2 jaar geleden

Markus 6 vers 50 en 51

“Hebt goede moed, Ik ben het, weest niet bang. En Hij klom bij hen in het schip, en de wind ging liggen.”

Het was een onvergetelijke nacht. De Heer was de berg opgegaan om te bidden, terwijl de discipelen vooruit gingen naar de overkant. Plotseling werd het schip getroffen door een storm. De discipelen kenden het meer en zijn verraderlijke stormen, maar deze keer was het bijzonder erg. Urenlang roeiden ze met veel inspanning, maar ze kwamen nauwelijks vooruit. Diep in de nacht kwam de Heer naar hen toe, lopend over het water. De discipelen meenden een spook te zien en schreeuwden van angst. Toen hoorden ze de vertrouwde stem van hun Meester: “Hebt goede moed, Ik ben het.” Hij klom bij hen in het schip en de wind ging liggen.

Tijdens de storm vroegen de discipelen zich misschien verwonderd af: “Waarom zei Hij dat we het meer moesten oversteken? Wist Hij niet hoe het weer zou veranderen? Had Hij de storm en alle ellende niet kunnen voorkomen?” Het zou een kleinigheid voor de Heer zijn geweest om hen een rustige overtocht te schenken. Maar zouden ze dan hebben uitgeroepen: “Werkelijk, U bent Gods Zoon” (Matth. 14:33)?

Komen soortgelijke vragen niet af en toe in onze harten op wanneer we moeilijkheden tegenkomen, de wind tegen is en de golven van de omstandigheden dreigend over ons heen buitelen? De vraag “Waarom?” wordt ontelbare keren gesteld en twijfels kwellen ons. De Heer lijkt niet te antwoorden. Is Hij ons vergeten? Maar dan horen we Zijn stem, roepend: “… Ík zal u niet vergeten. Zie, Ik heb u in beide handpalmen gegrafeerd” (Jes. 49:15-16). “Hebt goede moed, Ik ben het; weest niet bang!”

Hij denkt aan ons en grijpt voor ons in. Op het juiste moment legt Hij de wind en de golven het zwijgen op. En Zijn liefde en kracht zullen een diepe indruk op ons maken.

 

© The Good Seed

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW