19 jaar geleden
Maarten Luther (9)
Zoals we al gezien hebben, vertaalde Luther het Nieuwe Testament uit het Grieks in het Duits, een ongeëvenaarde prestatie. Er bestonden toen alleen nog maar vertalingen van de Latijnse overzetting, de Vulgata. Luther maakte als eerste de humanistische leus “terug naar de bronnen” dienstbaar aan de kerk. Hij was een taalgenie …
Het Woord van God niet meer verborgen …
Zoals we al gezien hebben, vertaalde Luther het Nieuwe Testament uit het Grieks in het Duits, een ongeëvenaarde prestatie. Er bestonden toen alleen nog maar vertalingen van de Latijnse overzetting, de Vulgata. Luther maakte als eerste de humanistische leus “terug naar de bronnen” dienstbaar aan de kerk. Hij was een taalgenie getuige zijn prachtige bijbelvertaling, waardoor er temidden van de vele dialecten een Duitse eenheidstaal ontstond. Hij deed hier twaalf jaar over [vergelijk dat maar eens met de huidige nieuwe bijbelvertaling van 2004 in ons land]. Het Nieuwe Testament had hij binnen drie maanden vertaald. Hij vertaalde uit het door Erasmus uitgegeven Griekse Nieuwe Testament. Nadat ook Melanchton de vertaling getoetst had, kwam het in september 1522 uit, toen hij Wartburg al verlaten had. Binnen enkele dagen waren er in Wittenberg en omgeving al meer dan 3000 exemplaren van verkocht. Naar onze geldwaarde omgerekend kostte het ongeveer 28 euro. Het eerste exemplaar was bestemd voor de slotvoogd van de Wartburg.De volgende statistiek bewijst welk een wonderbare voorspoed het werk vergezelde: “Een tweede uitgaaf verscheen in december van hetzelfde jaar. In 1533 waren zeventien uitgaven gedrukt in Wittenberg, dertien in Augsburg, twaalf in Bazel, één in Grimma, één in Leipzig en dertien in Straatsburg”. In 1534 verscheen het gehele werk voorzien van fraaie illustraties.
Ondertussen ging Luther verder met de vertaling van het Oude Testament. Met behulp van Melanchton en andere vrienden werd het werk bij gedeelten uitgegeven, naarmate zij gereed waren, tot in het jaar 1530 alles compleet was. Het grote werk van Luther was hiermee voleindigd. Vroeger had hij gesproken; nu zou God zelf spreken tot de harten en gewetens van de mensen. aangrijpende gedachte. Het Goddelijk getuigenis van de waarheid overgegeven aan een grote natie, die voorheen omkwam door gebrek aan kennis. Het Woord van God niet meer verborgen onder een onbekende taal; de weg van de vrede niet meer verduisterd door de overleveringen van de mensen. En het getuigenis van God zelf aangaande Christus en de behoudenis gered uit de bijgelovigheden van het roomse systeem.
Nu kan men op twee manieren vertalen: men kan de lezers tot de tekst brengen, of de tekst tot de lezers brengen. Luther deed het laatste. De Bijbel moest in de volle zin van het woord een volksboek worden. Met een bijna onfeilbaar taalgevoel heeft hij de gesproken taal en de schrijftaal verbonden. Hij was dichter en geleerde tegelijk, dat bleek duidelijk uit dit werk. Heel zijn leven bleef hij bezig met verbeteringen aan te brengen, vooral in het Oude Testament. In 1541 verscheen wat men zou kunnen noemen de standaard-uitgave; deze was “geheel herzien”. Luther noemde zijn boeken “verward” of “onaf” – maar aan zijn Bijbelvertaling werkte hij met groot geduld, dagenlang kon hij bezig zijn met één tekst. Nooit was het goed genoeg. De laatste gedrukte pagina die hij onder ogen kreeg, enkele dagen voor zijn dood, was een correctieproef van de Bijbel.
De algemene voortgang van de Hervorming
De machtige beweging, waarover wij het nu hebben, kende geen grens en geen einde. De ontwaking in het Duitse rijk, de herleving van het evangelie en de toenemende belangrijkheid van de hervorming hadden grote invloed op de algemene toestand van Europa. Zweden, Denemarken, Holland, Zwitserland, Belgie, Italie, Spanje, Frankrijk en Groot-Brittannë werden meegesleept in de stroom van de grote godsdienstige omkeer. Het betrof niet meer een plaatselijke, zelfs niet een nationale zaak, maar de allesbeheersende hoofdvraag van de tijd. Elke regering ondervond, dat zij, willens of onwillens, bij haar staatsbeleid met de Hervorming te rekenen had; en dat de grondslagen van de oudste rijken geschokt werden door deze nieuwe strijd over de godsdienst.
De mensen trokken heen en weer, overal nieuwe berichten overbrengende van de wondervolle dingen, die er gebeurden. In alle havens kwamen schepen aan, die in het geheim balen vol nieuwe vertalingen en geschriften van de hervormers ontlaadden. De belangstelling werd algemeen, al was het niet te verwachten, dat de oude kerk, indien zij maar geruggesteund werd door de wereldlijke macht, zou toelaten dat de nieuwe gevoelens in haar boezem wortel schoten, zonder dat zij een worsteling zou beproeven om ze uit te roeien. Ernstige mannen, van de noodzaak van een hervorming overtuigd, en niet in staat hun overtuiging te onderdrukken, predikten Christus met grote dapperheid. Zelfs onder de monnikspij klopten eerlijke harten, die durfden te verkondigen dat Christus het einde van de wet was tot rechtvaardigheid voor een ieder die gelooft, en dat God alleen de zonden kon vergeven door het geloof in het kostbare bloed van Christus. De geestelijke machthebbers, bespeurende dat dergelijke leringen hun alle vermogen en voordeel ontroven, ja zelfs het bestaan onmogelijk maken zouden, hieven luid de kreet aan van “Ketterij! Ketterij!” Kerkelijke banvloeken werden gevolgd door koninklijke bevelschriften; vervolgingen werden op touw gezet tegen de predikers; gevangennemingen hadden plaats op grote schaal; de pijnbank werd toegepast; de vlammen ontstoken, kortom, de schrikwekkende verhalen van protestantse martelaren namen een aanvang. Een tijdlang heeft het bijgeloof de overhand; de godzaligen moeten lijden; maar de kracht van de Heer en Zijn waarheid overwinnen met macht.
Echter kunnen wij ons nu in dit alles niet verdiepen, maar moeten eerst naar Duitsland terugkeren, om de opkomst waar te nemen van het protestantisme, dat een nieuwe richting gaf aan de geestelijke geschiedenis van de mensheid.
De Hervorming en Hendrik VIII
De snelle verspreiding van het Nieuwe Testament van Luther en de verbazende uitwerking daardoor teweeggebracht in de huisgezinnen, maakten de vrees gaande van de pauselijke partij. De tijdelijke macht, door de geestelijken bewerkt, verbood, onder bedreiging met de strengste straffen, het in omloop brengen van het veroordeelde boek. Een van de grootste koningen van de Christenheid trad daarop in het strijdperk tegen de vermetele monnik van Wittenberg. De dappere Hendrik VIII van Engeland, door zijn vader voor de kerk bestemd, achtte het ogenblik gunstig om zijn talent te tonen, en schreef een boek over de zeven sacramenten in antwoord op het geschrift van Luther over de “Babylonische gevangenschap”. Geen van de geschriften van de hervormer wekte zozeer de verontwaardiging van de pausgezinden op als zijn “Babylonische gevangenschap”. Het behoeft ons daarom niet te verwonderen, dat een zo hooggeplaatst advocaat door de paus gevleid en gestreeld werd, en begroet met de naam van “Verdediger van het geloof”, welke nog altijd een van de titels van de Engelse kroon uitmaakt. Zich verdedigende tegen zijn koninklijke aanvaller, was Luther allesbehalve gematigd, maar toonde zijn prikkelbaar gestel door het gebruiken van beledigende woorden die hij liever had moeten inhouden. Tegen het einde van het jaar 1521 had een grote omkeer plaats in de staatkunde van het Vaticaan. Leo stierf. De prachtlievende, maar als onzedelijk bekende paus zou nu niet langer oordelen, maar geoordeeld worden. Zijn laatste werk was de verwerping van de leer van de rechtvaardiging door het geloof, omdat zij, zoals hij beweerde, aan alle zedelijkheid de doodsteek gaf; en intussen verspilden hij en zijn zedeloze kardinalen hun tijd, en verwoestten hun gezondheid in overdadige en wulpse vermaken, en bevorderden de opvoering van kostbare en zedeloze schouwtonelen.Hij werd opgevolgd door de enige Nederlander die ooitde pauselijke Stoel beklommen heeft, Adriaan VI1, een zedelijker persoon dan Leo, maar niet minder gekant tegen de waarheid van het evangelie.
Lutherse kerken
Spoedig na de terugkeer van Luther van de Wartburg vergaderden de Staten tot een rijksdag in Neurenberg. De bisschoppen die in grote getale de bijeenkomst bijwoonden, riepen luid om de uitvoering van het vonnis, dat tegen de aartsketter te Worms was uitgevaardigd. Doch na enige woordenstrijd die tot geen overeenstemming leidde, werd de rijksdag verdaagd tot de volgende herfst.
Ondertussen zette de hervormer, de pauselijke banvloek en het keizerlijk edikt openlijk trotserend, zijn eigen werk aanhoudend voort, predikende en schrijvende; terwijl Melanchton zijn godgeleerde studies vervolgde. Er kan van dit tijdvak met recht gezegd worden, dat “het Woord van de Heer toenam met macht en sterker werd” (zie Handelingen 19:20). Monniken verlieten hun kloosters, en werden de werktuigen ter verbreiding van het evangelie. Luther vermeldt in een brief aan Spalatin de ontsnapping uit haar klooster van negen nonnen, onder wie hij spreekt over Catharina van Bora, die later zijn vrouw werd. Nieuwe vormen van eredienst werden langzamerhand ingevoerd in hetgeen men nu “Lutherse kerken” begon te noemen; doch er werd daarbij met grote nauwkeurigheid en omzichtigheid te werk gegaan. Als een verstandig man oefende Luther veel geduld tegenover hen, die slechts stap voor stap uit het oude stelsel in het nieuwe over konden gaan. Na zijn indrukwekkende verantwoording te Worms, verschijnt hij weinig meer in hetgeen wij het “buitenwerk” van de Hervorming mogen noemen. Voor de keizer had hij een getuigenis afgelegd voor God en Zijn waarheid, zoals aan weinigen ooit gegeven werd. Maar van dat ogenblik af vermindert de glans van de “zedelijke” heerlijkheid van de Hervorming. Het “staatkundige” element mengt er zich in, en wordt weldra overheersend. De uitwendig aanvallende werkzaamheid en de bescherming van de Hervormde kerken geraakte in handen van de wereldlijke vorsten. Dit was de fout, de treurige fout en erfzonde van de hervormers. Wij zullen dit uitvoeriger gadeslaan, wanneer wij de brief aan de gemeente van Sardis onderzoeken.2
De aandacht van de nieuwe paus, Adriaan VI, hield zich bezig met de zaak van Luther en het herstel van de vrede van de kerk. Hij beleed de grote misbruiken van de pauselijke Stoel onder zijn voorganger te betreuren. De 25e november 1522 richtte hij een “brève”3 aan de te Neurenberg vergaderde rijksdag. Hij betreurde daarin de verwoesting van de kerk door de verdorvenheid van een ketter, die noch door de vaderlijke vermaning van Leo, noch door zijn veroordeling te Worms tot zwijgen gebracht kon worden. Hij nodigde de vorsten uit het zwaard te trekken; bracht in herinnering, hoe God Dathan en Abiram gestraft had voor hun verzet tegen de hogepriester; en hield hun het edele voorbeeld van hun vrome vaderen voor, die, door een daad van volmaakte gerechtigheid, de wereld verlost hadden van de ketters Huss en Hiëronymus, welke juist op dit ogenblik opgestaan waren in de persoon van Luther.
De honderd grieven
De pauselijke partij verhief zich als één man, en riep om wraak over Luther; maar de wereldlijke vorsten waren veel meer van oordeel, dat het ogenblik genaderd was, waarop zij de last en het juk van Rome konden afschudden, waaronder zij zolang hadden gezucht, en waarover zij zo menigmaal, maar tevergeefs zich hadden beklaagd. Zo gebeurde het, dat zij strijdende voor de leringen van de Hervorming, het in Duitse geschiedboeken zo vermaarde vertoog in gereedheid brachten, dat bekend is onder de naam van “de honderd grieven”.
De tegenstelling tussen de wereldlijke en de geestelijke bestanddelen in de grote hervormingsbeweging werd nu openbaar, al had beider invloed éénzelfde gevolg, namelijk de vernedering en omverwerping van de algemene onderdrukker. Het was niet meer de alleenstaande, eenvoudige monnik, die in de kracht van God en Zijn waarheid, de Goliath van het pausdoms tegentrad, noch de vreedzame zegepraal van Worms; maar er mengde zich nu bittere, staatkundige twist en krijgskundige berekening in de zaak. Het licht en de waarheid van God, bij de Hervorming betrokken, schijnen op deze hoogte van haar geschiedenis, niet tot verdere openbaring en ontwikkeling gekomen te zijn. Wij kunnen bij hervormers geen voortgang in het verstaan van de waarheid meer ontdekken van de tijd af dat de vorsten zich gingen opmaken om haar uit te breiden met behulp van het zwaard. Hoezeer Luther een man was van het meest oprechte geloof, bleef hij in gebreke op te merken, dat de medewerking van de vorsten moest uitlopen op de verwezenlijking van hun eigen zelfzuchtige plannen. En zodoende vertoonde zich spoedig een zeker geestelijk bederf in hetgeen door het geloof verkregen en gewonnen was.De “grieven” hoeven hier niet één voor één te worden opgesomd; zij waren meest van kerkelijke aard, en aan alle naties van de Christenheid gelijk. Drukkende belasting, onophoudelijke heffing van tienden onder valse voorwendsels, de onwetendheid en volslagen onbekwaamheid van de gevestigde geestelijke herders, een verderfelijke overtolligheid van feestdagen, de kwistigheid waarmee absoluties en aflaten uitgedeeld werden, de afpersingen van de geestelijkheid voor de toediening van de sacramenten. Kortom, het te koop stellen voor geld van de heilige dingen in het algemeen en de onzedelijkheid van de meerderheid van de geestelijke stand. Maar hoewel het doel van de vorsten alleen gericht was op een hervorming van de uitwendigheden van de kerk – en dat van Luther bestond in een herlevendiging van de godsdienst, zelfs ten koste van de kerk -, viel het verschil tussen deze bedoelingen op dit ogenblik aan geen van beiden in het oog omdat beiden door éénzelfde haat aangevuurd werden, en tot op zekere hoogte een gemeenschappelijke zaak voorstonden. Niettemin waren de gevolgen nadelig voor de bevordering van de waarheid en de verspreiding van het licht.
Luther en zijn gezin
We willen nu een “korte schets” tussenvoegen over Luther en zijn gezin.Daarvoor moeten we even terug naar 1523. Toen kwam een van de vrienden van Luther naar Wittenberg samen met negen nonnen, die met nog drie anderen onder invloed van de prediking van Luther uit hun klooster bij Torgau waren gevlucht. Drie van haar waren naar haar familie teruggekeerd. Luther nam de verzorging van de negen anderen op zich. Hij zag het huwelijk als een veilige bestemming voor deze vrouwen want zij waren, zoals hij een ongetrouwde vriend vertelde, allen “mooi, ontwikkeld en van adellijke familie”. Ze bezaten echter schoenen noch kleren. Eén van deze nonnen, Katharina von Bora, zou later de echtgenote van Luther worden. Zelf had hij daar geen idee van, want zij raakte eerst verloofd met één van zijn leerlingen, een voorname jongeman uit Neurenberg. Die liet haar echter in de steek voor een rijk meisje. Toen een vriend van Luther die hij over trachtte te halen met Katharina te trouwen, niet opdat voorstel inging, besloot hijzelf met haar te trouwen. Dat gebeurde dan ook omstreeks de zomer van het jaar 1525. Zij was toen 26 jaar oud, hij bijna 42 jaar. Het huwelijk van Luther werd voor zijn leven en werk van grote waarde. Zijn huis werd een toevlucht en een zegen voor velen. Käthe was een flinke huisvrouw die steeds voor haar gezin in de weer was en energie genoeg had, om ook nog een boerderij buiten Wittenberg te verpachten en te beheren. Luther had ook wel een flinke vrouw nodig, want zelf kon hij helemaal niet met geld omgaan. Hij had rijk kunnen zijn als hij zich behoorlijk had laten betalen voor zijn lezingen en boeken. In plaats daarvan leefde een hele schare drukkers grotendeels van de opbrengst van zijn pennevruchten. Zoals al werd opgemerkt, was zijn huisvrouw een toevlucht en een zegen voor velen. Het werd een soort herberg voor armen en behoeftigen, een toevluchtsoord voor zieken en gezonden. Wat dat betreft paste Luther het evangelie ook in de praktijk toe. Ze woonden in het voormalige Zwarte Klooster te Wittenberg. Hier kregen Maarten en Käthe drie zonen en drie dochters. Hij was een ideale vader die dol was op zijn kinderen. Hij deed dan ook niets liever dan met hen in de tuin spelen. Twee kinderen moesten ze al jong afstaan. Vooral het verlies van zijn lieftallig, begaafde dertienjarige dochtertje Magdalena greep hem sterk aan. De maaltijden in de kring van gasten en goede vrienden waren de ogenblikken waarin Luther verpozing zocht van het dagelijkse werk en de dagelijkse zorgen. Hij hield ervan merkwaardige belevenissen te vertellen en in nu eens ernstige, dan weer schertsende vorm te luchten wat hij op het hart had. Deze “tafelgesprekken” werden op hoge prijs gesteld door hen die erbij aanwezig waren. Enkele vrienden en bekenden van hem tekende de woorden van hun gastheer op en zo ontstonden de verschillende bloemlezingen van deze tafelgesprekken. Na de maaltijd zong en musiceerde hij graag. “Vrouwe Musica” was hem even lief als de tuin met bomen, bloemen en vogels. Tegen dansen in huiselijke kring had hij geen bezwaar, als alles maar rustig en beschaafd toeging. Het gezin was voor Luther een verbindingsschakel tussen kerk en staat. Het gezin schilderde hij af als een kleine gemeente, waarin de huisvader een priesterlijke functie had.
Wordt D.V. vervolgd.
NOTEN:
1. Adriaan werd in 1459 in Utrecht geboren. Zijn vader was een handwerksman, zijn moeder wasvrouw. Na hoogleraar te Leuven en onderwijzer van Karel V, kardinaal en bisschop van Tortosa, geweest te zijn, werd hij 9 Januari 1522 tot paus verkozen. Hij beschouwde Luther als een aartsketter, een tweede Mohammed.
2. Hier komen we D.V. in een van de volgende nummers van Frisse Wateren op terug.
3. “Brève”, van het Latijnse brevis, kort, is de naam die gegeven wordt aan sommige pauselijke brieven, die zich van de “bul” onderscheiden door hun kortheid en mindere belangrijkheid. In de “brève” spreekt de paus zonder het college van kardinalen gehoord te hebben.
Bronnen:
Luther – zijn weg en werk, W.J. Kooiman;Geschiedenis der kerk, dr. H. Berkhof;
Grote geïllustreerde wereldgeschiedenis, verschenen bij Bosch & Keuning n.v. te Baarn;
Geschiedenis in Thema en Taak, deel I, W.F. Kalkwiek en J. Wilschut.
Algemene geschiedenis van de Christelijke Kerk, A. Miller.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Maarten Luther (9)
Het Woord van God niet meer verborgen …
Zoals we al gezien hebben, vertaalde Luther het Nieuwe Testament uit het Grieks in het Duits, een ongeëvenaarde prestatie. Er bestonden toen alleen nog maar vertalingen van de Latijnse overzetting, de Vulgata. Luther maakte als eerste de humanistische leus “terug naar de bronnen” dienstbaar aan de kerk. Hij was een taalgenie getuige zijn prachtige bijbelvertaling, waardoor er temidden van de vele dialecten een Duitse eenheidstaal ontstond. Hij deed hier twaalf jaar over [vergelijk dat maar eens met de huidige nieuwe bijbelvertaling van 2004 in ons land]. Het Nieuwe Testament had hij binnen drie maanden vertaald. Hij vertaalde uit het door Erasmus uitgegeven Griekse Nieuwe Testament. Nadat ook Melanchton de vertaling getoetst had, kwam het in september 1522 uit, toen hij Wartburg al verlaten had. Binnen enkele dagen waren er in Wittenberg en omgeving al meer dan 3000 exemplaren van verkocht. Naar onze geldwaarde omgerekend kostte het ongeveer 28 euro. Het eerste exemplaar was bestemd voor de slotvoogd van de Wartburg.De volgende statistiek bewijst welk een wonderbare voorspoed het werk vergezelde: “Een tweede uitgaaf verscheen in december van hetzelfde jaar. In 1533 waren zeventien uitgaven gedrukt in Wittenberg, dertien in Augsburg, twaalf in Bazel, één in Grimma, één in Leipzig en dertien in Straatsburg”. In 1534 verscheen het gehele werk voorzien van fraaie illustraties.
Ondertussen ging Luther verder met de vertaling van het Oude Testament. Met behulp van Melanchton en andere vrienden werd het werk bij gedeelten uitgegeven, naarmate zij gereed waren, tot in het jaar 1530 alles compleet was. Het grote werk van Luther was hiermee voleindigd. Vroeger had hij gesproken; nu zou God zelf spreken tot de harten en gewetens van de mensen. aangrijpende gedachte. Het Goddelijk getuigenis van de waarheid overgegeven aan een grote natie, die voorheen omkwam door gebrek aan kennis. Het Woord van God niet meer verborgen onder een onbekende taal; de weg van de vrede niet meer verduisterd door de overleveringen van de mensen. En het getuigenis van God zelf aangaande Christus en de behoudenis gered uit de bijgelovigheden van het roomse systeem.
Nu kan men op twee manieren vertalen: men kan de lezers tot de tekst brengen, of de tekst tot de lezers brengen. Luther deed het laatste. De Bijbel moest in de volle zin van het woord een volksboek worden. Met een bijna onfeilbaar taalgevoel heeft hij de gesproken taal en de schrijftaal verbonden. Hij was dichter en geleerde tegelijk, dat bleek duidelijk uit dit werk. Heel zijn leven bleef hij bezig met verbeteringen aan te brengen, vooral in het Oude Testament. In 1541 verscheen wat men zou kunnen noemen de standaard-uitgave; deze was “geheel herzien”. Luther noemde zijn boeken “verward” of “onaf” – maar aan zijn Bijbelvertaling werkte hij met groot geduld, dagenlang kon hij bezig zijn met één tekst. Nooit was het goed genoeg. De laatste gedrukte pagina die hij onder ogen kreeg, enkele dagen voor zijn dood, was een correctieproef van de Bijbel.
De algemene voortgang van de Hervorming
De machtige beweging, waarover wij het nu hebben, kende geen grens en geen einde. De ontwaking in het Duitse rijk, de herleving van het evangelie en de toenemende belangrijkheid van de hervorming hadden grote invloed op de algemene toestand van Europa. Zweden, Denemarken, Holland, Zwitserland, Belgie, Italie, Spanje, Frankrijk en Groot-Brittannë werden meegesleept in de stroom van de grote godsdienstige omkeer. Het betrof niet meer een plaatselijke, zelfs niet een nationale zaak, maar de allesbeheersende hoofdvraag van de tijd. Elke regering ondervond, dat zij, willens of onwillens, bij haar staatsbeleid met de Hervorming te rekenen had; en dat de grondslagen van de oudste rijken geschokt werden door deze nieuwe strijd over de godsdienst.
De mensen trokken heen en weer, overal nieuwe berichten overbrengende van de wondervolle dingen, die er gebeurden. In alle havens kwamen schepen aan, die in het geheim balen vol nieuwe vertalingen en geschriften van de hervormers ontlaadden. De belangstelling werd algemeen, al was het niet te verwachten, dat de oude kerk, indien zij maar geruggesteund werd door de wereldlijke macht, zou toelaten dat de nieuwe gevoelens in haar boezem wortel schoten, zonder dat zij een worsteling zou beproeven om ze uit te roeien. Ernstige mannen, van de noodzaak van een hervorming overtuigd, en niet in staat hun overtuiging te onderdrukken, predikten Christus met grote dapperheid. Zelfs onder de monnikspij klopten eerlijke harten, die durfden te verkondigen dat Christus het einde van de wet was tot rechtvaardigheid voor een ieder die gelooft, en dat God alleen de zonden kon vergeven door het geloof in het kostbare bloed van Christus. De geestelijke machthebbers, bespeurende dat dergelijke leringen hun alle vermogen en voordeel ontroven, ja zelfs het bestaan onmogelijk maken zouden, hieven luid de kreet aan van “Ketterij! Ketterij!” Kerkelijke banvloeken werden gevolgd door koninklijke bevelschriften; vervolgingen werden op touw gezet tegen de predikers; gevangennemingen hadden plaats op grote schaal; de pijnbank werd toegepast; de vlammen ontstoken, kortom, de schrikwekkende verhalen van protestantse martelaren namen een aanvang. Een tijdlang heeft het bijgeloof de overhand; de godzaligen moeten lijden; maar de kracht van de Heer en Zijn waarheid overwinnen met macht.
Echter kunnen wij ons nu in dit alles niet verdiepen, maar moeten eerst naar Duitsland terugkeren, om de opkomst waar te nemen van het protestantisme, dat een nieuwe richting gaf aan de geestelijke geschiedenis van de mensheid.
De Hervorming en Hendrik VIII
De snelle verspreiding van het Nieuwe Testament van Luther en de verbazende uitwerking daardoor teweeggebracht in de huisgezinnen, maakten de vrees gaande van de pauselijke partij. De tijdelijke macht, door de geestelijken bewerkt, verbood, onder bedreiging met de strengste straffen, het in omloop brengen van het veroordeelde boek. Een van de grootste koningen van de Christenheid trad daarop in het strijdperk tegen de vermetele monnik van Wittenberg. De dappere Hendrik VIII van Engeland, door zijn vader voor de kerk bestemd, achtte het ogenblik gunstig om zijn talent te tonen, en schreef een boek over de zeven sacramenten in antwoord op het geschrift van Luther over de “Babylonische gevangenschap”. Geen van de geschriften van de hervormer wekte zozeer de verontwaardiging van de pausgezinden op als zijn “Babylonische gevangenschap”. Het behoeft ons daarom niet te verwonderen, dat een zo hooggeplaatst advocaat door de paus gevleid en gestreeld werd, en begroet met de naam van “Verdediger van het geloof”, welke nog altijd een van de titels van de Engelse kroon uitmaakt. Zich verdedigende tegen zijn koninklijke aanvaller, was Luther allesbehalve gematigd, maar toonde zijn prikkelbaar gestel door het gebruiken van beledigende woorden die hij liever had moeten inhouden. Tegen het einde van het jaar 1521 had een grote omkeer plaats in de staatkunde van het Vaticaan. Leo stierf. De prachtlievende, maar als onzedelijk bekende paus zou nu niet langer oordelen, maar geoordeeld worden. Zijn laatste werk was de verwerping van de leer van de rechtvaardiging door het geloof, omdat zij, zoals hij beweerde, aan alle zedelijkheid de doodsteek gaf; en intussen verspilden hij en zijn zedeloze kardinalen hun tijd, en verwoestten hun gezondheid in overdadige en wulpse vermaken, en bevorderden de opvoering van kostbare en zedeloze schouwtonelen.Hij werd opgevolgd door de enige Nederlander die ooitde pauselijke Stoel beklommen heeft, Adriaan VI1, een zedelijker persoon dan Leo, maar niet minder gekant tegen de waarheid van het evangelie.
Lutherse kerken
Spoedig na de terugkeer van Luther van de Wartburg vergaderden de Staten tot een rijksdag in Neurenberg. De bisschoppen die in grote getale de bijeenkomst bijwoonden, riepen luid om de uitvoering van het vonnis, dat tegen de aartsketter te Worms was uitgevaardigd. Doch na enige woordenstrijd die tot geen overeenstemming leidde, werd de rijksdag verdaagd tot de volgende herfst.
Ondertussen zette de hervormer, de pauselijke banvloek en het keizerlijk edikt openlijk trotserend, zijn eigen werk aanhoudend voort, predikende en schrijvende; terwijl Melanchton zijn godgeleerde studies vervolgde. Er kan van dit tijdvak met recht gezegd worden, dat “het Woord van de Heer toenam met macht en sterker werd” (zie Handelingen 19:20). Monniken verlieten hun kloosters, en werden de werktuigen ter verbreiding van het evangelie. Luther vermeldt in een brief aan Spalatin de ontsnapping uit haar klooster van negen nonnen, onder wie hij spreekt over Catharina van Bora, die later zijn vrouw werd. Nieuwe vormen van eredienst werden langzamerhand ingevoerd in hetgeen men nu “Lutherse kerken” begon te noemen; doch er werd daarbij met grote nauwkeurigheid en omzichtigheid te werk gegaan. Als een verstandig man oefende Luther veel geduld tegenover hen, die slechts stap voor stap uit het oude stelsel in het nieuwe over konden gaan. Na zijn indrukwekkende verantwoording te Worms, verschijnt hij weinig meer in hetgeen wij het “buitenwerk” van de Hervorming mogen noemen. Voor de keizer had hij een getuigenis afgelegd voor God en Zijn waarheid, zoals aan weinigen ooit gegeven werd. Maar van dat ogenblik af vermindert de glans van de “zedelijke” heerlijkheid van de Hervorming. Het “staatkundige” element mengt er zich in, en wordt weldra overheersend. De uitwendig aanvallende werkzaamheid en de bescherming van de Hervormde kerken geraakte in handen van de wereldlijke vorsten. Dit was de fout, de treurige fout en erfzonde van de hervormers. Wij zullen dit uitvoeriger gadeslaan, wanneer wij de brief aan de gemeente van Sardis onderzoeken.2
De aandacht van de nieuwe paus, Adriaan VI, hield zich bezig met de zaak van Luther en het herstel van de vrede van de kerk. Hij beleed de grote misbruiken van de pauselijke Stoel onder zijn voorganger te betreuren. De 25e november 1522 richtte hij een “brève”3 aan de te Neurenberg vergaderde rijksdag. Hij betreurde daarin de verwoesting van de kerk door de verdorvenheid van een ketter, die noch door de vaderlijke vermaning van Leo, noch door zijn veroordeling te Worms tot zwijgen gebracht kon worden. Hij nodigde de vorsten uit het zwaard te trekken; bracht in herinnering, hoe God Dathan en Abiram gestraft had voor hun verzet tegen de hogepriester; en hield hun het edele voorbeeld van hun vrome vaderen voor, die, door een daad van volmaakte gerechtigheid, de wereld verlost hadden van de ketters Huss en Hiëronymus, welke juist op dit ogenblik opgestaan waren in de persoon van Luther.
De honderd grieven
De pauselijke partij verhief zich als één man, en riep om wraak over Luther; maar de wereldlijke vorsten waren veel meer van oordeel, dat het ogenblik genaderd was, waarop zij de last en het juk van Rome konden afschudden, waaronder zij zolang hadden gezucht, en waarover zij zo menigmaal, maar tevergeefs zich hadden beklaagd. Zo gebeurde het, dat zij strijdende voor de leringen van de Hervorming, het in Duitse geschiedboeken zo vermaarde vertoog in gereedheid brachten, dat bekend is onder de naam van “de honderd grieven”.
De tegenstelling tussen de wereldlijke en de geestelijke bestanddelen in de grote hervormingsbeweging werd nu openbaar, al had beider invloed éénzelfde gevolg, namelijk de vernedering en omverwerping van de algemene onderdrukker. Het was niet meer de alleenstaande, eenvoudige monnik, die in de kracht van God en Zijn waarheid, de Goliath van het pausdoms tegentrad, noch de vreedzame zegepraal van Worms; maar er mengde zich nu bittere, staatkundige twist en krijgskundige berekening in de zaak. Het licht en de waarheid van God, bij de Hervorming betrokken, schijnen op deze hoogte van haar geschiedenis, niet tot verdere openbaring en ontwikkeling gekomen te zijn. Wij kunnen bij hervormers geen voortgang in het verstaan van de waarheid meer ontdekken van de tijd af dat de vorsten zich gingen opmaken om haar uit te breiden met behulp van het zwaard. Hoezeer Luther een man was van het meest oprechte geloof, bleef hij in gebreke op te merken, dat de medewerking van de vorsten moest uitlopen op de verwezenlijking van hun eigen zelfzuchtige plannen. En zodoende vertoonde zich spoedig een zeker geestelijk bederf in hetgeen door het geloof verkregen en gewonnen was.De “grieven” hoeven hier niet één voor één te worden opgesomd; zij waren meest van kerkelijke aard, en aan alle naties van de Christenheid gelijk. Drukkende belasting, onophoudelijke heffing van tienden onder valse voorwendsels, de onwetendheid en volslagen onbekwaamheid van de gevestigde geestelijke herders, een verderfelijke overtolligheid van feestdagen, de kwistigheid waarmee absoluties en aflaten uitgedeeld werden, de afpersingen van de geestelijkheid voor de toediening van de sacramenten. Kortom, het te koop stellen voor geld van de heilige dingen in het algemeen en de onzedelijkheid van de meerderheid van de geestelijke stand. Maar hoewel het doel van de vorsten alleen gericht was op een hervorming van de uitwendigheden van de kerk – en dat van Luther bestond in een herlevendiging van de godsdienst, zelfs ten koste van de kerk -, viel het verschil tussen deze bedoelingen op dit ogenblik aan geen van beiden in het oog omdat beiden door éénzelfde haat aangevuurd werden, en tot op zekere hoogte een gemeenschappelijke zaak voorstonden. Niettemin waren de gevolgen nadelig voor de bevordering van de waarheid en de verspreiding van het licht.
Luther en zijn gezin
We willen nu een “korte schets” tussenvoegen over Luther en zijn gezin.Daarvoor moeten we even terug naar 1523. Toen kwam een van de vrienden van Luther naar Wittenberg samen met negen nonnen, die met nog drie anderen onder invloed van de prediking van Luther uit hun klooster bij Torgau waren gevlucht. Drie van haar waren naar haar familie teruggekeerd. Luther nam de verzorging van de negen anderen op zich. Hij zag het huwelijk als een veilige bestemming voor deze vrouwen want zij waren, zoals hij een ongetrouwde vriend vertelde, allen “mooi, ontwikkeld en van adellijke familie”. Ze bezaten echter schoenen noch kleren. Eén van deze nonnen, Katharina von Bora, zou later de echtgenote van Luther worden. Zelf had hij daar geen idee van, want zij raakte eerst verloofd met één van zijn leerlingen, een voorname jongeman uit Neurenberg. Die liet haar echter in de steek voor een rijk meisje. Toen een vriend van Luther die hij over trachtte te halen met Katharina te trouwen, niet opdat voorstel inging, besloot hijzelf met haar te trouwen. Dat gebeurde dan ook omstreeks de zomer van het jaar 1525. Zij was toen 26 jaar oud, hij bijna 42 jaar. Het huwelijk van Luther werd voor zijn leven en werk van grote waarde. Zijn huis werd een toevlucht en een zegen voor velen. Käthe was een flinke huisvrouw die steeds voor haar gezin in de weer was en energie genoeg had, om ook nog een boerderij buiten Wittenberg te verpachten en te beheren. Luther had ook wel een flinke vrouw nodig, want zelf kon hij helemaal niet met geld omgaan. Hij had rijk kunnen zijn als hij zich behoorlijk had laten betalen voor zijn lezingen en boeken. In plaats daarvan leefde een hele schare drukkers grotendeels van de opbrengst van zijn pennevruchten. Zoals al werd opgemerkt, was zijn huisvrouw een toevlucht en een zegen voor velen. Het werd een soort herberg voor armen en behoeftigen, een toevluchtsoord voor zieken en gezonden. Wat dat betreft paste Luther het evangelie ook in de praktijk toe. Ze woonden in het voormalige Zwarte Klooster te Wittenberg. Hier kregen Maarten en Käthe drie zonen en drie dochters. Hij was een ideale vader die dol was op zijn kinderen. Hij deed dan ook niets liever dan met hen in de tuin spelen. Twee kinderen moesten ze al jong afstaan. Vooral het verlies van zijn lieftallig, begaafde dertienjarige dochtertje Magdalena greep hem sterk aan. De maaltijden in de kring van gasten en goede vrienden waren de ogenblikken waarin Luther verpozing zocht van het dagelijkse werk en de dagelijkse zorgen. Hij hield ervan merkwaardige belevenissen te vertellen en in nu eens ernstige, dan weer schertsende vorm te luchten wat hij op het hart had. Deze “tafelgesprekken” werden op hoge prijs gesteld door hen die erbij aanwezig waren. Enkele vrienden en bekenden van hem tekende de woorden van hun gastheer op en zo ontstonden de verschillende bloemlezingen van deze tafelgesprekken. Na de maaltijd zong en musiceerde hij graag. “Vrouwe Musica” was hem even lief als de tuin met bomen, bloemen en vogels. Tegen dansen in huiselijke kring had hij geen bezwaar, als alles maar rustig en beschaafd toeging. Het gezin was voor Luther een verbindingsschakel tussen kerk en staat. Het gezin schilderde hij af als een kleine gemeente, waarin de huisvader een priesterlijke functie had.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW