“Want ik acht dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet waard is [vergeleken te worden] met de toekomstige heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden”.
Ik wandelde buiten op en neer op de parkeerplaats van de chirurg terwijl ik wachtte op mijn vrouw. Plotseling vroeg een oudere man – die met moeite naar zijn auto liep – mij: ‘Waarom drentelt u zo heen en weer?’
‘Ik zou stil kunnen staan’, antwoordde ik, ‘maar de oefening doet me goed. En ik heb net God gedankt dat ik nog zo goed kan bewegen’.
‘Ja’, antwoordde hij, ‘ik ben nu nauwelijks in staat om te lopen; het kost mij een grote inspanning om enkele stappen te lopen’.
Hij vertelde me over zijn moeilijke leven en zijn bittere herinneringen aan de oorlog. Hij beschuldigde God van het toestaan van al die ellende. En hij wilde niets horen van de naam van Jezus Christus. Hij dacht dat alles wat voor hem overbleef het graf en ontbinding of crematie was. Dan zou alles voor hem voorbij zijn. Ik trachtte uit te leggen hoe God de dingen ziet en wees erop hoe kort ons leven in feite is, hoe kortstondig onze problemen en het lijden zijn, in vergelijking met de eeuwigheid die komt. Onze barmhartige Schepper gaf ons leven in deze wereld, zodat we ons kunnen voorbereiden op de eeuwigheid. Door het geloof in de Heer Jezus Christus Die stierf voor de zondaar, ontvangen we het eeuwige leven, zodat we op weg gaan naar de toekomstige heerlijkheid, waarover bovenstaand bijbelvers spreekt.
De oudere man bleef God beschuldigen voor de ellende die de mensheid in werkelijkheid veroorzaakt heeft. Wil hij verkeerd gebruik blijven maken van de tijd die God in geduld hem nog steeds op aarde verleent, of zal hij zich in de tijd tot God bekeren?
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW