Bijbeltekst uitgelicht
1 Petrus 1 vers 25 en Mattheüs 24 vers 35
“… het woord van [de] Heer blijft tot in eeuwigheid. Dit nu is het woord dat u verkondigd1 is. … De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” Het onoverwinnelijke Woord “Hoe meer u ervan geniet mij te slaan, hoe meer hamers u zult verslijten!” Dit epigram is afgedrukt onder een 16e-eeuwse gravure waarop een aambeeld in de vorm van een Bijbel staat afgebeeld, die door enkele smeden met zware slagen werd geslagen. Het herinnert ons aan de voortdurende pogingen om de Bijbel te verzwakken, in diskrediet te brengen en te vernietigen. In verschillende tijdperken is de Bijbel verbrand en bekritiseerd in talloze rationalistische, pseudowetenschappelijke werken. Waarom zo'n hardnekkigheid, als het gewoon een boek is als ieder ander? Nee, het is geen gewoon boek, het is de boodschap van God aan de mensheid. Het heeft iedereen overleefd die het in diskrediet bracht. Zij zijn gestorven, de één na de ander. De Bijbel is nog steeds het boek, dat het vaakst gedrukt wordt; het is nog steeds het Woord van God, “levend en krachtig” (Hebr. 4:12). Zijn eeuwenoude boodschap heeft niets aan actualiteit ingeboet. In deze 21e eeuw toont het nog steeds de enige manier waarop mensen een werkelijke relatie met God kunnen vinden. Jezus zei: “Ik ben de weg. … niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). De Bijbel is geen filosofische of morele uiteenzetting, noch een wetenschappelijk of historisch boek. Het richt zich tot ons geweten en ons hart, het beantwoordt aan de behoefte van de menselijke ziel. Het maakt de wonderbaarlijke Persoon van Jezus Christus, de Heiland, bekend. “Het woord is betrouwbaar en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars te behouden” (1 Tim. 1:15). “… ontvangt met zachtmoedigheid het ingeplante woord, dat uw zielen kan behouden” (Jak. 1:21). NOOT: 1. Letterlijk ‘evangeliseren,’ dit is een blijde boodschap brengen. © The Good Seed
Overdenking van Nehemia (20 – slot)
In alle bedelingen vertrouwt God de mensen iets toe, waarvoor hij verantwoordelijk is. Het mislukt echter iedere keer weer en dat niet aan het einde van elke bedeling, maar aan het begin. Adam zondigde niet aan het einde van zijn leven van 930 jaar, maar in het begin daarvan, toen hij tot hoofd van de schepping was gesteld (Genesis 2:15-3:24). Noach zondigde, toen hij nog maar net zijn voet op de gereinigde aarde had gezet (Genesis 9:20-21). Israël brak de...