20 jaar geleden

Ruth (16)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.

De voorzorgen van Boaz (I)

Ruth 2:9: “Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat zij maaien zullen …”

In beeld gesproken zijn onze ogen voor het blijven op het “veld van Boaz” van groot belang. Zij moeten op het veld gericht zijn. Onze ogen zijn in natuurlijk als ook in geestelijk opzicht uitermate geschikt om zowel het goede als het kwade op te nemen, waardoor in elk geval onze zielen onder de indruk komen. Job zegt: “Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd?” (Job 31:1). Hij kende het gevaar van “de lust van de ogen”. Hoe snel kunnen wij door blikken en beelden worden verontreinigd. Laten wij eraan denken dat vele uitzendingen van de televisie het karakter en de zielen verderven. Veel Christelijke literatuur bevat verkeerde leringen. De boeken worden gelezen en menig blijft hangen, in het bijzonder bij niet-standvastige zielen. Veelal is waarheid vermengt met dwaling.
Laten wij onze ogen ook niet op andere velden richten, opdat het ons niet ook zo vergaat als die broeder die door valse leer werd misleid. Hoe zegenrijk is het wanneer onze ogen gericht zijn op de waarheid van de leer van het Woord van God. Daarin vinden wij antwoord en onderwijs over iedere vraag die op onze geloofsweg kan opduiken. Laten wij ons meer bezig houden met Zijn Woord en geen gelegenheid verzuimen daar aanwezig te zijn, waar “men maait” om een goed deel mee te nemen. Dan zullen onze zielen geen gebrek lijden en wij zullen “voortgaan tot het volkomene”, “tot een volwassen man” (Hebreeen 6:1; Efeze 4:13). Alleen zo krijgen wij “fundament” onder de voeten en zullen niet als een wankelend roer door elke wind van leer heen en weer bewogen worden.
Het gaat er niet om wat deze of gene grote leraar gezegd of geschreven heeft, het gaat erom: Wat zegt Gods Woord? Hoe waardevol geestelijke geschriften in de vorm van uitleg van het Woord van God ook zijn kan, het vervangt nooit het persoonlijk lezen en doorvorsen van de Bijbel zelf (Handelingen 17:11b).

“… en gij zult achter hen gaan” (vers 9). Het zijn de maaiers die ijverig arbeiden, achter wie men aan moet gaan. De maagden lazen ijverig de aren op om ze tot garven te binden. Na de oogst werd de vrucht binnen gebracht en het waardevolle koren tot zijn bestemming aangevoerd. Toch voedde men zich ook in de pauzes met geroosterd koren (“Toen het nu etenstijd was”; zie vers 14). Of het nu om tarwe- of gerstekoren gaat, beide stellen ons de Heer Jezus voor. In Johannes 12:24 zegt Hij: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen, maar als zij sterft, draagt zij veel vrucht”.
Ook gerst is een beeld van de Heer Jezus. Gideon hoorde in het leger van Midian een soldaat zijn droom vertellen. Een gerstebrood was in het leger gerold en had de tent van de legeroverste ondersteboven geworpen (Richteren 7:13). Gebeurde dat niet werkelijk op het kruis van Golgotha, waar de Heer hem teniet deed die de macht over de dood had, dat is de duivel? (Hebreeen 2:14). De man van Baäl-Salisa bracht de hongerende profetenzonen gerstekoren en twintig gerstebroden in zijn zak: Allen werden verzadigd en hielden over. Zij bevonden zich daar, waar ook de “man Gods” was. Waar Hij is, is altijd genoeg, zelfs ten tijde van hongersnood (2 Koningen 4:42-44; Mattheus 18:20).
Maar het is nodig achter de maaiers aan te gaan en op te lezen. Want wie op het veld van Boaz gebrek lijdt, is daar zelf schuldig aan. Helaas zijn er zulken, die in geestelijke groei achter gebleven zijn. Zij waren met andere dingen bezig en hadden geen tijd en geen interesse om op te lezen en zich te voeden met het Woord van God. Laten wij ons veel met de lijdende, gestorven en zegenrijke opgestane Christus bezig houden. Dan zullen wij groeien “tot de maat van de volwassenheid” en toenemen “in de genade en kennis van onze Heer Jezus Christus”.

“Heb ik de jongens niet geboden, dat men u niet aanroere?” Op het veld van Boaz weet men wat betaamt. Het Woord van God geeft aan allen gedragsregels. De knechten, hier jongens genoemd, weten zich te ontfermen over de zwakken en hen te beschermen. Zij zullen hen niet “aanraken”, dat betekent hen door hun gedrag of taal schade toebrengen. Helaas waren er onder de Korinthiërs enigen, die het zwakke geweten van hun mede-gelovigen kwetsten (1 Korinthe 8:12). Evenzo kunnen wij bij pasbekeerden niet veel kennis veronderstellen. Er is veel liefde en geduld nodig om hen op de juiste wijze te begeleiden en de tere kiem van het nieuwe leven te laten groeien.
De vijand benadert juist de zwakken om hen angstig te maken en schade toe te brengen. Ook de jongens – wij mogen daaronder wel sterke, gerijpte mannen verstaan (1 Johannes 2:14) – waren eens “kinderen” in Christus. Daarom hebben zij begrip voor zulken, die nog tegen allerlei aanvechtingen te strijden hebben. Misschien bevindt zich menigeen nog in Romeinen 7 en worden door de dienst van de “jongens” verder geleid tot het volle genot van het heil in Hem, de ware Boaz.
Nadat de Christenheid in het algemeen het veld van Boaz heeft verlaten en in dwaalleer en bijgeloof is vervallen, hebben er verschrikkelijke ‘aanvallen’ op de zwakken plaats gevonden. De geschiedenis bewijst dat voldoende tot op het huidige ogenblik. In onze dagen zijn het in het bijzonder valse leraars die niet-standvastige zielen in hun netten willen trekken. “Want onder hen zijn er, die de huizen binnensluipen en vrouwtjes (de zwakken) inpalmen die met zonden beladen zijn en gedreven worden door allerlei begeerten, die altijd leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen. Zoals nu Jannes en Jambres zich tegen Mozes verzet hebben, zo verzetten ook dezen zich tegen de waarheid, mensen, bedorven van verstand, verwerpelijk wat het geloof betreft” (2 Timotheus 3:6-8).

“En wij vermanen u, broeders, wijst de ongeregelden terecht, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, hebt geduld met allen” (1 Thessalonika 5:14).

Wordt D.V. vervolgd.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW