20 jaar geleden

Lukas 11:9

De treurende nabestaanden zetten boven op de rouwkaart van een van hun geliefden de woorden:

De tijd om God te zoeken is het leven.

De tijd om God te vinden is de dood.

De tijd om bij God te zijn is de eeuwigheid.

De bedroefden vonden vast en zeker troost in deze woorden. Maar kloppen ze eigenlijk wel?

"Zie, nu is het de welaangename tijd, zie nu is het de dag van het heil" zegt het Woord van God in 2 Korinthe 6:2. En ook: "Zoekt de Heere, terwijl Hij te vinden is" (Jesaja 55:6). Ongetwijfeld is dat de tijd van ons leven, misschien zelfs alleen maar een deel daarvan. We moeten dus nu tot God komen, om met Hem over onze schuld te spreken, die ons ver van God verwijderd heeft, zover dat we Hem moeten zoeken. Want met schuldige mensen kan God geen omgang hebben. Dat zou in tegenspraak zijn met Zijn heilige wezen. Als de Zoon van God zegt: "Zoekt, en gij zult vinden", dan bedoelt Hij de tijd van het aardse leven. Niemand hoeft daarmee te wachten tot in zijn dood. Integendeel, wie God hier niet vindt, vindt Hem ook niet meer in de dood en kan al helemaal niet in de eeuwigheid bij Hem zijn.

De dood is het loon van de zonde en scheidt elk mens voor eeuwig van God, tenzij hij Hem voor die tijd gevonden heeft in Jezus Christus, Zijn Zoon. Zo iemand mag voor altijd bij God zijn, hij wordt zelfs ingevoerd in het Vaderhuis. Dat betekent thuis zijn, rust en geborgenheid hebben. "Niemand komt tot de Vader" (ook niet in Zijn huis) "dan door Mij", zegt de Heer Jezus, de Zoon van de Vader (Johannes 14:6).

Misschien is dit de laatste uitnodiging voor u.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW