3 jaar geleden

Met een voornemen van het hart bij de Heer blijven

Bijbelgedeelten: Handelingen 11 vers 23; Ruth 1 vers 14; 2 Samuël 15 vers 19-22;
2 Koningen 2.

Na gehoord te hebben van het wonderbare werk van de Heer in Antiochië, zond de gemeente te Jeruzalem Barnabas uit om met eigen ogen te zien wat de Heer tot stand had gebracht. De vervolging die vanwege Stéfanus was ontstaan, had het evangelie ook naar het gebied van Antiochië gebracht, waar het bereidwillig was aangenomen door de Grieks sprekende Joden. Een groter aantal mensen bekeerde zich tot de Heer. Toen Barnabas in Antiochië kwam en de genade van God zag, verheugde hij zich en vermaande allen om met een ‘voornemen van het hart’ bij de Heer te blijven (Hand. 11:23). De gelovigen daar waren goed begonnen door te geloven in het evangelie van Jezus Christus. Maar nu moesten zij zich daaraan vasthouden om niet ten prooi te vallen aan de verleidingen van de vijand. Beginnen met de Heer is vaak gemakkelijker dan doorgaan met de Heer. En het was dit laatste dat Barnabas bijzonder na aan het hart lag met betrekking tot deze jonge bekeerlingen.

De vermaning van Barnabas zal ons in dit artikel een beetje bezighouden. Het geldt voor iedere gelovige die bewaard wil blijven op de weg van het navolgen van de Heer Jezus. Noch wijzelf, noch anderen kunnen ons op deze weg houden. De Heer alleen is hiertoe in staat. De gewoonte om dicht bij Hem te blijven en onvoorwaardelijk vast te houden aan Zijn persoon en Zijn woord, garanderen dat wij bewaard zullen blijven voor dwalen en struikelen. In de mate waarin wij leren Hem in alles te vertrouwen en tegelijkertijd onszelf en onze vermogens te wantrouwen, zullen wij de bewaring van de Heer ervaren. David zei eens tegen Abjathar: “Blijf bij mij … bij mij zult u echter veilig zijn” (1 Sam. 22:23). Hoeveel te meer zullen wij bewaard blijven bij de ware David, de Heer Jezus, als wij dicht bij Hem blijven!

Bij de persoon van de Heer blijven gaat echter niet vanzelf. Het vereist een bewuste beslissing van onze kant, een besluit van ons hart om bij Hem te blijven. Alleen als wij dicht bij Hem willen blijven, zullen wij veilig kunnen zijn voor onze eigen wegen en daden (verg. Joh. 7:17). De toestand van ons hart speelt daarbij een beslissende rol. Hoe toepasselijk is in dit verband Salomo’s vermaning in Spreuken 4 vers 23: “Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven”! Hoeveel beslissingen zouden anders uitvallen, als de vrede van Christus altijd in ons hart zou heersen (Kol. 3:15)!

In het onderstaande zullen we enkele voorbeelden uit de Schrift bekijken die de zegenrijke effecten en gevolgen laten zien die een vastberaden harthouding kan hebben in het leven van gelovigen. Daarbij zullen wij onze aandacht richten op enkele mensen die een aantal gemakken in hun leven opgaven en ontberingen ondergingen om de persoon te volgen die zij koesterden en liefhadden. In dit opzicht zijn zij een voorbeeld voor ons geworden door op hun eigen wijze te illustreren wat het betekent om met vastberadenheid (een voornemen van het hart) bij de Heer te blijven.

Ruth

Toen Naomi, alvorens naar het land van Juda terug te keren, aan haar twee schoondochters Ruth en Orpa voorstelde haar toch maar niet te volgen, maar naar Moab terug te keren, lezen wij daarover tweemaal van beiden dat zij hun stem verhieven en weenden. Beiden stonden voor de moeilijke beslissing om Naomi te volgen en dus alles wat zij op deze aarde bezaten achter te laten, of terug te keren naar hun land en hun volk.

Terwijl Orpa’s liefde voor haar volk uiteindelijk de overhand kreeg en haar ertoe bracht naar Moab terug te keren, zien we in Ruth een definitief besluit om haar schoonmoeder te volgen. Dit besluit moet gebaseerd zijn geweest op haar liefde voor haar schoonmoeder. De Heilige Geest gebruikt korte en kernachtige woorden om de standvastigheid en vastberadenheid van haar hart in deze zaak te beschrijven: “Maar Ruth klampte zich aan haar vast” (Ruth 1:14). Kan er een treffender beschrijving zijn van wat er in haar omging en wat haar bewoog Naomi te volgen? Het was de liefde voor Naomi – en misschien mogen wij daaraan toevoegen – en voor Naomi’s God, die in haar hart de doorslag gaf en de doorslag gaf om haar te volgen. Deze liefde bracht haar ertoe alles achter te laten en deed haar besluiten om als vreemdeling in het land van Juda een onzekere toekomst tegemoet te gaan.

Was het echt een onzekere toekomst die Ruth tegemoet ging? Menselijk gesproken, ja. Maar zelf zegt zij: “Dring er bij mij niet langer op aan u te verlaten en terug te gaan, bij u vandaan. Want waar u heen gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik overnachten. Uw volk is mijn volk en uw God mijn God. Waar u sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden” (Ruth 1:16,17). In deze woorden is het duidelijk dat Ruth met God rekende. Ze had geloof, en haar geloof was gebaseerd op God. Haar toekomst was niet onzeker, die lag in de handen van God. Zij was, om zo te zeggen, op zoek naar een beter, dat is hemels, vaderland (Hebr. 11:16). Zijn de woorden van Ruth niet ook tot onze harten gericht? Zij moedigen ons aan ons hart meer op God te richten en in geloof op Hem te rekenen.

Ruth illustreert prachtig wat het inhoudt voor een gelovige om met hartstochtelijke vastberadenheid te volharden in de Heer. De aanhankelijkheid en het geloof die haar kenmerkten, moeten ook ons kenmerken als het erom gaat de Heer te volgen en bij Hem te blijven.

Ithai

Ithai, de Gethiet, is een ander voorbeeld van iemand die aan een ander – in zijn geval koning David – was toegewijd en hem volgde (2 Sam. 15:19-22). Terwijl het bij Ruth vooral de liefde en toewijding voor haar schoonmoeder was die haar deed volgen, zien we bij Ithai de toewijding van een dienaar aan zijn koning.

David stond op het punt Jeruzalem te verlaten om te vluchten voor het complot van Absalom, zijn zoon. Hoewel verworpen door de meesten van zijn volk, waren er toch die hem trouw bijstonden en bereid waren zijn verwerping met hem te delen. Onder deze gelovigen waren Ithai de Gethiet en zijn broers. Uit Davids woorden aan hem kunnen we opmaken dat hij nog maar heel kort in Jeruzalem moet zijn geweest en ook een vreemdeling was. Vanwege dit laatste wilde David hem en zijn mannen sparen en hen behoeden voor een leven van ontbering. Maar op Davids voorstel om naar Jeruzalem terug te keren, antwoordde Ithai met woorden die zijn onvoorwaardelijke toewijding aan de koning uitdrukten: “Zowaar de HEERE leeft en mijn heer de koning leeft, op de plaats waar mijn heer de koning zal zijn, in dood of in leven, voorzeker, daar zal uw dienaar zijn” (2 Sam. 15:21)! Er was geen aarzeling of twijfel bij Ithai; zijn woorden spraken van de overgave van een hart dat bereid was de koning te volgen, koste wat het kost. Moge onze Heer in ons, Zijn dienaren, hetzelfde voornemen van hart vinden in de tijd van Zijn verwerping!

Nog iets zien we bij Ithai. Zijn vastberadenheid om David te volgen had niet alleen gevolgen voor hemzelf, maar ook voor anderen. Zijn voorbeeld volgend, volgden al zijn mannen en hun gezinnen David (2 Sam. 15:22). Dit zal altijd zo zijn. Ons voorbeeld heeft gevolgen voor anderen, ten goede of ten kwade. Moge dit voor ons een nieuwe aansporing zijn om met vastberadenheid (een voornemen) van het hart bij de Heer te blijven!

Elisa

De laatste reis van Elia en Elisa samen, die ons gedetailleerd wordt beschreven in 2 Koningen 2, voerde de twee dienaren van de Heer in diverse fasen uiteindelijk naar de plaats waar Elia in de wervelwind opsteeg naar de hemel. Op elk van deze gedenkwaardige plaatsen moesten beproevingen worden doorstaan en lessen worden geleerd. Deze gedenkwaardige reis diende in de eerste plaats om Elisa voor te bereiden op zijn komende bediening onder een afvallig volk. God zorgde er echter voor dat Elisa deze reis niet alleen hoefde te maken, maar onder de leiding en het leiderschap van Elia, van wiens geestelijke rijpheid en wijsheid hij kon leren. Elia en Elisa bewandelden samen deze weg (2 Kon. 2:6). Hoe mooi en gezegend en tegelijk noodzakelijk voor de voortzetting van het getuigenis is dit verenigd samenzijn van jong en oud!

Maar Elisa werd op deze laatste reis niet alleen herinnerd aan zeer belangrijke waarheden, maar zijn genegenheid en zijn bereidheid om te leren werden ook op de proef gesteld. Drie keer vroeg Elia hem om op de betreffende plaats te blijven. Maar driemaal was Elia’s ferme antwoord: “Zowaar de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten” (2 Kon. 2:2,4,6)! Het was een kwestie van liefde als hij Elia volgde, ondanks verzoeken van het tegendeel. Bovendien zien wij, dat hij bereid was de lessen te leren die hem in de diverse plaatsen werden aangereikt en daardoor geestelijke vooruitgang te boeken.

Moet de liefde tot Christus ons niet ook bewegen om Hem te volgen en de lessen te leren die de verschillende fasen van ons leven ons brengen? En zouden wij Hem niet moeten eren door de beproevingen die Hij ons zendt uit Zijn hand te aanvaarden en ze met Hem te doorstaan, in plaats van ze lichtvaardig te negeren? Wat we ook tegenkomen op de reis, in welke situatie we ons ook bevinden, de Heer heeft er Zijn wijze bedoelingen mee (verg. Rom. 8:28). En geldt het niet ook voor de reis van ons leven met zijn vele fasen, dat Hij met ons meegaat? Hij zal ons niet begeven, noch ons verlaten (Hebr. 13:5). Wij kunnen altijd rekenen op Zijn aanwezigheid. Zou dit ons niet opnieuw moeten aanmoedigen om voorwaarts te gaan in Zijn gemeenschap en om de lessen te leren die Hij ons geeft – tot Zijn eer?

De discipelen

Tenslotte, een voorbeeld uit het Nieuwe Testament. Tijdens de openbare dienst van de Heer op aarde waren er velen die door Zijn wonderen en tekenen werden aangetrokken, maar die Hem in hun hart niet werkelijk als Heer hebben aangenomen. Na aanvankelijk enthousiasme keerden velen van deze discipelen Hem weer de rug toe, nadat zij meer vertrouwd waren geraakt met het leven dat Hij leidde en de schande en verachting die Zijn leven van gehoorzaamheid met zich meebracht. Zijn ijver voor God leek hun buitensporig, Zijn houding te vastberaden, Zijn woorden te hard (Joh. 6:60).

Bij een van deze gelegenheden, toen velen van Zijn discipelen zich van Hem afkeerden en niet langer met Hem wilden wandelen, doorzocht de Heer ook de harten van de twaalven (Joh. 6:66,67). Hij had hen eens geroepen om Hem te volgen. Maar hoe zag het er in hun harten uit? Wilden zij, die Hem vanaf het begin vergezeld hadden, bij vele gelegenheden Zijn grootheid en heerlijkheid bewonderd hadden en bijzonder dicht bij Hem stonden, ook weggaan? Hadden ze genoeg gehad? – Moeten wij, die vandaag de Heer volgen, niet ook de ernst van deze vraag onder ogen zien? Heeft de Heer Zichzelf niet ook aan ons op een bijzondere wijze geopenbaard? Hebben wij ook niet bij vele gelegenheden Zijn grootheid en heerlijkheid kunnen bewonderen? Is ons hart nog steeds bereid Hem te volgen en Zijn smaad te dragen (verg. Hebr. 11:26; 13:13)?

Hoe dan ook, het antwoord dat Petrus geeft is duidelijk en laat geen ruimte voor twijfel. “Heer, naar wie zullen wij toegaan? U hebt woorden van eeuwig leven. En wij hebben geloofd en erkend dat U de Heilige van God bent” (Joh. 6:68,69). In de Heer Jezus hadden de discipelen iets gevonden wat zij in deze wereld tevergeefs hadden gezocht. Met de ogen van hun hart hadden zij iets gezien van de grootheid en heerlijkheid van Zijn persoon die hen niet wilde loslaten en die hen ertoe bracht Hem vastberaden te volgen. Bovenal hadden zij Hem erkend als Degene die de Heilige van God is en die woorden van eeuwig leven spreekt. De woorden die Hij spreekt, komen uit de mond van Hem Die het eeuwige leven is en zijn in staat het eeuwige leven mee te delen. Zijn woorden hadden zij geloofd en zo het eeuwige leven ontvangen.

En wij?

Het is nu aan ons om deze voorbeelden te volgen. Laten wij het geloof en de toewijding van Ruth, de toewijding van Ithai, de genegenheid en de bereidheid van Elisa om te leren, en de trouwe gehoorzaamheid van de discipelen aan de woorden van de Heer tot voorbeeld nemen, zodat wij met een oprechte vastberadenheid bij de Heer blijven! Hebben wij niet veel meer reden om bij Hem te blijven, die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven (Ef. 5:2)?

 

Daniel Melui; www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 18.04.2015.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW