3 jaar geleden

Met een ruim hart op de smalle weg (4)

In deze artikelen gaat het om de vraag, hoe wij met een ruim hart de smalle weg, die de Schrift ons aanwijst, gelukkig gaan kunnen. En dat in een tijd, die vele verschillende aanbiedingen presenteert en de gelovigen dreigt te verwarren. Juist daarom is het goed om een zeker en bijbels fundament onder de voeten te hebben.

Vrijheid of onafhankelijkheid?


Wij leven, zoals wij reeds hebben opgemerkt, in zeer ernstige dagen wat het getuigenis van de gemeente van God in deze wereld betreft. God heeft ons in Zijn genade door Zijn Woord op deze dagen voorbereid (2 Tim. 3:1), en ook de apostel Paulus heeft in zijn afscheidsrede te Miletus uitdrukkelijk gewaarschuwd voor de gevaren van binnenuit (Hand. 20:30). Welnu, wij bevinden ons vandaag in het midden van deze gevaren en het lijkt mij uiterst noodzakelijk, dat wij bepaalde beginselen van het Woord van God heroverwegen.

Een kring van gemeenschap?

De laatste tijd worden dingen in twijfel getrokken die rechtstreeks de grondslag van het samenkomen van gelovigen raken. Is het waar, dat wij tot nu toe te ver zijn gegaan in onze afzondering, door als regel alleen brood te breken met hen die “met ons in gemeenschap zijn aan de tafel van de Heer”, en andere incidentele bezoekers van geval tot geval zorgvuldig te onderzoeken, om te zien of aan de bijbelse voorwaarden voor toelating is voldaan? Of is het in overeenstemming met de gedachten van God, dat wij ons alleen van die groepen gescheiden moeten houden, waar duidelijk in leer of praktijk het kwaad wordt geduld, terwijl er vrijheid is voor individuen en voor hele gemeenten om wederzijds brood te breken met die christelijke groepen, die vrij zijn van deze dingen, wij met hen en zij met ons, aangezien de Heer evenzeer in het midden is bij hen als bij ons? Is de beschuldiging juist, dat wij een vaste kring van gemeenschap willen vormen, en niemand toelaten die niet in alle dingen met onze gedachten overeenstemt?

Ik zou willen beginnen met het laatste punt. Onder de kinderen van God bestaat altijd het gevaar, al naar gelang de neiging en aanleg van het individu, hetzij te streng en bekrompen, hetzij te open en ruimdenkend te zijn. En al naar gelang de invloed die wordt uitgeoefend, kan een groep of plaatselijke gemeente in de ene of de andere richting worden geduwd. Daarom moeten wij inderdaad op onze hoede zijn voor zowel het ene als het andere uiterste. Beiden zijn niet van God. Maar onze roeping is de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede (Ef. 4:3). Ik heb reeds getracht aan te tonen, wat dit in de praktijk betekent, en ik zal zo dadelijk nog op enkele andere aspecten ingaan. Maar één ding is zeker: als wij deze roeping voor ons hart hebben, zullen wij worden gered van het denken in “kringen.” Ons hart kan alle kinderen van God omhelzen, kan de gehele gemeente van God omhelzen (Ef. 1:15). Met minder zullen en mogen we geen genoegen nemen.

Nu wordt het christendom gekenmerkt door verdeeldheid in de meest uiteenlopende groeperingen. Er hebben ook droevige scheuringen plaats gevonden onder de ware kinderen van God. Bovendien ontstaan er, vooral in onze dagen, voortdurend nieuwe groepen, waarvan sommige zich hebben afgescheiden van de grote dwalingen en min of meer op zichzelf blijven. Gezien deze omstandigheden blijft het in de praktijk dan ook niet uit, dat er een aantal gemeenten zullen zijn waarmee men zich in praktische gemeenschap weet verbonden. Te midden van deze verwarring en verdeeldheid, is er geen andere weg. Ik zou hier al diegenen op willen wijzen, die de gedachte aan een kring van gemeenten zo heftig aanvallen. Want zelfs wie voorstander is van meer bewegingsvrijheid en onafhankelijkheid, en dus het idee van een kring van gemeenten afwijst, zal toch ergens een cirkel moeten trekken. Ook zij kunnen er niet omheen. Onmogelijk, ook zij willen en kunnen allerlei groeperingen en bijeenkomsten in de praktijk van hun gemeenschapsleven opnemen. De vraag is echter waar we die grens moeten trekken volgens Gods Woord. Dit is wat we nu willen behandelen.

Het bewaren van de eenheid van de Geest

“Onthoudt u van elke vorm van kwaad” (1 Thess. 5:22) en “Laat ieder die de naam van [de] Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid” (2 Tim. 2:19) zijn duidelijke aanwijzingen uit het Woord – grenzen, die zowel van toepassing zijn voor de persoonlijke weg als voor de gemeenschappelijke weg. Maar wat echter kwaad en wat ongerechtigheid is, moeten wij leren beoordelen, niet op grond van onze gevoelens daarover, maar op grond van Gods Woord. Daarin zie ik een grote moeilijkheid voor ons vandaag. Wij zijn gewend geraakt aan zoveel kwaad en onrecht in de “christelijke” wereld, dat wij vaak moeite hebben de dingen te zien, zoals God ze ziet, en de dingen kwaad te noemen wat Hij kwaad noemt.

Nemen wij eens de vele christelijke gemeenschappen en groepen, die volgens sommigen van ons nauwelijks van elkaar verschillen. Als we ze nader bekijken, zien we over het algemeen al gauw, dat dit niet helemaal waar is. Ik zeg dit niet met voldoening, maar met pijn. Deze groepen zijn gewoonlijk ontstaan door het werk van toegewijde evangelisten, en voor dit werk van God zijn wij Hem hartelijk dankbaar. Ja, we bidden, dat Hij het zal voortzetten en zegenen. Maar laten we bijvoorbeeld eens uitgaan van het beste bij een bepaalde groep. Het zijn ware kinderen van God, die zich van alle christelijke denominaties hebben afgescheiden. Zij zijn vrij van de boze dwalingen van het christendom, en wensen slechts bijeen te komen in de naam van de Heer Jezus. Kunnen we dan niet aannemen, dat de Heer Jezus hen Zijn aanwezigheid volgens Mattheüs 18 vers 20 schenkt?

Zij hebben misschien nog niet begrepen, dat de erkenning van het éne lichaam in leer en praktijk het Goddelijke beginsel is van het samenkomen, hebben misschien nog nooit nagedacht over de eenheid van de Geest. Toch was het de Geest van God die hen tot deze afzondering leidde. Op deze wijze zijn zij in overeenstemming gebracht met het doel van de Heilige Geest; want de Heilige Geest verheerlijkt Christus (Joh. 16:14). Maar omdat de verheerlijking van Christus Zijn doel is, moet Hij de gelovigen noodzakelijkerwijs losmaken van alles, wat met Christus in strijd is en Hem onteert. Dit is het eerste beginsel, dat wij absoluut in acht moeten nemen.

Maar er komt nog iets zeer wezenlijks bij, om bij ons voorbeeld te blijven. De Heilige Geest maakt hen niet alleen los van datgene, wat in strijd is met Christus, maar Hij verenigt hen ook met datgene, wat met Hem overeen komt. Door hun afzondering van wat zij door de Geest als verkeerd hebben leren kennen, zijn deze gelovigen op een gelijke en dus gemeenschappelijke verantwoordelijkheid geplaatst met hen die, als voorwerpen van dezelfde werking van de Geest van God, reeds deze weg bewandelen en dit inzicht, wat betreft de goddelijke grondslag van het samenkomen, reeds bezitten. Zij hebben het tot dan niet geweten, en de Heer is met hen geweest. Maar de Heilige Geest zal hen willen leiden tot de praktische erkenning van de waarheid van het ene lichaam. En zo zal Hij hen vroeg of laat voorstellen aan hen, die reeds die plaats innemen – in hun stad, in hun land.

De kern van de zaak is nu: zullen zij praktische gemeenschap met hen opnemen – bijvoorbeeld door hun handelen van tucht te erkennen – of zullen zij het beginsel aannemen, dat zij op zichzelf blijven, dat zij onafhankelijk blijven? Kiezen zij voor het laatste, dan heeft dat ernstige gevolgen en is het geheel in strijd met de bedoeling van de Geest van God. Zij blijven weliswaar samenkomen, maar niet meer op een wijze die in overeenstemming is met God. Want het is onmogelijk te veronderstellen, dat zij met een door de Geest verlicht verstand naar de gedachten van God zouden kunnen samenkomen en tegelijkertijd zouden kunnen negeren, wat diezelfde Geest in anderen vóór hen heeft bewerkt. Een dergelijke onafhankelijkheid is niet bekend of toegestaan in Gods Woord. Indien deze christenen, die in het begin in de kracht van de Geest van God in alle eenvoud tot de naam van de Heer waren vergaderd, een onafhankelijke positie zouden blijven innemen, zouden zij zich daardoor praktisch buiten de eenheid van de Geest plaatsen. Hoe triest als wat begon in de Geest eindigt in het vlees – in een nieuwe sekte!

Omgekeerd echter moeten zij, die reeds belijden bijeen te komen op de grond van het ene lichaam, van hun kant met vreugde erkennen wat de Heer in anderen heeft gewerkt en werkt. Doen zij dat niet, dan spreken zij hun belijdenis praktisch tegen. Dat gevaar is er inderdaad. Hoe gemakkelijk zijn wij tevreden met onszelf en onze positie, en kijken dan zelfvoldaan neer op andere gelovigen, zonder veel na te denken over de mogelijkheid om ons bij hen aan te sluiten! Moge de Heer ons behoeden voor zo’n sektarische geest!

Wat is een sekte?

Nu denken velen, dat een sekte vooral gekenmerkt wordt door dwaalleer, en de in het Duits vertaalde uitdrukking Häresie, betekent dat ook. Maar dit is helemaal niet het oorspronkelijke gebruik van deze term in de Heilige Schrift, zoals een blik op 1 Korinthe 11 ons laat zien. In vers 18 spreekt de apostel over verdeeldheid (gr. schismä) onder de gelovigen in Korinthe. Dit verwijst naar interne groeperingen binnen de heiligen, zoals ook blijkt uit de hoofdstukken 1 en 3. Maar in vers 19 gebruikt hij een ander woord, en zegt: “Want er moeten ook sekten [1] onder u zijn, opdat <ook> de beproefden onder u openbaar worden.” Een partij (Gr. haíresis) betekent een groep gelovigen die zich al min of meer van de rest hebben afgescheiden. Het duidt op een naar buiten zichtbare scheur tussen hen, die tot dan toe samen de weg bewandelden, en is altijd het gevolg van eigen wil, vaak de eigen wil van een individu.

Het is in dit verband interessant te vernemen, wat de grondbetekenis is van het Griekse woord hairesis: keuze, neiging, besluit, denkwijze. Het is nauwelijks mogelijk de wijze waarop sekten ontstaan treffender te illustreren dan met deze vier woorden. Men neigt tot een bepaalde gedachte (het kan zelfs een belangrijke leer van de Heilige Schrift zijn); maar men legt er te veel de nadruk op, maakt haar als het ware tot zijn speciale keuze; men neemt zich voor haar met alle kracht te bepleiten, zelfs in het openbaar; en tenslotte vormt zij zo zijn hele manier van denken, dat er nauwelijks nog plaats is voor andere, evenzo belangrijke waarheden. Anderen zijn het ook met deze gedachte eens en scharen zich achter de leider. Zo ontstaat eerst een interne verdeeldheid, die onvermijdelijk, indien de boze handeling ongericht blijft, leidt tot een externe partij of sekte. Dat er later valse en slechte leerstellingen tot stand komen, ook al bestonden ze in het begin niet, wordt helaas maar al te vaak geconstateerd (verg. ook 2 Petr. 2:1); maar dit heeft niets te maken met de betekenis van het woord sekte. Sekten behoren in ieder geval tot de werken van het vlees (Gal. 5:20), waarvan wij ver weg moeten blijven. Want waar het vlees werkzaam is, ontspringen ze bijna uit zichzelf.

Afzondering

Als sommige broeders en zusters, die door God onderwezen zijn, zich afscheiden van hun vroegere kring, omdat zij de onjuistheid hebben ingezien van het beginsel dat daar heerst, kan men hen geenszins beschuldigen van scheuring. Dat zou de zaken op hun kop zetten. Zij zijn alleen gehoorzaam aan de Heer (2 Tim. 2:19), die altijd van ons verwacht, dat wij ons voegen naar het licht dat Hij ons gegeven heeft, en dat wij ons onthouden van elke vorm van ongerechtigheid, ook van de ongerechtigheid van het beginsel van onafhankelijkheid. Hoe zouden zij zelf vaten tot eer kunnen zijn van het huis van de Heer, als zij in ongoddelijke beginselen zouden blijven?

De gedachte, dat zij zich enkele jaren hadden moeten inspannen om de anderen van deze groep, zo mogelijk, voor zich te winnen, is een misvatting. Natuurlijk zullen zij niet scheiden, voordat zij van hun pas verworven kennis getuigenis hebben afgelegd aan de broeders en zusters met wie zij tot dusver in gemeenschap waren, om zo ook hun geweten in oefening te brengen. Het behoeft nauwelijks betoog, dat men dit alles slechts kan doen met diepe smart. Zij die zo’n proces hebben doorgemaakt, weten hoe diep de wonden zijn. Maar afwachten of misschien één of twee anderen ook tot deze stap zullen besluiten, is niet alleen nutteloos, maar stemt ook niet overeen met de leer van de Schrift. De Schrift zegt: “Maar jij.” [2] Dat is genoeg. Of anderen dan volgen, kunnen we veilig aan God overlaten. Velen wachten al jaren op de anderen en – tot op de dag van vandaag – zitten ze op de verkeerde plaats.

Dit heeft niets te maken met liefdeloosheid. Laten we niet vergeten, dat ware broederlijke liefde altijd gehoorzaam is: “Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden doen” (1 Joh. 5:2).

Hoe denkt God over onafhankelijkheid?

Het beginsel van onafhankelijkheid, zoals dat door velen wordt bepleit, is onverenigbaar met het bewaren van de eenheid van de Geest. Gods Woord kent geen onafhankelijke gemeenten. De gemeente van God op één plaats vertegenwoordigt de gehele gemeente en handelt met het oog op het geheel. Het “binnen” en “buiten” van 1 Korinthe 5 verwijst niet alleen naar die ene plaatselijke gemeente, waar de tucht werd uitgeoefend, maar naar de gehele gemeente. Ondenkbaar is de gedachte, dat de boze die in Korinthe was uitgesloten, in Efeze werd toegelaten!

Dit zijn op zichzelf vrij eenvoudige waarheden, maar het is verbazingwekkend, zelfs verbijsterend, hoe weinig zij in de praktijk worden begrepen. Niets maakt dit duidelijker dan de in het begin genoemde vragen. Hoe kunnen wij brood breken met de ene of de andere groep gelovigen, wanneer zij jarenlang op de grond van de onafhankelijkheid zijn gebleven? Is dat niet iets fundamenteel verkeerds? Het heeft niets te maken met het feit, dat ze geen lieve kinderen van God zijn. Dat zijn zij, en als zodanig hebben wij hen lief, maar zij bewaren in dit opzicht niet de eenheid, die de Heilige Geest tot stand brengt. Als ik met hen het brood zou breken, zou ik het goddelijke beginsel van de eenheid van het lichaam verlaten en de grond van onafhankelijkheid met hen innemen, en dat zou zonde zijn. “Maar de Heer Jezus is toch in hun midden!” Als Hij dat was, zou ik er ook heen kunnen gaan. Maar nooit zal de Heer met Zijn aanwezigheid goedkeuren, wat fundamenteel in strijd is met Zijn gedachten. We moeten niet zo lichtzinnig met Zijn woorden omgaan!

In de praktijk betekent onafhankelijkheid niet meer en niet minder dan het niet erkennen van de besluiten van een plaatselijke gemeente. Het individu of hele groepen zien zich er niet aan gebonden en eisen voor zichzelf de vrijheid op, om er anders over te denken en ernaar te handelen. Maar dit is een enorme vergissing. De aangelegenheden te Jeruzalem, waarvan in Handelingen 15 verslag wordt gedaan, is een duidelijk bewijs, dat de gemeente, zoals de Schrift ons die laat zien, nooit de gedachte heeft gehad van onafhankelijkheid in oordeel en handelen. Het naast elkaar bestaan van onafhankelijke gemeenten, min of meer open, is volstrekt vreemd aan de Schrift. We moeten ook geen stap in die richting zetten.

“Maar,” zo wordt vaak gezegd, “een gemeente kan dwalen.” Zeker, maar de remedie hiervoor is niet onafhankelijkheid, geen ondermijning of ontkenning van het besluit van de gemeente, maar broederlijke betrokkenheid bij de broeders en zusters op de juiste plaats om hun geweten in oefening te brengen. En deze inspanningen – ook dit moet hier duidelijk worden gezegd – moet door de betrokken gemeente worden aanvaard als komende van God. Anders moet men verwachten, dat de Heer ingrijpt in de tucht, tot schande van de hele gemeente. Maar hebben wij er ooit bij stilgestaan, dat zeggen: “Ik erken het besluit niet” niets anders is dan aan de gemeente in kwestie de status te ontzeggen een uitdrukking te zijn van de gemeente van God en de Heer Jezus in haar midden te hebben? Want de enige wettiging voor hun handelen ligt in het gezag van de Heer, die in hun midden verblijft. Het zou een grote oneer voor de Heer zijn, indien twee gemeenten over dezelfde zaak tegenstrijdige besluiten zouden nemen en beide besluiten met de naam van de Heer in verband zouden brengen.

Toegegeven, er kan een ernstig geval zijn waarin een gemeente verkeerd heeft gehandeld en doof blijft voor alle voorstellen. Dan zullen de omliggende gemeenten uiteindelijk hun erkenning moeten intrekken. Maar dit kan onmogelijk de zaak zijn van een individu of een groep van buitenaf. Maar in principe kan een gemeente niet oordelen over de besluiten van een andere gemeente. Het zou een ontkenning zijn van de eenheid van de Geest, zou onafhankelijkheid zijn. Wat ons vaak ontbreekt, is de kennis van wat de gemeente van God op één plaats werkelijk is: een plaatselijke uitdrukking van de gehele gemeente van God en gekenmerkt door het feit, dat de Heer Jezus in haar midden is en dat de Heilige Geest er woont en werkt. De gemeente van God is geenszins een losjes aaneengeschakeld systeem van onafhankelijke gemeenten, maar een systeem van vrijwillig met elkaar verbonden groepen. Het is ook geen systeem met een centrale, menselijke leiding.

Onafhankelijke groepen christenen, dat is bijna een “natuurwet”, nemen gewoonlijk vroeg of laat “open” neigingen aan. Dit is alleen mogelijk, indien de bijbelse grond van de eenheid van het lichaam niet ingenomen wordt. Deze openheid blijkt onder meer uit het niet in aanmerking nemen van de bijbelse leer bij de uitoefening van de gemeenschap, uit het verontreinigen van zichzelf door verbinding met het kwaad, en ook hieruit, dat met degenen die uit ons midden werden weggedaan, men samenwerkt en zelfs het brood gebroken wordt. Een dergelijk gedrag kan ons alleen maar zeer bedroefd maken, want wij hebben deze broeders in de Heer lief en wensen hen het beste. Maar we kunnen deze weg met hen niet gaan.

Het doet ons echter de oren spitsen en opmerken, en maant ons tot de uiterste waakzaamheid, wanneer wij horen dat broeders in ons midden de weg die wij tot nu toe hebben gevolgd nu als te nauw afschilderen, en een grotere toegeeflijkheid eisen en praktiseren in de omgang met groepen van het beschreven soort. Wij hebben zeker geen reden om ons boven andere kinderen van God te plaatsen, integendeel. Dat heb ik al laten zien. Maar dit kan niet de weg van God zijn. Wat wordt gepropageerd als ‘christelijke vrijheid en liefde’ is in feite niets anders dan onafhankelijkheid.

Wij zijn er zeker toe gehouden de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede. Laten we alles in het werk stellen om dat te doen. Maar als men principes van het Woord van God wil loslaten, moeten wij een duidelijk en resoluut standpunt innemen. Want als wij de bijbelse afzondering zouden opgeven, zouden wij een christelijke groep worden onder vele andere. Inderdaad, ik zou niet weten waar ik het getuigenis van het ene lichaam zou moeten zoeken. Laten we dit ernstig overwegen: als we het beginsel van de onafhankelijkheid van de gemeenten zouden aannemen, is ons getuigenis van de eenheid van het lichaam van Christus weggevallen.

Niemand beschuldigt ons nu van hoogmoed of van aanmatiging. Het gaat helemaal niet om ons, om onze eer of positie, onze kennis, onze mening of iets dergelijks, maar gewoon om de eer van de Heer. Hij is het Hoofd van het lichaam, de gemeente, en Hem als het hoofd moeten wij vasthouden (Kol 2:19). Maar als God ons het getuigenis van Christus en Zijn gemeente heeft toevertrouwd, moeten wij dat dan lichtvaardig opgeven onder invloed van de vrijzinnigheid van onze tijd? Nooit! Laten we liever de weg blijven bewandelen in de eenheid van de Geest met zovelen als we kunnen (2 Tim. 2:22). Het is een smalle weg, dat is zeker, maar een gelukkige. Want daarop hebben wij de goedkeuring van Hem, die gestorven is om de verstrooide kinderen van God tot één te vergaderen (Joh. 11:52). Deze weg is, laat het nogmaals gezegd zijn, smal genoeg in zijn beginselen om alle kwaad te verwerpen, en breed genoeg om al Gods kinderen vanharte te omhelzen. Gods Woord kent geen andere weg, en daarom willen wij deze weg gaan – totdat Hij komt. God helpe ons om dit te doen!

_____________ 

OPMERKINGEN:
1. De gemeente van God op een plaats bestaat uit alle kinderen van God daar, maar als uitdrukking van de gemeente van God erkent de Heer door Zijn aanwezigheid de twee of drie die tot Zijn Naam vergaderd zijn. En het feit dat de Heer deze twee of drie erkent, niet alleen op deze plaats, maar op de meest uiteenlopende plaatsen op aarde, plaatst hen op een grond van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en voorrecht, waar handelingen van de gemeenten in toelating of tucht wederzijds worden erkend, en waar de ongehinderde uitoefening van christelijke gemeenschap in elk opzicht in principe mogelijk is. Zo’n kring van gemeenschap heeft niets sektarisch. Integendeel, het ontkennen daarvan onder het voorwendsel van het vermijden van sektarische tendensen, leidt onvermijdelijk tot openlijke onafhankelijkheid.
2. De lezer neme het mij niet kwalijk, dat ik vanwege de eenvoudigheid de termen “wij” en “van ons” gebruik. Zij zijn bedoeld om degenen te beschrijven, die naar de eenheid van de Geest willen streven en willen samenkomen op basis van het éne lichaam.
NOTEN VERTALER:
1. Dat zijn partijen of scholen gegrond op een éénzijdige (al of niet juiste) leer; de grondbetekenis van het woord is ‘keuze’, in de zin van een gekozen favoriete (meest eigenwillige) mening; vergelijk Gal. 5:20 en 2 Petr. 2:1.
2. Zie o.a. 1 Tim. 6:11; 2 Tim. 3:10,14; 2 Tim. 4:5.

 

Christian Briem; ©www.bibelpraxis.de

14.12.2003.
Geactualiseerd in het Nederlands: 28-04-2021.

 

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW