Johannes 7 vers 46: “Nooit heeft een mens zó gesproken <als deze mens <spreekt>>.”
Toen de dienaars, die door de overpriesters en Farizeeërs gezonden waren om Jezus te grijpen, met lege handen terugkwamen, werd hun gevraagd waarom ze Hem niet hadden meegebracht. Onder de indruk van wat ze gehoord hadden, antwoordden ze met de veelzeggende woorden: “Nooit heeft een mens zó gesproken als deze mens spreekt”.
Ja, nooit eerder en nooit daarna heeft een mens zó gesproken als de vleesgeworden Zoon van God. Zijn woorden waren geest en leven (Joh. 6:63). Gewerkt door de Geest en gesproken in de kracht van de Geest, brachten ze leven. Petrus kon zeggen: “Naar wie zullen wij toe gaan? U hebt woorden van eeuwig leven” (Joh. 6:68).
Als mens op aarde sprak de Heiland de woorden die Hij van Zijn hemelse Vader gehoord had (verg. Joh. 14:10). Zijn woorden openbaarden de Vader. Maar ze lieten ook zien, wie Hijzelf was. Toen de schriftgeleerden en Farizeeën Hem vroegen wie Hij was, antwoordde Hij: “Geheel [1] wat ik ook tot u spreek” (Joh. 8:25). Zijn woorden stelden Hem voor als Degene die Hij was: de waarheid. Hij bedoelde wat Hij zei en zei wat Hij bedoelde. Zijn gedachten gingen niet verder dan Zijn mond (verg. Ps. 17:3). Zijn woorden waren in volmaakte harmonie met Zijn gedachten.
Al bij het begin van zijn openbare dienst was iedereen verbaasd over de woorden van genade die uit Zijn mond kwamen (Luk. 4:22). Zijn woorden waren altijd in genade, besprengd met zout. Ze openden de harten van Zijn toehoorders, maar bereikten ook hun geweten. Hij wist altijd hoe Hij elke persoon die Hij ontmoette moest antwoorden (verg. Kol. 4:6). Toen Nicodemus ’s nachts bij Hem kwam, ontmoette Hij hem in genade en sprak met hem over de nieuwe geboorte (Joh. 3:4–8). Maar Hij liet ook het zout niet ontbreken en zei tegen hem: “Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet?” (vs. 10). Hij sprak bij de Jakobsbron ook in genade met de Samaritaanse vrouw over het “levende water” (Joh. 4:10-14). Maar ook toen liet Hij het zout volgen en zei tegen haar: “Ga heen, roep uw man en kom hier!” (vs. 16). Zoals het verdere verloop van het evangelie laat zien, werden zowel Nicodémus als de Samaritaanse vrouw door de woorden van de Heer aangetrokken en verder geleid.
Hoe meer we ons met de woorden van de Heer bezighouden, des te meer zullen we van Zijn geweldige persoon onder de indruk zijn en gegrepen worden. De taal van de dienaars zal dan ook de onze zijn: “Nooit heeft iemand zó gesproken”. En we zullen het van harte eens zijn met de woorden van de zonen van Korach: “U bent veel mooier dan de andere mensenkinderen; genade is op Uw lippen uitgegoten …” (Ps. 45:3).
Daniel Melui; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 31.08.2020.
Dit artikel is ook te beluisteren als podcast op YouTube/BibelimFokus
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW