“Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed”.
Waar komt de mens vandaan? De meeste mensen hebben nog weinig over deze vraag nagedacht. In het algemeen merken we niet veel van de ontwikkelingen in ons lichaam en letten er niet op zolang alle organen gezond zijn en de hun door God gegeven functie verrichten. Pas bij verschijnselen van verval, door ziekte of verwondingen worden we ons er plotseling van bewust, dat wij “ontzagwekkend wonderlijk gemaakt zijn”. Iemand die een langere tijd aan slapeloosheid heeft geleden, weet pas wat een zegen een gezonde slaap is; een hartpatiënt begint te begrijpen, welk een enorm werk dit kleine orgaan in het lichaam verricht. En als vanzelf worden dan de gedachten op Hem gericht, Die dat alles gemaakt heeft en het in gang houdt.
Gezien deze veelvuldige, elkaar aanvullende levensfuncties en hun doelmatigheid zal iedereen die oprecht is, de Schepper prijzen. Job zegt: “Met huid en vlees hebt U mij bekleed; met beenderen en pezen hebt U mij samengeweven. U hebt mij leven en goedertierenheid geschonken, en Uw zorg heeft mijn geest bewaard” (Job 10:11,12).
Niet alleen ons lichaam is een kunstwerk, maar om het te volmaken behoren ook de geest en de ziel daartoe. Wij hebben bekwaamheden, intelligentie, wilskracht en een gevoelsleven. Dat alles hebben wij van God ontvangen en zijn Hem verantwoordelijk hoe wij het gebruiken. Wij zijn “naar het beeld van God” geschapen (Gen. 1:27; 9:6), en zijn Hem rekenschap verschuldigd. Hebben wij onze ledematen, geestelijke gaven, karaktereigenschappen en genegenheden gebruikt om de Schepper te eren?
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst, Schepping
© Frisse Wateren, FW