2 jaar geleden
Overdenking over 2 Thessalonika (4) |
Aantekeningen bij de overdenking van de 2e brief aan de Thessalonikers
Vervolg hoofdstuk 1
“… en aan u die verdrukt wordt, rust met ons bij de openbaring van de Heer Jezus van [de] hemel, met [de] engelen van Zijn kracht” (vs. 7).
Niet alleen de Thessalonikers zullen deze rust krijgen, maar alle gelovigen, want Paulus rekent zichzelf en zijn metgezellen daartoe. Daarbij gaat het niet om de hemel zelf, maar om het hemelse deel van het koninkrijk. Oordeel en vergelding zullen de ongelovigen hier op aarde treffen, maar wij staan aan de zijde van de Heer Jezus als mederegeerders in het koninkrijk van hun Vader; de uitvoerders van dit oordeel zullen de engelen zijn (Matth. 13:41-43).
De uitdrukking ‘rust’ wordt ook gebruikt om een akker aan te duiden die na jaren van bewerking voor enige tijd braak ligt. Een mooie hint voor hen die vandaag vervolgd en gekweld worden – zij zullen op een dag rust hebben! En als Paulus zegt: ‘rust met ons,’ dan verbindt hij zich met de Thessalonikers, want ook hij werd vervolgd.
De openbaring van de Heer Jezus uit de hemel is duidelijk Zijn openbare verschijning in kracht en heerlijkheid (Matth. 24:30; Mark. 13:26; Luk. 21:27). Openbaring betekent, dat iets zichtbaar wordt dat voorheen verborgen was. Toen de Heer Jezus voor het eerst naar deze aarde kwam, was dat ook een openbaring, een openbaring in genade en waarheid (Joh. 1:17). Bij Zijn aanstaande verschijning in kracht en heerlijkheid zullen de engelen het instrument van Zijn kracht zijn, en Zijn heiligen het instrument van Zijn heerlijkheid (vs. 10). De openbaring van Zijn kracht staat in verbinding met de engelen, en de openbaring van Zijn heerlijkheid staat in verbinding met ons, Zijn heiligen.
Het is ook Zijn openbaring als Heer. Hij komt als Degene, die zal regeren als Koning van de koningen en Heer van de heren (Openb. 19:16). En deze machtige en verheven Persoon is ook Degene, die ooit hier op aarde was als een nederig Mens en verworpen werd. En op deze zelfde aarde, waar Zijn kruis eens stond, waar Hij eens aan het kruis hing als de Jezus van Nazareth, zal Hij Zijn heerschappij opnemen in kracht en in heerlijkheid – wat een beloning zal dat voor Hem zijn!
“… in vlammend vuur, als hij wraak brengt over hen die God niet kennen en over hen die het evangelie van onze Heer Jezus Christus niet gehoorzamen” (vs. 8).
Het gaat hier dus niet om het oordeel over de doden voor de grote witte troon (Openb. 20:11-15), maar om het oordeel over de ongelovigen die dan nog op aarde leven. En dit zal een onvoorstelbaar slechte tijd zijn voor de twee groepen die in dit vers worden aangesproken, vlammend vuur, verdrukking als nooit tevoren (Matth. 24:21):
- Die God niet kennen: de heidenwereld, die God als Schepper verwijtbaar niet heeft erkend (1 Thess. 4:5; Rom. 1:28,19); God geeft hun vergelding, omdat zij zich in plaats daarvan tot de afgoden hebben gewend (verg. Ps. 79:6);
- die het evangelie van onze Heer Jezus Christus niet gehoorzamen: in de engste zin, de Joden in die tijd die de Heer Jezus verworpen hebben; maar in de ruimere zin, allen die het evangelie van genade gehoord hebben en het niet aangenomen hebben (verg. Ps. 79:6).
Het evangelie is niet zomaar een aanbod van God, maar is het bevel van God om zich te bekeren (Hand. 17:30); wie het afwijst zal dit verschrikkelijke oordeel moeten ondergaan. Als iemand zich bekeert, komt hij God niet vriendelijk tegemoet, maar gehoorzaamt hij Gods gebod; doet hij dat niet, dan is hij ongehoorzaam, en dat laat God niet ongestraft (1 Petr. 4:17)!
Deze komende oordeelsdag zal branden als een oven (Mal. 4:1) en dit rechtvaardig oordeel bij de openbaring van de Heer Jezus met de engelen van Zijn kracht en ook met de gelovigen zal zeer concrete vormen aannemen die in de Schrift worden beschreven (Openb. 19:11 e.v.; Matth. 25:31 e.v.). Het zal oorlog in gerechtigheid zijn. Daarbij zullen ook het hoofd van het Romeinse Rijk en de antichrist hun rechtvaardig oordeel ontvangen en in de vuurzee geworpen worden. En de legers van deze twee hoofden zullen allen vernietigd worden door het zwaard van Hem die op het paard zit (Openb. 19:19-21), maar zij zullen nog niet in de vuurzee geworpen worden, maar een lichamelijke dood ondergaan en dan weer opstaan voor de grote witte troon voor het eeuwige oordeel.
Dan is er ook nog een andere vijand van Israël en God, de koning van het noorden, die tegen Israël zal optrekken en de heilige stad zal veroveren. Daarna zal hij oprukken tegen Egypte, maar geruchten uit het noorden en het oosten zullen hem doen omkeren – mogelijk de geruchten over de grote nederlaag van Openbaring 19 vers 19-21 – en ook hij zal daar aan zijn einde komen (Dan. 11:41-45). Het enige onderscheid dat hier gemaakt moet worden is tussen de legers van deze grote vijandige mogendheden, en de gewone mensen uit de naties die geen soldaten zijn bij deze legers. Zij zullen voor de Heer verschijnen bij het oordeel in Mattheüs 25 vers 31 e.v., bij het oordeel van de levenden. Zij zullen niet geoordeeld worden door deze vernietigende slagen van de Heer, maar Hij zal hen scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En het criterium zal zijn hoe deze mensen Zijn boodschappers hebben behandeld en of zij het evangelie van het Koninkrijk hebben aanvaard (Matth. 24:14). En zij die als de schapen aan Zijn rechterhand staan en het koninkrijk zullen beërven, vormen de aanvankelijke bevolking van het 1000-jarig koninkrijk.
Wij gelovigen van de genadetijd zullen dit alles meemaken en ervaren (1 Kor. 6:2). Wij zullen geen actieve rechters zijn, maar wij zullen met de Heer Zijn gedachten en Zijn oordeel delen en met Hem oordelen en dan ook met Hem regeren.
“Zij zullen als straf lijden [het] eeuwig verderf, [verwijderd] van [het] aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van Zijn sterkte” (vs. 9).
Hier wordt nu de straf in haar eindresultaat getoond: “Gaat weg van Mij, vervloekten” (Matth. 25;41). Dit eeuwig verderf is een verwijzing naar de hel, waar God niet meer naar omziet, eeuwige vervreemding van Gods aangezicht, waar geen straaltje liefde en licht naar binnen schijnt (Matth. 25:46). De vergelding bestaat dus in de straf die zij zullen ondergaan: eeuwig verderf van het aangezicht van de Heer! Deze dag van de Heer heeft dus een tweeledig karakter:
- Rust voor hen die vandaag getroffen zijn, rust ook voor de Thessalonikers (vs. 7);
- oordeel voor hen die de gelovigen vandaag de dag verdrukken; en wel door krijgsraden van de vijandige legers en het zittingsoordeel over de levende mensen (vs. 7-9).
Als er geen eeuwige kwelling zou zijn, zou er ook geen eeuwig leven zijn. Zo echt als het leven van gelovigen in de eeuwigheid is, zo echt is het verdere leven van ongelovigen eeuwig in de kwellingen van de hel. Broeder Adolf Henrich zei ooit: ‘De hel is waar God niet meer naar omziet!’
“… wanneer Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en bewondert te worden in allen die hebben geloofd; want ons getuigenis aan u is geloofd geworden” (vs. 10).
Het verschrikkelijke deel van de ongelovigen wordt nu in vers 10 afgezet tegenover het deel van de gelovigen. We hebben in vers 7 al gezien, dat de openbaring van de kracht van de Heer Jezus verbonden is met de engelen, en de openbaring van Zijn heerlijkheid met ons, Zijn heiligen. Dit zijn alle gelovigen van het Oude en Nieuwe Testament – inclusief de martelaren van de periode van verdrukking tussen de opname* en de vestiging van het 1000-jarig koninkrijk, die in deze tijd hun leven voor Christus hebben afgelegd en vervolgens voor de vestiging van het koninkrijk zullen worden opgewekt (Openb. 20:4). Broeder Kelly ziet in de uitdrukking Zijn heiligen de gelovigen van het Oude Testament en in hen die geloofd hebben de gelovigen van het Nieuwe Testament. Dit wordt ook bevestigd in de epiloog, waar de apostel opnieuw het geloof van de Thessalonikers vermeldt. In ieder geval gaat de uitdrukking te worden ‘bewonderd’ ook verder dan de uitdrukking te worden ‘verheerlijkt.’
* ‘Wegrukking’ van de gemeente (FW)
Dan zal Zijn heerlijkheid gezien worden in ons, de Zijnen (Kol. 3:4), Zijn eigenschappen zullen een weerspiegeling vinden in ons. In iedere gelovige zal iets van de heerlijkheid van de Heer Jezus te zien zijn. In ons zal Christus gezien worden! Maar we moeten zorgvuldig onderscheid maken tussen Zijn eigen eeuwige, Goddelijke heerlijkheid (Joh. 17:5), waar Hij nu als Mens om vraagt en die Hij niet met ons zal delen, en de heerlijkheid die Hij met ons zal delen. Zijn eeuwige Goddelijke heerlijkheid zullen wij weliswaar aanschouwen (Joh. 17:24), maar niet met Hem delen. De heerlijkheid die Hij met ons zal delen staat in Johannes 17 vers 22; deze heerlijkheid zullen wij weerspiegelen bij Zijn openbaring.
Deze heerlijkheid zal de Heer Jezus delen met de Zijnen, en dan zullen al Zijn heerlijke eigenschappen gezien worden. Dan zullen wij Zijn heiligen zijn – zowel in positie alsook in de praktijk. Wij zullen het instrument zijn waardoor God dan de Heer Jezus zal verheerlijken – dat kunnen wij niet bevatten! Wij zullen het voorwerp zijn van bewondering als van toeschouwers, en dat zal zijn ter verheerlijking van Zijn Persoon. Wat heeft de Heer uit zulke mensen, zoals wij zijn, tot stand gebracht (1 Petr. 1:7), en alle eer en heerlijkheid zal op Hem vallen!
Zou het niet ons verlangen moeten zijn, dat de Heer Jezus vandaag al verheerlijkt wordt in mij en u, dat er nu al iets van Zijn heerlijkheden door ons heen zichtbaar worden?
Wordt DV vervolgd.
Achim Zöfelt; www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 08.10.2013.
Geplaatst in: Christendom, Evangelie
© Frisse Wateren, FW