Inhoud
Vers 1-6
Vers 7-10
Vers 11.12
Vers 13-18
De verzen 1-12 van dit hoofdstuk vormen het ontmoedigende resultaat van wat in het voorafgaande is gezegd.
Vers 1-6
1. “Voorzeker, dit alles heb ik ter harte genomen, zodat ik dit alles zou kunnen verklaren: hoe de rechtvaardigen en de wijzen en hun werken in de hand van God zijn. Ook liefde, ook haat kent de mens niet: alles ligt vóór hem.
2. Eén en hetzelfde overkomt allen als alle anderen: de rechtvaardige en de goddeloze, de goede en reine en de onreine, wie offert en wie niet offert, wie goed is vergaat het net als de zondaar, wie zweert net als wie bevreesd is een eed af te leggen.
3. Dit is een kwaad bij alles wat er onder de zon plaatsvindt: dat allen een en hetzelfde overkomt. Ook is het hart van de mensenkinderen vol kwaad. Hun leven is vervuld van onverstand in hun hart, en daarna gaan zij naar de doden.
4. Want wie nog bij al de levenden mag behoren, heeft hoop. Een levende hond is namelijk beter dan een dode leeuw.
5. Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets. Zij hebben ook geen loon meer, maar hun nagedachtenis is vergeten.
6. Ook hun liefde, ook hun haat, ook hun afgunst is al vergaan. Zij hebben geen deel meer, voor eeuwig, aan alles wat er onder de zon plaatsvindt.”
De ziel wordt het moe om het onderzoeken van de wijsheid in de dingen van deze wereld te volgen, en zij wordt moe van het leven. De rechtvaardigen en de goddelozen, de reinen en de onreinen hebben hetzelfde lot, zij moeten sterven. “… ook is het hart van de mensenkinderen vol kwaad, en dwaasheid is in hun hart tijdens hun leven, en daarna gaan zij naar de dood. … Ook liefde, ook haat kent de mens niet: alles ligt vóór hem. … Ook hun liefde, ook hun haat, ook hun afgunst is al vergaan. Zij hebben geen deel meer, voor eeuwig, aan alles wat er onder de zon plaatsvindt” (zie Pred. 9:3,1,6). De stilte van de nacht omringt hen. De wijsheid kan niet doordringen in dit gebied, dat volledig gesloten is voor de menselijke geest. Daarom ook de conclusie, dat het beter is nog in deze ellende te leven dan te sterven. Een levende hond, het meest verachtelijke schepsel, wordt meer geacht dan een dode leeuw, het meest nobele en sterke dier. De levende weet tenminste dat hij sterven moet; dat is tenminste een zekerheid, zij het een bittere, want “maar de doden weten helemaal niets”. Tot zulke conclusies leidt de grootste menselijke kennis. Wetenschap zonder openbaring zal altijd onbetrouwbaar blijven, omdat zij niet over de dood heen kan zien. Wat is dan het nut van activiteit, arbeid, liefde, haat, kennis en wijsheid? Ondertussen blijven er nog twee dingen over voor de wijze mens, die in gemeenschap is met God de Schepper: de vrees voor God en de zekerheid van het oordeel. Het einde van het boek zal dit nog meer bevestigen dan het begin.
Vers 7-10
7. “Ga uw weg, eet uw brood met blijdschap, drink uw wijn met een vrolijk hart, want God schept al behagen in uw werken.
8. Laat uw kleding te allen tijde wit zijn en laat op uw hoofd geen olie ontbreken.
9. Geniet van het leven met de vrouw die u liefhebt, al de dagen van uw vluchtige leven die Hij u gegeven heeft onder de zon, al uw vluchtige dagen. Want dit is uw deel in het leven en bij uw zwoegen waarmee u zwoegt onder de zon.
10. Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat naar uw vermogen, want er is geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid in het graf, waar u naartoe gaat.”
Maar er blijft voorlopig niets over. Wat zeg ik nu? Het leven van een dag, met de genoegens die het biedt, deze vluchtige schaduw, is van waarde: “Ga uw weg, eet uw brood met blijdschap, drink uw wijn met een vrolijk hart, want God schept al behagen in uw werken. Laat uw kleding te allen tijde wit zijn en laat op uw hoofd geen olie ontbreken. Geniet van het leven met de vrouw die u liefhebt, al de dagen van uw vluchtige leven die Hij u gegeven heeft onder de zon, al uw vluchtige dagen. Want dit is uw deel in het leven en bij uw zwoegen waarmee u zwoegt onder de zon”. Is deze vermaning om zich te verblijden niet bitterder dan wanhoop, wanneer zij uit de mond van een mens komt, wiens wijsheid, hoewel zij altijd God trachtte te behagen, de ijdelheid van alle dingen tot in de meest verborgen hoeken onderzocht heeft?
Vers 11-12
11. “Opnieuw zag ik onder de zon dat niet de snellen de wedloop winnen, en ook niet de helden de strijd, ook dat niet de wijzen brood hebben, en ook niet de verstandigen rijkdom, en evenmin de kenners gunst. Tijd en toeval overkomen hun immers allen.
12. Want de mens weet ook zijn tijd niet, evenmin als de vissen die in een boosaardig net worden gevangen, en als de vogels die gevangen worden met de strik. Net als zij worden de mensenkinderen op een kwaad ogenblik verstrikt, wanneer dat hun plotseling overvalt.”
De wijze kijkt ‘opnieuw’ (zie Pred. 4:1,7) en ziet dat alle eigenschappen van wijsheid, zelfs de voortreffelijkste, tot geen resultaat leiden. Alles eindigt uiteindelijk met een plotselinge catastrofe.
Vers 13-18
13. “Ook heb ik onder de zon deze wijsheid gezien en voor mij was zij groot:
14. Er was een kleine stad met weinig mensen erin. Een groot koning trok ertegen op en omsingelde die. Hij bouwde er grote bolwerken tegenaan.
15. Daar trof men een arme, wijze man aan. Hij redde de stad door zijn wijsheid, maar geen mens dacht aan die arme man.
16. Toen zei ik: Wijsheid is beter dan kracht, maar de wijsheid van de arme wordt veracht en zijn woorden worden door niemand gehoord.
17. Woorden van wijzen, in rust aangehoord, zijn beter dan het geroep van hem die over de dwazen heerst.
18. Wijsheid is beter dan wapentuig, maar één zondaar bederft veel goeds.”
Tenslotte heeft de Prediker een wijsheid onder de zon gevonden, die hem groot voorkomt: dank zij één arme, maar wijze man zijn alle macht en hulpmiddelen van een grote koning er niet in geslaagd een kleine, hulpeloze stad te verwoesten. Deze arme man werd de redder en verlosser van deze weerloze wezens. “Toen zei ik: Wijsheid is beter dan kracht.” Maar de wereld verachtte de wijsheid van de arme man en luisterde niet naar zijn woorden. “Geen mens dacht aan die arme man.” – Wat een onverwacht licht straalt er van deze passage uit! Er is maar één wijsheid die de hulpeloze mens, die overgeleverd is aan de aanvallen van Satan, zijn verderver, kan verlossen. Deze wijsheid wordt gevonden in Hem, die in de Psalmen zo vaak de “arme” wordt genoemd. Verlossing is een volbracht feit, volbracht door Hem. Zal deze oproep gehoord worden? Het moet in “rust” gehoord worden om verlossing te vinden.
Henri Louis Rossier; © RM Hückeswagen
Online in het Duits sinds: 12.03.2006; geactualiseerd: 12.01.2018;
© www.soundwords.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW