“Maar de Benjaminieten hebben de Jebusieten, die in Jeruzalem wonen, niet verdreven …”.
Het in bezit nemen van onze bezittingen
Het eerste hoofdstuk van Richteren geeft een treurige beschrijving van hoe de stammen van Israël hun erfenis niet volledig hebben kunnen bezitten. Dit refrein komt herhaaldelijk voor: “Ze hebben ze niet verdreven”. De Heer heeft Israël een uitgestrekt land gegeven vanuit de wildernis in het zuiden naar de berg Libanon in het noorden; van de Eufraat in het oosten tot de Middellandse Zee in het westen. Deze oorden werden bezet door die volkeren waarop het oordeel van God zou vallen.
Maar in plaats van te overwinnen, waren de Israëlieten zorgeloos in het in bezit nemen van het land, en in plaats van volledig Kanaän in bezit te nemen, leefden ze eenvoudigweg temidden van de vijanden van de Heer. Wat betekent dit nu voor ons? Net zoals God Israël bevrijdde uit Egypte, zo heeft Hij ons bevrijd van de wereld en van de zonde door het kostbare bloed van het Lam. Deze bevrijding geeft zekerheid van de behoudenis omdat we in Christus zijn, en het geeft vrijheid van de heerschappij van de zonde omdat Christus in ons is. Hij heeft ons bevrijd van de slavernij van onze vijand.
Terwijl we door de woestijn van deze wereld reizen, laat Hij ons Zijn genade en zorg ervaren. We moeten echter onthouden dat het niet genoeg is om alleen maar te weten wat onze positie in Christus is; we moeten deze goddelijke zegeningen in levende ervaring bezitten. Dit nieuwe leven in gemeenschap met de Heer moet gevoed en onderhouden worden. We weten dat de Heer Jezus zal terugkeren, maar deze kennis zal geen effect op ons hebben, tenzij we het ons in onze harten toe-eigenen. Dan wordt het een levende hoop die een hemels karakter in ons leven vormt, ons troost in rouw, ons bemoedigt in droefheid, en ons wegleidt van de doelen van deze wereld om een lieflijke gemeenschap met Hem te genieten.
G. André; © The Lord is near
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW