Bijbeltekst uitgelicht
Deuteronomium 4 vers 7
“Want welk groot volk is er waar de goden zo dichtbij zijn als de HEERE, onze God, bij ons is, altijd als wij tot Hem roepen?” Genieten van de nabijheid van God Deze geweldige zegen ging gepaard met een grote verantwoordelijkheid. Daarom werd Israël opgedragen naar de inzettingen en verordeningen te luisteren, ze te doen, opdat zij zouden leven en het land zouden binnengaan en bezitten. Zij mochten niets aan het woord toevoegen of ervan afnemen, opdat zij het in acht zouden nemen (vs. 1-2). Er werd hun ook gezegd te denken aan het grote werk van God in het oordeel over degenen die Baäl-Peor volgden; te denken aan wat zij in Horeb zagen toen “de tien woorden” hun werd gegeven op twee stenen tafelen. Zij moesten ervoor waken het verbond, dat Jehovah met hen had gesloten te vergeten en een beeld te maken van iets dat Jehovah hun had verboden: “Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, een naijverig God” (vs. 24). Het was absoluut onmogelijk voor Israël om de nabijheid van een heilig God te genieten als heiligheid en waarheid niet in hen gevonden werd. Dat was hun verantwoordelijkheid. Maar dat was ook hun zegen toen die verantwoordelijkheid werd vervuld: God was hen nabij in alles waarin zij Hem aanriepen! Wij die geloven in het volbrachte werk van Jezus zijn gezegend met elke geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, en zijn ongekend dicht bij God door het bloed van Christus (Ef. 1:3; 2:13). Bovendien heeft de Heer Zelf ons gezegd: “… bidt alles wat u wilt en het zal u gebeuren” en: “… bidt en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal zijn” (Joh. 15:7; 16:24). God is ons in alles nabij als we Hem aanroepen! Maar zelfs waar genade overvloedig is, is dit door gerechtigheid, want de prijs is betaald voor ons om deze nabijheid te genieten. Heiligheid en waarheid moeten gevonden worden bij hen die de Naam van de Heer aanroepen (2 Tim. 2:19,22). Alleen daar kan de nabijheid bij God worden genoten. Alexandre Leclerc
Ruth (32) – slot
WAT GOD GEEFT … God schenkt een zoon Ruth 4:14-22: 14 Toen zeiden de vrouwen tot Naómi: Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten u heden een losser te geven; en zijn naam worde vermaard in Israel! 15 Die zal u zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, die u beter is dan zeven zonen. 16 En Naómi nam dat kind, en zette het op...