3 jaar geleden

Psalm 14 vers 1 en 53 vers 1

“De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.”

Dit vers uit de Psalm, dat tweemaal in de Bijbel voorkomt, betekent niet dat atheïsten geen intelligente mensen zijn. Integendeel, Paulus zegt in zijn brief aan de gemeente in Korinthe, dat de “wijzen” onder de christenen in de minderheid zijn (1 Kor. 1:26). Om Gods aanbod van verlossing aan te nemen heeft men geen hoog intelligentiequotiënt nodig, maar in de eerste plaats eenvoudig geloof in God.

God heeft ons van nature inzicht gegeven, zodat wij er gebruik van maken; daar is geen twijfel over mogelijk. Maar wie de beperkte kennis, die ons verstand ons biedt, tot basis van zijn beslissingen maakt, handelt dwaas. De basis van onze beslissingen is eenvoudig te beperkt, omdat noch de toekomst noch de onzichtbare wereld voor ons onderzoek openstaan.

God is niet te bereiken of te doorgronden door begrip. Maar om daaruit af te leiden dat Hij daarom niet kan bestaan zou onlogisch en lichtzinnig zijn.

Voor gebouwen waar mensenlevens in het spel zijn, voegt iedere ingenieur aan zijn zorgvuldige berekeningen een zekere veiligheidsmarge toe om rekening te houden met onvoorziene invloeden. Vooral bij vernieuwende constructies, waarbij onbekende factoren een rol spelen, wordt de veiligheidsmarge nog vergroot.

Voor ieder van ons zijn leven en dood iets dat maar één keer gebeurt. Moeten wij dan de beslissende factor God van meet af aan buiten beschouwing laten? “Er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood” (Spr. 14:12; 16:25).

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW