Steeds weer wordt gevraagd of men Kerstmis vieren mag. Sommigen kunnen zich de tijd van 24-26 december niet zonder “kerstfeest” en kerstboomtakken of kerstboom voorstellen. Anderen spreken ervan dat zij Kerstmis niet zouden vieren, maar uiteindelijk ontbreekt er alleen de kerstboom, verder is het vergelijkbaar met wat anderen doen, die Kerstmis uitdrukkelijk vieren. Misschien is het nuttig om drie citaten van Bijbeluitleggers uit de 19de en begin 20ste eeuw door te geven.
Frederic Charles Jennings (1847-1948)
“Toen ik in 1877 in gemeenschap kwam met hen, die ‘broeders’ genoemd werden, waren ze vrijwel unaniem in het afzien van alle deelname aan vieringen in verband met Kerst en soortgelijke te verwerpen dingen … Zelfs werden er beschouwingen geschreven tegen Kerstmis … Maar nu, nadat al deze getuigen van de goddelijke waarheden niet meer leven, zijn andere generaties gekomen. Slechts enkelen kijken met dezelfde afkeer naar deze heidense, ja satanische dingen. Immers, wie anders dan satan, de ene grote vijand van onze Heer zou deze hoogst verfoeilijke boosheid aan de naam van de Heer met een leugen durven verbinden? Geliefde broeders en zusters, hebt u niet Kerstmis gevierd? Hebt u niet elkaar een vrolijk kerstfeest toegewenst en daarmee Christus in volledige overeenstemming met Belial gebracht? Dat lijkt mij onuitsprekelijk verschrikkelijk. Zit ik daarmee verkeerd, mijn broeders?” (Een open brief, geciteerd door R.A. Huebner in: Weihnachten oder: Christus mit Belial verbinden).
William Woldridge Fereday (1866-1959)
“Een ontrouwe kerk die het christendom voor de massa’s aantrekkelijk maken wil, geeft de goddelijke waarheid op miserabele wijze op. Want zoals de heidenen generaties lang gewend waren om bepaalde tijden van het jaar ter ere van hun goden drinkgelagen te organiseren, werd hen toegestaan deze nu ook in de naam van Christus voort te zetten. Dat is de onheilige oorsprong van de kersttijd, Wakes (religieuze feestweek in Engeland), etc.” (Bespreking over het zuurdeeg in: ‘Wonderen en de gelijkenissen van onze Heer’).
John Nelson Darby (1800-1882)
“Zogenaamde Christenen willen feesten hebben, en geven aan de heidense feesten christelijke namen. De kerkvader Augustinus informeert ons hierover dat “de kerk” deze feesten hield, opdat als hun leden dronken waren (wat ze zelfs in de kerken werden), dit tot eer van de heiligen, niet van de demonen zou zijn. Een van Gregoriaanse pausen stond bekend om deze procedure, zodat er slechts 17 heidenen in zijn bisdom overbleven. Een andere Gregor paus, die een andere Augustinus naar Engeland zond, droeg hem op dat hij de heidense tempels niet zou vernietigen, maar ze zou ombouwen tot kerken. En aangezien heidenen aan de jaarlijkse viering van hun goden gewend waren, moesten deze worden vervangen door vieringen ten gunste van de zogenaamde heiligen. Op deze wijze werden Europa, Afrika en Azië gekerstend.
Sicilië dat ondanks alle inspanningen heidens was gebleven, was meteen bereid de tempel in kerken om te dopen, toen besloten werd Maria tot Moeder van God te bestemmen, wat ook gebeurde bij gelegenheid van de vergadering, dat ik niet anders dan het beruchte en geniepige Algemene Concilie van Efeze noemen kan.
Het was voor deze voormalige heidenen eenvoudig om de moeder van God als de Moeder van de goden te vereren. Overal nam dronkenschap ter ere van de heiligen in de kerken, zelfs de plaats in van dronkenschap ter ere van de halfgoden, waarvan Augustinus en andere kerkvaders getuigen waren. Dit waren de “feestelijke verjaardagen”, waarbij Kerstmis, wat nog steeds in heidense landen wordt gevierd, de ergste van de heidense feesten en het Midzomerfeest is, zonder dat er aanspraak op gedaan was, dat Christus op die dag geboren zou zijn. Maar omdat ze de heidense praktijken niet stoppen konden, stelden ze gewoon de geboorte van Christus op deze datum. Dus dit is in feite de kerkelijke viering van verjaardagen en van de heiligen. Het moet duidelijk zijn dat dit niets meer is dan een terugkeer naar het heidendom in de ogen van de apostel Paulus. Hij was bang vergeefs aan hen [de Galaten] gearbeid te hebben [1] (“Ik ben bang voor u”, Collected Writings van J.N. Darby, band 29, bladz. 502-503).
Manuel Seibel, © Bibelpraxis.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW