“… maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven”.
Iemand die dorstig is naar water is een toepasselijk voorbeeld van onze dorst of ons verlangen naar geluk en echt leven.
In een gesprek met een vrouw uit Samaria verwijst de Heer Jezus Christus naar dit beeld. Hij sprak van “levend water” (Joh. 14:10). Als voorbeeld van deze spreekwijze wordt er geen waterbak dat alleen stilstaand regenwater bevat bedoeld. Hij dacht ook niet aan een periodiek hoog in de lucht spuitende hete bron waarvan het water te heet is om te drinken. De woorden van de Heer hadden meer te doen met altijd stromend, verfrissend koel opwellend water dat onophoudelijk stroomt.
In Johannes 3 vers 16 lezen we van eeuwig leven die allen ontvangen die geloven in de Zoon van God. De illustratie van levend water dat in de gelovige een bron van levend water wordt gaat nog verder. Het houdt in verfrissing, vreugde en kracht dat het leven karakterriseert van hen die in Christus geloven en Hem trouw volgen. Een vergelijking met ander passages uit de Bijbel laat ons niet in twijfel over wat er precies bedoeld wordt: het is een kwestie van de levende kracht van de Heilige Geest die allen ontvangen hebben die geloven in Christus verzoeningswerk (zie Joh. 7:37-39).
De Zoon van God alleen kan onze dorst lessen, ons diep verlangen naar echt leven en voortdurende vreugde.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW