“Maar het betekent voor mij het minste, dat ik door u of door een menselijk gericht wordt beoordeeld; ja, ik beoordeel ook mijzelf niet. Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; maar Hij die mij beoordeelt, is [de] Heer. Oordeelt daarom niets vóór [de] tijd, totdat de Heer komt, die ook wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal ieder zijn lof ontvangen van God” (1 Kor. 4:3-5).
Paulus achtte het oordeel van anderen niet gering. In hoofdstuk 14 schreef hij, dat twee of drie profeteren en de anderen moeten oordelen. Het oordeel van anderen wordt dus nadrukkelijk gewenst en dient door ons te worden gerespecteerd. Maar in 1 Korinthe 14 gaat het om iets wat geuit wordt. Dit is onder onderhevig aan het oordeel van anderen.
In 1 Korinthe 4 echter gaat het om de vraag of een dienaar trouw is. Tot deze trouw hoort ook, wat in je hart gaande is, en wat in het verborgen gebeurt (vs. 4). En dat, wat in het verborgen gebeurt en gebleven is, kunnen anderen niet beoordelen. Daarom, als iemand meent, ons als trouw of ontrouw te moeten aanduiden, dan moeten we niet daar niet al te veel van schrikken.
Paulus zei ook, dat hij zichzelf niet beoordeelt. In 1 Korinthe 11 echter, beveelt hij ons aan dat we onszelf moeten oordelen, als we naar maaltijd van de Heer gaan. Hoe is dat nu weer te rijmen? Nu, we beoordelen dat, wat ons geweten duidelijk geworden is. Wij belijden specifieke zonden. Maar in 1 Korinthe 4 gaat het over de vraag of wij trouwe dienaren zijn, waartoe ook de toestand van ons hart behoort. En hier kunnen we van onszelf geen getuigenis geven.
Dit is daarom ook zo, omdat we ons eigen hart niet echt kennen! “Arglistig is het hart boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?” (Jer. 17:9). Zelfs dan, wanneer ons geweten ons niet aanklaagt, is dit niet een objectieve maatstaf, dat alles in orde is. In ons hart kan nog altijd iets zijn, wat de Heer veroordeelt, wat wij echter niet onderkennen.
We leren: Met het oog op anderen zijn we voorzichtig om een oordeel te vormen, want we kunnen niemand in het hart zien. Met het oog op onszelf, zijn we voorzichtig om onszelf te verdedigen, want we kennen ons eigen hart niet goed.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW