“Hij nu sprak ook een gelijkenis tot hen, met het oog daarop zij altijd moesten bidden en niet moedeloos worden.”
“Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader die in het verborgen is” (Matth. 6:6). Deze aansporing is persoonlijk, héél persoonlijk. Sommige gelovigen in onze tijd hebben het bidden in hun binnenkamer helemaal opgegeven. Hun persoonlijke contact met God is geleidelijk aan zo volledig verbroken, dat het voor hen lijkt alsof er helemaal geen God meer is. Dit is diep triest. Het is zeker, dat God Zijn trouwe bidders heeft. De Heer is nooit zonder gelovigen die dag en nacht tot Hem roepen, ook al zal het altijd maar een “overblijfsel” zijn. Maar de verschrikkelijke, neerwaarts vloeiende stroom van onze tijd voert “de velen” met zich mee.
De vijand van de zielen zou zich om zijn doel te bereiken geen effectiever middel hebben kunnen aanwenden, dan de smeekbeden van de heiligen voor de troon der genade te stoppen. Als het gebed in de verborgenheid verwaarloosd wordt, “is het hele hoofd ziek en het hele hart zwak.” Er is dan een gebrek aan geestelijke honger, en de behoefte aan gemeenschap met God wordt steeds kleiner. Het werk van de Heilige Geest in de ziel houdt op en maakt plaats voor het werk van een andere geest. Allerlei verleidingen belagen de ziel en satan haalt er met weinig moeite voordeel uit. Niets wil meer lukken, alles gaat verkeerd. Het kan niet anders, want: “Ik kan niet alleen lopen, niet één stap.” Laten we daarom ons persoonlijke gebedsleven serieus onderzoeken voor het aangezicht van de Heer!
O wat goed voor u, hart, als uw gebed nooit zwijgt, als u overal voor uw God staat; als u trouw pleit vanuit het diepst van uw hart, en uw gebed toch lijkt op het stamelen van een kind. En als dan Gods “Amen” klinkt: dan bidt u!
© Der Herr is nahe
Geplaatst in: Christendom, Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW