Psalm 17 vers 8; 36 vers 6-11; 57 vers 2-3; 63 vers 8; Mattheüs 23 vers 37.
Aan het einde van Zijn weg op aarde, kort vóór het kruis, zei de Heer tot Zijn volk, dat Hem verwierp: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten en hen stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild!” (Matth. 23:37). Een roep uit een gekweld hart Wiens liefde verkeerd is beoordeeld! Het ongelovige volk had niets wenselijks in Zijn persoon gezien. Vanaf het begin van Zijn geschiedenis had het Zijn heilige wetten overtreden en bekroonde nu hun wetteloosheid en bracht Hem ter dood tussen twee misdadigers. Toch wisten gelovigen hoe ze door de eeuwen heen een veilige Schuilplaats onder Zijn vleugels konden vinden. Het Boek der Psalmen, dat in het bijzonder over de verwerping van de Heer spreekt, vermeldt vier keer hoe gelovigen zich naar deze gezegende plaats begaven.
Moge dit ook het deel van ieder van ons zijn, zodat we altijd kunnen roemen in veiligheid en genieten van de zegeningen van Hem Die ons liefheeft, Die ons inniger liefheeft dan de tederste moeder.
“Bewaar mij als Uw oogappel, verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels” (Ps. 17:8).
De eerste plaats vinden we in Psalm 17 vers 8. Daar vindt de rechtvaardige voor de goddelozen die hem willen verwoesten, en voor de vijanden die hem omringen, onder deze bedekkende vleugels een veilige schuilplaats, en wordt tegen elk gevaar beschermd. Welke vijand kan ons op zo’n plaats bereiken en ons kwaad doen? Hij is de Almachtige.
“Wees mij genadig, o God, wees mij genadig, want mijn ziel heeft tot U de toevlucht genomen; ik neem mijn toevlucht onder de schaduw van Uw vleugels, totdat de rampen voorbij zijn gegaan. Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, Die Zijn werk aan mij voltooien zal” (Ps. 57:2-3).
In Psalm 57 vers 2-3 vlucht de ziel onder de schaduw van Zijn vleugels “totdat de rampen voorbij zijn gegaan”. Zijn geloof verheugt zich over drie dingen:
- Zij heeft een veilige haven;
- Ze weet dat de moeite van de “rampen” slechts tijdelijk is en voorbij gaat;
- Ze is ervan overtuigd dat de Allerhoogste, Die boven alles staat, alles voor haar tot een goed einde zal brengen.
Dure verlosten van de Heer! Hoe hebben wij het in deze tijd zo nodig deze drie dingen te verwerkelijken, niet met het verstand, maar in onze zielen! Velen van ons zijn in rampspoed: sommigen met betrekking tot de dingen van het leven, anderen door ziekte of verdriet. Moge dit alles ertoe bijdragen dat wij dichter bij de Heer komen en onder de schaduw van Zijn vleugels onze toevlucht zoeken tot de rampen voorbij zijn! Daar zullen we rustig blijven, in het kostbare bewustzijn dat ons lot in handen is van Hem, Die alles regelt, tot ons welzijn ordent en dat de redding, de komst van de Heer, nabij is.
“HEERE, Uw goedertierenheid reikt tot in de hemel, uw trouw tot de wolken. Uw gerechtigheid is als de machtige bergen, Uw oordelen zijn als de grote watervloed; mensen en dieren verlost U, HEERE. Hoe kostbaar is Uw goedertierenheid, o God! Daarom nemen de mensenkinderen de toevlucht onder de schaduw van Uw vleugels. Zij worden verzadigd met de overvloed van Uw huis; U laat hen drinken uit Uw beek vol verrukkelijke gaven. Want bij U is de bron van het leven; in Uw licht zien wij het licht. Strek Uw goedertierenheid uit over wie U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart” (Ps. 36:6-11).
In Psalm 36 vers 6-11 zien we mensenkinderen onder de schaduw van Zijn zegenende vleugels toevlucht zoeken. Hier wordt de ziel niet daarheen geleid vanwege de vijand, zoals in Psalm 17, noch vanwege de rampen, zoals in Psalm 57, maar door de goedheid en trouw van God, Wiens trouw aan Zijn volk onveranderlijk is: “Hoe kostbaar is Uw goedertierenheid, o God! Daarom nemen de mensenkinderen de toevlucht onder de schaduw van Uw vleugels” (vs. 8). Waar anders is zo’n plaats te vinden? En toch verlaten we in onze dwaasheid zo vaak deze plaats, zodat God, Die ons liefheeft, de moeilijkheden gebruiken moet om ons daarheen terug te brengen. Daar kunnen we drinken van de overvloed van Zijn huis tot we met de stroom van Zijn zegeningen doorweekt zijn. Hier zijn we ook in het licht van Zijn tegenwoordigheid: “In Uw licht zien wij het licht” (vs. 10). Bij zo’n toevluchtsoord ontbreekt het aan niets.
“… voorzeker, U bent een Helper voor mij geweest; onder de schaduw van Uw vleugels zal ik vrolijk zingen” (Ps. 63:8).
Daarom kan David in Psalm 63 vers 8 zeggen: “onder de schaduw van Uw vleugels zal ik vrolijk zingen”. In het volle licht van deze heilige plaats, verzadigd met de overvloed van het heiligdom, die de harten met Christus vervult, kunnen dankzegging en gejuich omhoog stijgen uit hem, die het geloof gevonden heeft en waarin hij alles bezit, wat hij verlangt.
Waarom hoort men vandaag zo weinig zingen in de gezinnen van de gelovigen? Een van de belangrijkste redenen is, dat men noch in goede noch in slechte dagen geleerd heeft zich onder de vleugels van de Almachtige op te houden. En in het zingen van de lofgezangen van de Heer is zo’n grote zegen! Wat een getuigenis is het voor hen die buiten zijn! Zingen in de woestijn is immers anders niet gebruikelijk; maar David deed het toen hij in de woestijn van Juda was, want hij bevond zich daar in de schaduw van wat hij vanaf het begin van de dag zocht. Dat kan ook ons aller deel zijn!
André Gibert, © www.halte fest.ch
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW