2 jaar geleden

Prediker 12

Inhoud

Vers 1
Vers 2-5a
Vers 6-7
Vers 8
Vers 9-10
Vers 11-12
Vers 13-14

Na de ernstige woorden over de ijdelheid van de jeugd, verheft de taal zich en wordt uiterst plechtig:

Vers 1

Denk aan uw Schepper in de dagen van uw jeugd, voordat de kwade dagen komen …

Deze waarheid is van fundamenteel belang, zoals we in het hele boek vinden. Het gaat hier alleen over de verhouding van de mens tot zijn Schepper, niet over de verhouding van de Israëliet tot de HEERE, de God van het verbond, en nog minder over de verhouding van het kind van God tot zijn Vader. We hebben hier te maken met een van de meest fundamentele waarheden over de verhouding van de mens tot God, zoals die ons wordt voorgesteld in Efeze 4 vers 6: “… één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.” Jongeman, jij die nog in de dageraad van de jeugd bent, vergeet niet dat de tijd van lichamelijk verval komt, wanneer alles zwaar en lastig voor je wordt en je geest, wanneer de dood onverwacht komt, terugkeert naar God om Hem rekenschap te geven van je leven!

Enerzijds vermaant dit vers de mens om God reeds in zijn jeugd als voorwerp voor zijn hart te plaatsen en anderzijds om zich bewust te zijn van de buitengewoon grote zwakheid van de mens die onderworpen is aan de gevolgen van de zonde en te denken aan zijn uiteindelijke einde, de dood en het oordeel.

Vers 2-5

2. … voordat de zon verduisterd wordt, evenals het licht en de maan en de sterren, en de wolken terugkeren na de regen,
3. op die dag, wanneer de bewakers van het huis zullen beven, de sterke mannen zich zullen krommen, de maalsters ophouden, omdat ze met weinigen zijn, en zij die door de vensters kijken, verduisterd worden;
4. wanneer de beide deuren naar de straat gesloten worden, het geluid van de molen verzwakt, men opstaat bij het geluid van de vogels, en alle zangeressen neergebogen zullen worden,
5. men ook gaat vrezen voor de hoogte, en er verschrikkingen zijn op de weg, de amandelboom gaat bloeien, de sprinkhaan zichzelf tot last wordt, en de kapperbes niet meer helpt – de mens gaat immers naar zijn eeuwig huis: rouwklagers doen de ronde in de straat –

De beschrijving van de ontberingen van de ouderdom is zeer treffend. Het heeft God behaagd in Zijn Woord alle uitdrukkingsvormen te gebruiken zoals de volken in hun literatuur dit doen en daarop trots zijn. Op deze wijze kunnen wij de afstand meten tussen de Goddelijke gedachten en de vindingrijkheid van de mens. Welke poëtische vorm de Geest van God ook moge gebruiken (hier is het allegorie, zinnebeeldige voorstelling), Hij blijft altijd waarachtig, zelfs in de meest verfijnde gradaties van Zijn gedachten. De poëtische geest van de natuurlijke mens kan dat nooit, want hij leeft van leugens. Denken wij aan de prachtige dichterlijke poëzie van de Psalmen, de poëzie van Jesaja, de symboliek van de profeten, die de verheven taal van de tijdloze poëzie gebruiken. Maar het Woord van God verrast ook op andere gebieden dan poëzie. Of het nu gaat om de herderlijke poëzie in Genesis, het lyrische drama in Job, de romantiek in het boek Ruth, de oorlogsliederen van David of Debora, de afwisselende liefdesliederen in het Hooglied, of de poëtische spreuken, waar vinden we in de menselijke literatuur iets dat in verhevenheid, kracht, genade en waarheid met deze getuigenissen ook maar enigszins overeenkomt? Het is een feit dat het Woord van God, gedicteerd door de Geest van God, geen gelijke heeft, zelfs niet in uiterlijke vorm. Maar waarom trekt dit Woord de mens niet aan? Wel, omdat de waarheid hem afstoot, omdat de duisternis het licht niet kan begrijpen.

O, hoe noodzakelijk is het om aan je Schepper te denken voordat “de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan u zeggen zult: Ik vind er geen vreugde in; voordat de zon verduisterd wordt, evenals het licht en de maan en de sterren, en de wolken terugkeren na de regen” (Pred. 12 1,2)! Dat wil zeggen, voordat de schepping die uit Gods handen is voortgekomen en waarvan de wonderbaarlijke schoonheid zo overweldigend is, de oude mens onverschillig is geworden, en alle dingen in de natuur een doffe, glansloze kleur hebben aangenomen, zoals de wolken die terugkeren na de regen. Dan zullen de handen beven, de rug zal gebogen zijn, de tandeloze mond zal niet langer in staat zijn voedsel te kauwen, en de ogen zullen niet langer in staat zijn voorwerpen duidelijk te onderscheiden. “… de beide deuren naar de straat gesloten worden”, dat wil zeggen, de noodzaak om de lippen te gebruiken om te spreken en zich buiten de familiekring te laten horen, zal afnemen. Het oor hoort slecht en is niet langer in staat de geluiden waar te nemen die het huis vullen. (De molensteen voor het malen van het graan, die door twee dienstmeisjes werd bediend, bevond zich in het huis en behoorde tot de huishoudelijke voorwerpen). De slaap wijkt van ons en bij het minste of geringste verlaten we ons bed; alle woorden worden zwak en onduidelijk, en het beklimmen van een helling wordt een krachtsinspanning door het gebrek aan adem. Al deze gebreken tezamen maken het lopen moeilijk en veroorzaken angst; de grijze haren kronen het hoofd en “de sprinkhaan wordt zichzelf tot last,” dat wil zeggen dat er gebrek aan kracht is om op te staan of te gaan zitten. “… de kapperbes [1] helpt niet meer,” dat wil zeggen, niets kan de eetlust of de zintuigen prikkelen. ”… de mens gaat immers naar zijn eeuwig huis: rouwklagers doen de ronde in de straat.” Al deze tekenen verraden het naderende einde.

Vers 6 en 7

6. … voordat het zilveren koord verwijderd wordt en de gouden oliehouder verbrijzeld, de kruik bij de bron stukgebroken wordt en het rad bij de waterput verbrijzeld,
7. het stof terugkeert naar de aarde zoals het was, en de geest terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft.

Al deze kenmerken van verval tonen aan dat, ook al blijven de bronnen van het leven zelf, “bron” en “waterput,” onveranderd, de middelen om ze te gebruiken en het leven in stand te houden, voortaan ontbreken. Voor de mens eindigt alles met het verbrijzelen van het kostbaarste op deze aarde, elke prikkel van het menselijk leven houdt op. “Het stof dat terugkeert naar de aarde”: dat is de dood, het gevolg van de zonde (Pred. 3:20; Gen. 3:19). “… en de geest terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft.” Deze gedachte verschilt sterk van die welke in Prediker 3 vers 21 tot uitdrukking komt, en betekent hier eenvoudigweg, dat de geest, gescheiden van het lichaam, voortaan alleen met God te doen heeft.

Zoals is opgemerkt in het begin (Pred. 1:2), mondt ook hier alles uit in de woorden:

Vers 8

8. Een en al vluchtigheid [2], zegt de Prediker, alles is vluchtig.

Dat is het einde over alles wat de mens en de aarde betreft. Maar nu blijft de vraag nog steeds: Wat is het gevolg van alle uitspraken die tot nu toe over God zijn gedaan? Dit wordt beantwoord in de laatste verzen van dit hoofdstuk.

Vers 9 en 10

9. Overigens, Prediker was een wijze: voortdurend onderwees hij het volk in kennis, hij was opmerkzaam en onderzocht, hij stelde vele spreuken op.
10. Prediker zocht aangename woorden te vinden: het geschrevene is oprecht, woorden van waarheid.

Ten eerste beschrijft de Prediker zichzelf in de derde persoon: “De prediker was een wijze.” Dat was hij inderdaad, omdat “hij voortdurend het volk in kennis onderwees”; hij sprak niet lichtvaardig, maar “hij was opmerkzaam en onderzocht.” Zijn uitspraken zijn “oprecht.” Zij vormen een zekere opeenvolging van gedachten en ook afzonderlijke groepen, zoals wij ook in het boek Spreuken kunnen waarnemen. Zo is het ook hier. Hij zocht “aangename woorden te vinden,” waarmee volgens mij echter niet de uiterlijke vorm van de woorden wordt bedoeld, hoewel juist in dit hoofdstuk de allegorische voorstelling overweldigend mooi is en de aandacht verdient. Deze woorden, wanneer zij in het hart worden opgenomen, zijn zoet als honing voor het gehemelte, omdat het woorden van God zijn, hoe bitter zij ook zijn voor de mens. Ja, sterker nog, het zijn “oprechte” woorden, “woorden van waarheid” die voor ons de gedachten van God bevatten, in tegenstelling tot de “kromme” dingen van deze wereld (Pred. 1:15).

Het is zeer belangrijk dit op te merken in verband met de inhoud van dit boek, omdat het voor de “dwazen” aanleiding  kan zijn van veel verkeerde uitleggingen. Er wordt gezegd, dat de rabbijnen van de eerste eeuw van onze jaartelling, die discussieerden over het goddelijke karakter van Prediker, juist overtuigd werden door de verzen die wij zojuist hebben beschouwd.

Vers 11 en 12

11. De woorden van wijzen zijn als prikkels en als spijkers, diep ingeslagen door meesters in het verzamelen. Zij zijn gegeven door één Herder.
12. Wat erbovenuit gaat, mijn zoon, wees gewaarschuwd! Er komt geen einde aan vele boeken te maken, en veel studeren vermoeit het lichaam.

“De woorden van wijzen zijn als prikkels”, die het vee aansporen en het naar hun doel voortdrijven, “en als spijkers diep ingeslagen door meesters in het verzamelen“, die lasten kunnen dragen (Jes. 22:23-25). Wat een kostbare gedachten zijn hiermee verbonden! Ondanks alle verschillen zijn de waarheden in dit boek “door één Herder gegeven.” Eén God gaf ze, één Geest dicteerde ze, en één Herder gebruikt ze om Zijn schapen te leiden “in sporen van gerechtigheid.” Laat de zoon van de wijsheid acht slaan op deze woorden, want zij zijn in staat hem te onderwijzen. Alle boeken van de mensen, alle studies die men op hen toepast, vermoeien en leiden niet tot het doel. Men “leert altijd” zonder ooit tot “kennis van de waarheid” te komen (2 Tim. 3:7). Eén enkel werk, het Woord van God, is eeuwig vast, en niets kan het aan het wankelen brengen, welke last of taak er ook aan wordt toevertrouwd. Hoe belangrijk is het aan het slot van dit verkeerd begrepen boek, dat zo slecht beoordeeld is door de mensen, om zijn Goddelijke oorsprong te bevestigen!

Vers 13 en 14

13. De slotsom van al wat door u gehoord is, is dit: Vrees God, en houd u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen.
14. God zal namelijk elke daad in het gericht brengen met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad.

Nu komt het einde van alles wat God betreft “de slotsom van al wat door u gehoord is”: “Vrees God, en houd u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen.” De mens heeft niets anders nodig dan de vrees voor God en de gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Salomo heeft in dit boek veel uitvoeriger gesproken over de ijdelheid van alle dingen dan over wat hij hier met ons deelt als de “slotsom” van zijn prediking. Maar door deze ijdelheid vast te stellen, bereidt hij de ziel voor om op God te zien, die het enige betrouwbare en onveranderlijke Voorwerp voor de mens is. Het enige verlangen van de zoon van de wijsheid, die in de tegenwoordigheid van God is, zal zijn om Hem te gehoorzamen. Er is geen andere vreugde, geen andere hulp, geen ander geluk en geen andere rust dan alleen bij Hem. 

“… want dit geldt voor alle mensen. God zal namelijk elke daad in het gericht brengen met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad.”

Tenslotte opent de Prediker de deur naar de toekomst, maar niet, zoals we gezien hebben, zonder het oordeel te noemen. Deze gedachte is zeer heilzaam voor de zoon van de wijsheid. Alles zal geopenbaard worden. Niets zal verborgen blijven, hetzij goed hetzij kwaad, dat niet aan het licht zal komen. Wij worden als het ware voor de rechterstoel van Christus in 2 Korinthe 5 vers 10 geplaatst, waar dezelfde woorden gebruikt worden. De Psalmen, vanuit Joods standpunt, drukken deze gedachte meer dan eens uit (b.v. Ps. 11:5), en ook ons boek doet dit in Prediker 3 vers 17.

Laten we tot slot de inhoud van Prediker nog eens in het kort samenvatten:

  1. Absolute ijdelheid en kwelling van de geest, wanneer de wijsheid, de gave van God, zich erop toelegt om de zichtbare dingen te waarderen, die zij tot het einde toe niet weet te doorgronden.
  2. Zekerheid en rust als men God kent, die in de vrees van God en gehoorzaamheid tot uitdrukking komt.
NOOT:
1. Kappertjes zijn de ongeopende bloemknoppen, geconserveerd in zout of ingelegd in azijn, van de kappertjesplant (Capparis spinosa). Ze worden voornamelijk geoogst in landen met een mediterraan klimaat, vooral in Marokko, Turkije, Italië, Spanje en Frankrijk.
Kappertjes hebben een groene tot blauwgroene kleur en een frisse, zurige smaak. Ze worden onder andere gebruikt in sauzen, eiergerechten, bij visgerechten, in maaltijdsalades en op pizza’s. {Wikipedia}
2. Ijdelheid.

 

Henri Louis Rossier; © RM Hückeswagen

Online in het Duits sinds: 13.03.2006; geactualiseerd: 31.07.2018;www.soundwords.de

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW