou mogen zenden om hen uit de verdrukking uit te voeren. Wanneer hun nood het hoogtepunt bereikt heeft, komt de Heer Jezus (Openbaring 19:11, en volgende verzen). Zijn voeten zullen dan op de Olijfberg staan (Zacharía 14:4). Dan zullen ze tot Hem zeggen: “Wat zijn deze wonden in Uw handen?” (Zacharía 13:6). Zoals bij de broers van Jozef, die, toen hij hard met hen sprak, zich hun zonden bewust werden, zo zal het ook met het gelovig overbijfsel uit Israël gaan. Op de vraag “Wat zijn deze wonden in Uw handen?” zal Hij hen antwoorden: “Het zijn [de wonden,] waarmee Ik geslagen ben, [in] het huis van mijn liefhebbers” (Zacharía 13:6). Wonderbare Heer! Hebben zij hem liefgehad? Neen! Zij hebben Hem buiten geworpen, aan het kruis geslagen. En toch, Hij zwijgt in Zijn liefde. Hij erbarmt Zich weer over hen en neemt hen op als Zijn aardse volk en leidt hen hun duizendjarige zegening op aarde binnen. Dan heeft de ware Boaz ook de zaak met Israël ten einde gebracht.

Eerst heeft Hij het verlossingswerk volbracht, en allen die vrede met God hebben, mogen nu al van de resultaten daarvan genieten.

Omdat de nadere nabestaande zei: “Los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen”, wordt duidelijk dat de wet voor God geen zaad, geen vrucht voor God bewerken kon, dat eens in de heerlijkheid van God zou kunnen zijn. Dat kan alleen de Heer Jezus, onze ware Boaz, doen. Hij heeft het gedaan krachtens Zijn Goddelijke liefde.

Wordt D.V. vervolgd.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW