Psalm 119 vers 17:
“Wees goed voor Uw dienaar, dan zal ik leven en Uw woord in acht nemen.”
De dienaar is niet afhankelijk van mensen voor zijn dienst. Het goede dat hij ontvangt komt rechtstreeks van zijn meester. Opgemerkt moet worden, dat de geestelijke dienaar niet spreekt over zijn dienst, maar over Hem, die de bron en onderhouder ervan is. Vers 17,18,19,20,22,23 en 24 getuigen, dat de dienst van God in wezen geestelijk is. Dit is niet dat wat we kunnen zien, noch op enige manier meetbaar door de natuurlijke zintuigen, wat het kenmerk ervan is; maar dat wat we kennen en beleven door het Woord van God, in ons derde couplet aangeduid met de synoniemen wet, geboden, bepalingen, getuigenissen, verordeningen. Als het werk van God in essentie geestelijk is, kan het alleen uitgevoerd worden door geestelijke mensen. Wat zijn de kenmerken van deze geestelijke mensen? Ons couplet geeft het antwoord: ze leven met God, geven acht op Zijn Woord, hebben open ogen en zien de wonderen van de Schrift, ze zijn zich ervan bewust vreemdelingen op aarde te zijn, ze nemen deel aan de smaad van Christus. Onder deze voorwaarde zullen we in staat zijn om “geestelijke dingen met geestelijke woorden” mee te delen (1 Kor. 2:13).
Dienstknecht zijn betekent zich onderwerpen aan de wil van de meester. De volmaakte dienstknecht, onze Heer Jezus Christus, drukt in vers 16 uit: “Ik heb de Heer altijd voor mij gesteld.” Voor ons christenen betekent dit wandelen in volledige onderwerping aan het Woord van God, de bron van leven die de kracht voor elke dienst vernieuwt. Trouwe dienst wordt “vervuld” in gehoorzaamheid aan het Woord en de wil van God. Als we oren zouden hebben om de stem van onze Meester te horen en harten om Zijn Woord te ontvangen! Het kennen van de goedheid van de Meester en het leven onder de werking van het Woord en de Heilige Geest kenmerkt de ware dienaar.
M. Roy en Filipczak; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 21.09.2012.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW