10 jaar geleden

Omwille van Charley

“… tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde, in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van Zijn genade …” (Ef. 1:6-7).

Ik hoorde eens de geschiedenis van de enige zoon van een rijke koopman, die zich voor de Amerikaanse Burgeroorlog als soldaat moest inzetten. Hij werd gewond in de strijd en kwam in het militair hospitaal. Daar ontmoette hij een enigszins losbandige jonge soldaat, tot wie hij zich aangetrokken voelde. Deze soldaat werd vrijgelaten en had slechts een paar cent op zak. Zijn huis was in Chicago. Voordat hij vertrok, gaf de zoon van de koopman hem een briefje aan zijn vader mee, omdat hij, op de terugweg naar huis, zou reizen door de stad waar deze vader woonde.

Op een dag, toen de koopman druk met zijn boeken bezig was, kwam een haveloze soldaat aan zijn bureau en legde een vuil en verfrommeld stuk papier voor hem neer. Bedelende soldaten op reis waren niet ongewoon in die tijd, en de koopman weigerde in eerste instantie ook maar een blik op het papier te werpen, dat hem gepresenteerd werd. Hij zei: “Ik kan niet voor u zorgen. Ik ben erg druk, en al dit bedelen werkt op mijn zenuwen.” “Deze nota is van Charley”, zei de soldaat.

Toen vond er een direct een verandering plaats bij de koopman. Hij nam het briefje, opende het en las ongeveer dit: “Lieve Vader – deze man is berooid en wil graag naar zijn familie en zijn vrienden in Chicago. Hij was in het militair hospitaal erg aardig voor mij. Help hem om wille van Charley”. Bevend stond hij van zijn stoel op en schudde de soldaat een warme hand. Opeens had hij veel tijd. Hij nam hem mee naar huis en zette hem aan een grote tafel. Hij gaf hem voor de nacht een van de beste bedden in het huis en betaalde hem de volgende ochtend met nieuwe kleren uit. Toen kocht hij voor hem een ticket naar Chicago en drukte hem ter afscheid een paar dollarbiljetten in zijn hand.

Waarom heeft hij dit allemaal gedaan? Het was omwille van Charley. De soldaat had geen recht op zijn vriendelijkheid. De koopman dacht ook niet aan de verdienste van de soldaat, maar aan Charley. De soldaat mocht dan zijn vriendelijkheid onwaardig zijn geweest, maar hij dacht aan Charley; hij had daarbij Charley in gedachten.

En dat is waarom God zondaars redt: Het is om Jezus wil. We worden niet aangenomen, omdat we iets goeds in onszelf hebben, maar God heeft ons “begenadigd (of aangenaam gemaakt) in de Geliefde, in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van Zijn genade”.

Christopher Knapp, © Bibelstudium.de

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW